
boord naar het bovendek. Het waren wel heel typische bijna
unheimische verschijningen. Het haar, van stroovlechten voorzien,
en in een grooten uitstaanden
bos achter het hoofd hangende,
deed het toch reeds achteroverhellende
voorhoofd nog platter
en lager schijnen; de jukbeen-
deren sterk geprononceerd, de
neus onevenrediggroot en breed,
met groote o ögaten in middenschot
en vleugels, door welke kromme
slagtanden van wilde varkens
waren gestoken; de oorlellen
doorboord en de gaten soms tot
5 ä 6 cM. uitgerekt, en door
deze, ringsgewijs in elkaar ge-
draaide slagpennen van den
casuaris gestoken; het aange-
zicht voorts besmeerd met gele
of roode klei.
Het lichaam was geheel naakt,
alleen omhangen met versier-
selen; kruiselings over de borst,
twee van vezels gevlochten ban-
delieren met aangeregen kleine
schelpjes; een ruime haisband,
eveneens van opgehechte of afhangende schelpen of varkenstanden
voorzien ] en om de benedenarmen, losse gevlochten rotan-kokers,
dienende voor bescherming tegen het terugspringen van den boog-
pees bij het pijlschieten; bij velen 00k om kuit en bovenarm een
smalle stijf-eromheen-gevlochten rotan-band, en om het middel een
vezel-gordel, insgelijks strak aangehaald; het schaamdeel was of
bedekt door een schelp, öf werd onbedekt gedragen. Bij bijna
allen hing 00k aan den bovenarm een bundeltje gedroogde scrotums
van wilde varkens, — het grootste hier voorkomende viervoetige
dier en door hen om.zijn woestheid en kracht zeer vereerd. In
verband hiermede zij opgemerkt dat, in tegenstelling met het
varken, de hier eveneens veelvuldig voorkomende kangoeroe bij
hen als voorbeeld van lafheid geldt. Toonde bijv. een hunner
zieh soms ängstig bij het aanschouwen van iets geheel vreemds
van Europeesche maak en werd dan gekscherend g e ze gd : „wo
sahamke” (jij, kangoeroe), dan was dadelijk het antwoord op een
toon van protest: „ba.k$, 110k basik<i\” (neen, ik wild-varken)
46. Twee mannen van M'¿raube.
Denkt men bij het
bovenbeschreven
voorkomen, een
doorgaans grooten
hoewel niet zwaren
lichaamsbouw, en
grijnzende bewege-
lijke gelaatstrekken,
dikwijls gepaard
met een zelfbewus-
ten gang en hou-
ding, met de wapens
in de hand, dan was
het begrijpelijk dat
de eerste indruk die
zij gaven niet zeer
vertrouwen-wek-
kend was.
Tatoeeering kwam
bij de mannen niet 47. Man uit Boeterike.