
Overigens had de berekening op dezelfde wijze plaats: het
aantal koeli’s voor den opvoer benoodigd, bleek 27 te bedragen,
te Stationneeren in bivak II.
(Voor verblijf gedurende 60 dagen: 40 X 60 X M K.G. = 3600
K.G. leeftocht, -j- 1400 K.-G. goederen = 5000 K.G. ; 5000/15 X 4
marschdagen — 1333 > gerekend 50 dagen voor den opvoer, maakt
27 koeli’s.)
In b i v a k II aanwezig 3 (1 luitenant, met 2 bedienden) 15
+ 27 — 45 personen, welke gedurende 80 dagen verblijf hoùden.
Voor den opvoer benoodigd 16 koeli’s, te stationneeren in het
landingsbivak.
(Voor verblijf gedurende 80 dagen : 45 X 80 X 1-5 = 5400 K.G.,
+ 600 K.G. = 6000 K.G. ; 0000/i5 X 2 koeli-marschdagen = 800 ;
gerekend 50 dagen voor opvoer, maakt 16 koeli’s,)
Samenvatting dus van het totaal aantal benoodigde koeli’s :
Uiterste b i v a k .................................20
Bivak I V ............................................ 9
, I I I ..............................................18 (w. o. 4 zieken)
» II • ■ • • • • ■ • 27
» I ............................................ 16
riviertransport, in- en ontladen 30
120
'2S°/0 reserve 30
Totaal . . . 150 koeli’s.
Aangezien er nu 20 Mëraukërkoeli’s ter beschikking zouden
worden gesteld door den ass.-resident K R O E S E N , was aanwerving
noodig van het ontbrekende 130-tal.
Naarmate in verloop van tijd zou blijken dat draag-personeel
overcompleet geraakte, zouden de zwakkere koeli’s huiswaarts
keeren.
B. B ER EK EN IN G V A N DE H O E V E E LH ED EN
MEDE T E VO E R EN V IV R E S .
De expeditie zou bestaan uit:
4 Eur. deelnemers;
1 officier, commandant der dekkingstroepen ;
63 mindere militairen van verschillenden landaard, doch voor
de voeding te beschouwen als inlanders;,
50 Rotineesche koeli’s;
50 Keieneesche „ ;
30 Madoereesche „ ;
10 volgelingen (2 mantri’s, 8 bedienden).
Voor de voeding van het détachement werd de hulp inge-
roepen van de militaire autoriteit te Mëraukë; bizondere maatregelen
waren daardoor onnoodig. Deze regeling diende alleen
ter verdeeling van den arbeid, ten einde meer overzicht te hebben
over de te verzenden voorraden; verstrekking zou willekeurig
uit beide voorraden plaats hebben. Aangezien de van Java medè
te voeren vivres zooveel mogelijk uit ’s lands magazijnen werden
ontvangen, kon hiertegen geen bezwaar zijn. Als regel werd
aangenomen dat de voorraden van Java, aan welker emballeering
meer dan gewone zorg besteed was en die dus het best tegen
transport bestand waren, zouden dienen voor de in het binnen-
land gelegen bivaks; die van Mëraukë te ontvangen, zouden
dienen voor het landingsbivak en voor de koeli’s welke de rivier
zouden bevaren.
Van Java was dus mede te voeren een voorraad berekend op:
95 i n l a n d s c h e 50 rotineesche rations ;
De Europeânen zijn hierbij onder de inlanders opgénomen ;
afzonderlijke voorraden werden bovendien voor hen medegevoerd.
Het verschil tusschen een rotineesch en een inlandsch ration
was, dat djagoeng werd verstrekt in stede van rijst, en buffel-
dendeng in stede van gewone. Het ware echter wijzer geweest
voor de Rotineesche koeli’s geen djagoeng, maar gewoon rijst
mede te nemen ; zij houden eerstens veel meer van rijst S - als
zij ze maar kunnen krijgen — , en de vracht van een ration djagoeng
is omirent tweemaal zwaarder; zie o.a. mijn Verslag, p. 246-— 247
hiervöor.
Bij de bepaling van de hoeveelheden p e r h o o f d e n , pe r
da g noodig, werd in hoofdzaak het militaire tarief gevölgd, en
werd gerekend op :
0.70 K.G. rijst 95 X 0.70 = 66.50
0.05 V vleesch in blik 95 X 0.05 = 4-75
0.06 n dendeng 95 X 0.06 = 5.70
0.10 n gedroogde visch 95X0. 10 9-50
0.02 w koffie 14.5 x 0.02 =r 2.90
0.025 » zout 145 X 0.025 = 3.62 s
0.003 V sambal I45 X O.OO3 = 0 -435
0.005 . w thee 145 X 0.005 — 0.72s
0 . 0 0 1 ii , specerijen 145 X 0.001 - 0.145