
Australié komen aanwaaien — terwijl het dáár winter is — maken,
dat het klimaat op Zuid N. G. van Mei tot Augustus zeer aan-
genaam is : overdag niet te warm en de nachten bepaald koel;
de gesloten z.g, Australische hüizen *) komen dan goed tot hun
recht en de muskieten zijn verdweiien. Zooais overal elders in
Indie, ■ zijn de kenteringsmaanden de wärmste; de Westmoesson
brengt niet zulke zware langdurige regens als op Java, terwijl
het omgekeerd in den Oostmoesson ook niet altijd droog is. Geheei
tropisch, zooals in de overige deelen van de Nederlandsche
bezittingen, kan het klimaat hier dan ook niet meer genoemd
worden; daartoe ligt het te ver van de linie en te dicht bij het
groote „Zuidland” . -
Bij het verblijf op Mérauké, vóór en na den Digóel-tocht, werd
door de heeren K o c h en P. M. dank zij de tusschenkomst van
den heer K r o e s e n een kleine woning betrokken — , een niet
onwelkome afwisseling gevende op het maandenlange verblijf
aan boord.
Het huis bléek „voor de praktijk” goed gelegen, want al spoedig
mocht de „Dotterke” — zooals de heer K o c h door de Papoea’s
aangesproken werd BHzich dagelijks in een druk spreekuur ver-
heugen. Vrouwen en kinderen bleven evenmin weg en behalve
verschillende „mooie gevallen” ,; strekte het bezoek ook tot ver-
meerdering van anthropologische gegevens; w an t. elke patient
werd zorgvuldig met diverse instrumenten gemeten en ten slotte
gewogen.
Het was ook een goede gelegenheid tot het verzamelen op
ethnografisch en soms ook op zoologisch gebied; dit laatste o.a.
na behandeling van een jonge vrouw, die een speenvarken dat
de rol van zuigeling bij haar vervulde, daarop uit dankbaarheid
aanbood.
Bij de vele bezoeken werd nimmer overlast van hen onder-
vonden, al waren ze soms wel eens heel nieuwsgierig. Het meest
vermaakte hen altijd het kijken in een grooten Spiegel, waarin
ze dan aanstonds allerlei grijnzende gezichten tegen zieh ze lf
tro k k en ; een oude vrouw die er in keek, ontstelde zóó hevig
bij het zien van haar ouwelijk aangezicht, dat ze met een grooten
schreeuw en de handen tegen ’t hoofd onmiddellijk van schrik
i ) Deze huizen hebben gQen open voor- en achtergalerij, zooals bij de Ned.-Indische
woningeu steeds gebruikelijk is. Op Mérauké werden ze van Gouvernementswege
voor den Assistent-Resident en den Controleur gebouwd door Australische werk-
liedenWan Thursday-Island.
het huis uitliep. — Photographien te zien, waarop zij zelf of
kennissen van hen voorkwamen, was ook een bron van genoegen;
en menig keer vertoonde zieh de een of ander bekende aan de
deur, met een
nieuwen kennis
bij zieh, voor
wien hij dan ver-
zocht de een of
andere afbeel-
ding van kame-
raden voor den
dag te willen
halen; onnoodig
te zeggen dat
ook hier steeds
de nieuweling
vooraf werd voor-
gesteld als die
en die uit de
negorij zus of zoo.
Soms kwam er
ook een troepje
kleine jongens
het erf o.ploopen,
speelsch en aar-
dig goedje, dat
bij een quasi-
dreigend gebaar
als de wind uit 54. MoekrividiMerauke
elkaar stoof, om
eenige minuten later weder lachend om den hoek te komen glur^ren.
v .
Zij heetten pato€vk& s ; een haisband van schelpen was hun eenige
kleeding, het haar droegen ze steeds kort.
Op hen volgden in leeftijd de moekrivide's, jongelingen die
nog niet geheel volwassen waren. Met hun door roet en vet
glimmend-zwart gemaakte slanke lichamen, met geen andere ver-
siering dan de körte stroovlechten in het haar, een haisband van
schelpen, bovenarmbanden van varkens-scrotums en armkokers
van rotan, zouden ze een beeldhouwer prächtige modellen hebben
geleverd; stilstaande, leunende op lans of boog, waren ze
soms als uit brons gegoten. |^- Zij leefden allen bij elkaar onder
het toezicht van een ouderen man, in een afzonderlijk deel der