
bevonden, had ook hier ijzer als ruilmiddel het meeste aftrek en
wel voornamehjk in den vorm van de zoogenaamde „rookvleesch-
messen van den comestibles-handelaar: kort breed handvat
met lang plat l e m m e t E n eigenaardig: hoe roestiger het ijzer’
hoe meer door hen begeerd; glimmende exemplaren, van den
laatsten aankoop in de Merauke-toko’s, brachten dan ook minder
aan ethnographica op, dan een roestig restantje van vorige reizen.
Den 2 9 sten werd de tocht om 7 nur ’s mbrgens weder voort-
gezet, zonder dat het gelukt was een der Begi-menschen over
te halen als gids en tolk mede te gaan. Geheei en äl werd
de zaak bhjkbaar nog niet door hen vertrouwd; bij het we?-
stoomen van het schip vertoonden zieh dan ook slechts enkelen
in de „voorgalerij” en maar een wuifde M a m o n a zwakjes met
zijn rookvleesch-mes terug.
De eerstvolgende uren bleek de rivier met zeer flauwe bochten
recht uit het Oosten te komen, dus uit de goede richtin°" ’ —
algemeene tevredenheid derhalve op het voorschip, waar’ de
passagiers van „achteruit” zieh hadden opgesteld om onder het
opstoomen een onbelemmerden blik over de geheele rivier te
kunnen laten gaan. Met behulp van kompas en afstandsmeter
werd daar ook de schetsopname verricht, waarbij tot afwisseling
en tijdpasseering op een gegeven oogenblik een ieder de afstanden
naar de beide oevers schatte, om die dan daarop door den
afstandsmeter te hooren controleeren. Gegeven het bezwaarlijke
van het juist schatten van een afstand over het water, was het
met te verwonderen dat vooral in den aanvang de verschillend
e
opgaven nog al eens uiteen liepen.
Tegen 10 uur moest een scherpe bocht naar het Noorden
gevolgd worden, en steeds verder bleef de rivier a f buigen •
naar het Noordwesten, het Westen, tot W. t. Z. toe en zoo
stoomden we een half uur achtereen weer lustig zeewaarts> —
Algemeen gemopper: „dat gaat zoo niet en zoo komen we er
met ~ . en teg el'jk verlangend uitzien naar de volgende bocht
m de goede richting. Om ix uur werd de koers weder noordelijk
en tegen den middag, juist bij het passeeren van een breeden
zij-arm aan den noordelijken (rechter-)oever — die later bleek de
r Ü ^188 8 Zgn' ”B o s l em m e r -m e s s e n ” der Ned. reisverhalen uit den
. ^ Chlpel Van ca' 18 20 -18 70 . Een naam die, volgens Prof. V e th en waar-
schijnlijk ten rechte, „ ’s-Hertogenbossche-lemmer-messen” voluit zou moeten heeten-
z.e toch V e th s aanteekening 30 in zijn vertaling van W a l la c e ’s Insulinde, II, Amst’
18 7 1 , P- 292; een aanteekening, waarop Prof. W ichmann ons indertijd wees Red
B amg i te heeten - kon weer Oost gestuurd worden. Het was
niet goed uit te maken of het een zij-rivier of een zij-tak was
m. a. w. of zieh hier een zij-rivier in de Digöel stortte, dan wel
of zieh hier een tak naar zee afscheidde; boven en beneden deze
piek bleef toch de hoofdrivier nagenoeg even breed (1550 M.)
terwijl de stroom op dat oogenblik vrijwel „af” was. De vloed
kwam, zooals later bleek, nog-zelfs veel verder de rivier op dan
tot dit punt; toen men den vorigen nacht bij Begi ten anker-lag,
had hij nog gedurende 4 '/2 uur flink doorgestaan en was het
water daarbij 6 voet gerezen. .
Omstreeks half vier in den namiddag kwam de Volk in
8 vadem water onder den linkefoever ten anker, nabij een piek
waar een klif van roode steenaarde vrij steil uit het water oprees.
32. H e t zoogenaamde „ Roode K lif" ] bovemtrooms der Bamgi. 29. 3. ’05.
Tot hiertoe waren de oevers steeds viij laag geweest, 1 a 2 M.
hoog, soms beboscht, soms open met groote aangrenzende gras-
velden In^het oerwoud werden, nu en op latere dagen, onder stoom
of aan wal, vele mooie en goede houtsoorten gezien; ook ver-
schillende soorten van rotan in groote hoeveelheden, benevens
niboeng en bamboe; tot zoover de vloed de rivier opkwam
werd ook veel nipah aangetroffen, terwijl sago-bosschen meermalen
werden voorbijgevaren.