
Onder de bestaande ongunstige omstandigheden de kust niet
willende verlaten, besloot de heer P. M. op de Anna in de Etna-
baai achter te blijven. Het scheepje werd nu nabij de kali die
naar het landingsbivak voerde, ten anker gebracht, op een kwar-
tier afstand roeiens van de aanlegplaats; de Europeesche be-
manning ging weder op de Flamingo over, terwijl de bivakcom-
mandant luitenant O N V L E E , een paar Soldaten ter bewaking aan
boord plaatste.
Den 2en Kerstdag vertrok de Flamingo, eenige door Dr. K o c h
wegens ziekte geevacueerde militairen en koeli’s naar Ambon
medenemende. Op den namiddag begaf de heer P. M. zieh naar
het bivak om te trachten de Timoreezen alsnog over te halen
weder aan het werk te gaan; tevens nam hij hier een schrijven
van kapitein DE R o c h e m o n t in ontvangst, bizonderheden betreffende
de staking bevattende. Evenals reeds in het binnenland
door den Leider van den landtocht geschied was, werd ook nu
weder aan de koeli’s uit het door hen onderteekende contract
voorgelezen, dat zij zieh voor onbepaalden tijd voor den geheelen
duur der expeditie verbonden hadden. Maar niets baatte; zij
bleven weigeren — nu, en ook de volgende dagen, toen nogmaals
getracht werd hen te overreden. Later bekende hun mandoer dat
de reden die zij voor staking opgaven niet de ware was; hij
wist toch, dat zij voor onbepaalden tijd waren aangenomen (er
was op Koepang destijds mondeling door den heer P. M. over
5 a 6 maanden duur gesproken). De mandoer zelf was dan ook
nog eenigen tijd langer bij de colonne gebleven, maar ten laatste
keerde ook hij terug, daar hij zieh zonder zijn landslieden te
eenzaam voelde.
De toestand van den heer S E Y N E K o k was gelukkig vooruit-
gaande; hij had dan ook nog niet naar Ambon geevacueerd
willen worden. Bij zijn herstelling ondervond hij evenwel thans
den terugslag van de zware vermoeienissen en de tijden van
verantwoordelijkheid en spanning, die hij in de laatste twee ja'ar
op zijn zelfstandige tochten in’ Zuid-Nieuw-Guinea had doorleefd.
Dr. K o c h meende dan ook dat hij voorloopig wel niet afdoende
zoude hersteilen, om weder naar de colonne in het binnenland
terug te kunnen gaan.
In de eerste dagen van Januari (1905) kwamen weder siechte
berichten uit het binnenland. D.d. 1 Januari schreef kapitein DE
R o c h e m o n t , onder meer:
„Toestand op het oogenblik allerongunstigst. Madoereezen nagenoeg geene,
„Timoreezen in het geheel geene meer heschikbaar; van Merauke-koeli’s ook
„velen ziek. Onder ICeieneezen vele zieken en ook vele Simulanten welke zieh
„aan arbeid onttrekken. Door onvoldoend toezicht is gepresteerde arbeid gering
. „(geen enkele mandoer beschikbaar) Wanneer niet spoedig verbetering in-
„treedt door toezending meerder toezichthoudend personeel, dan zal tot temg-
„keer worden besloten, welke thans reeds overwogen wordt. Anders zal tocht
„worden voortgezet tot zoover transport lean plaats hebben door de gestelde
„limiet aan koeli’s.”
Toen dit bericht geschreven werd, waren de Kei-koeli’s der
tweede bezending nog niet bij de colonne in het binnenland
aangekomen; verbetering van den toestand zoude dus hierna
weer kunnen intreden. Voor versterking van het toezichthoudend
personeel werden nu door den bivakcommandant een korporaal
en eenige vertrouwde Europeesche fuseliers naar „binnen ge-
zonden; voor dekking en bewaking waren zij voorloopig bij de
transporten en te Kiroeroe niet noodig. Bovendien was sindsdien
naar de colonne in het binnenland bericht gezonden, dat de
Flamingo ± 12 Januari meffeen derde bezending Keieneezen in
de Etnabaai zoude aankomen, en dat ook omstreeks dien datum
de Valk van Merauke kon verwacht worden, met aflossers voor
zieke militairen en koeli’s.
BijLhet voorloopige gebrek aan koeli’s, was het eene lichtzijde,
dat dank zij de voorzorgen van den bivakcommandant luitenant
O n v l e e , flinke voorraden vivres in de verschillende depots in
het binnenland lagen opgestapeld; men kon het daarmede dus
voorshands eenigen tijd uithouden.
12 Januari ’s namiddags, stoomde de Flamingo de Etnabaai
weder binnen, doch bracht geen koeli’s mede, daar Toeal niet
was aangeloopen. Oponthoud op reis en te Ambon, veroorzaakt
door siecht weer en ketelreparatien, hadden eenige vertraging
sresreven, zoodat de commandant had gemeend 0 0 * beter te doen
met rechtstreeks naar de Etnabaai terug te keeren; hij vreesde
nl. dat het de Anna aan victualie zoude gaan ontbreken, als de
Flamingo, door oponthoud op Kei, eenige dagen na den datum
tot aan welke Tiet scheepje van levensmiddelen voorzien was,
zoude binnenvallen.
De eerste vraag was thans: wanneer zoude de Flamingo gereed
kunnen zijn, om alsnog die koeli’s op Kei te gaan halen. Dit
zoude den volgenden dag kunnen geschieden en daar het een
reis van enkele dagen zoude zijn, was de heer P. M. voornemens