
mede dat mij onbekend was, en wat ik dan -ook geheel voot1
zijn eigen rekening laat:
„Die Kaja-Kaja” — naam dien de Europeanen aan de Papoea’s
geven, omdat dezen dien uitroep veel laten hooren, daarmee
zeggende dat zij „vrienden” zijn — „kennen das Schwirrholz,
„sosöm. S o s ö m heiszt auch ein Riese, der der Sage nach jedes
„Jahr mit dem Südost erscheint. Er ist von Stein und so grosz,
„dasz er mit einem Fusz auf den einen, mit dem zweiten auf
„dem anderen Ufer des Merauke-Flusses steht. Wenn er kommt,
„wird een Fest gehalten, bei dem das Schwirrholz ertönt. Die
„Frauen dürfen ihn nicht sehen, sonst müssen sie sterben. Ihm
„werden Knaben, patür, gebracht, die er tötet, aber wieder zum
„Leben erweckt” (I.e. p. 901).
8. Huwelijk. — Er heerscht in Zuid N.-Guinea monogamie. Het
geslachtsverkeer heeft buiten de huizen plaats, in het bosch; of
zooals P ö C H zegt: „Der geschlechtliche Verkehr wird nie im Dorfe,
sondern immer in der Pflanzung oder im Walde ausgeübt.. . .
Die Stellung bei Coitus ist für die Frau halb zurückliegend, für
den Mann hockend — . genau so, wie Dr. Walter R O TH dies
für die Queensland-Eingeborenen beschrieben hat” (p. 902) ').
Uitleenen van vrouwen aan een man voor körten tijd heeft wel
plaats. Bij feesten schijnen de vrouwen zieh geheel vrij aan
iederen man te kunnen overgeven. Aan een vreemdeling wordt
dikwijls door een man zijn vrouw als bewijs van vriendschap of
om andere redenen aangeboden, welk aanbod gewoonlijk door
een sprekend manuaal wordt uitgedrukt.
De ongehuwde jongens als ze manbaar worden (ewatti), wonen
in de jongelingshuizen, mögen gedurende dien tijd geen meisjes
of vrouwen zien, en moeten die, wanneer ze hen ergens tegen-
komen, ontloopen. Is deze periode voorbij, dan zijn ze volwassen,
mögen een vrouw zoeken, en heeten dan, als ze verloofd zijn,
miakien. Eens trof ik toevallig zoo’n troepje ewatti''s aan die
zieh in hun jongelingshuis bevonden en kon ze gezamenlijk in
ongedwongen houding kieken (125); ze onderscheiden zieh o.a. door
hun gevlochten hären. Ze zijn daar onder voortdurend toezicht
gegevens betreft, het meest te vertrouwen, al blijft S e y n e K o k ’ s opgaaf dan ook
veel te beknopt. De inlandsche termen tusschen groote haken vulden wij gemaks-
halve in, naar S e y n e K o k ’ s eigen Woordenlijst. Red.
1) Hetzelfde is o.a. bekend van dsp u r sang Aroe-eiländers. Verg. R ie d f .l ’ s „Sluik- en
kroesharige rassen tusschen Selebes en Papua” (1886), p. 250 $ trouwens, op p. 249
wordt daar juist gewezen op dier „overeenkomst met de bewoners van Australie, de
zoogenaamde Marege, die het noordelijk gedeelte van Queensland bewoneri” . Red.
van een man (otivülike), die in onze afbeelding op den grond
zit. De kleinere jongens op de foto zijn blijkbaar toevallig aan-
wezig,- het zijn patoerre of moekravide, welke namen aan de
125. Jongelingshuis, met ewatti's en hun opzichter. Merauki.
knapen fcn kleinere jongens voor den leeftijd van de geslachts-
rijpheid wordt gegeven.
Als een huwelijk plaats heeft dan wordt het Jus primae noctis
door vele vrienden en bekenden uitgeoefend, over welke stui-
tende gewoonte de vrouwen zieh dikwijls zeer beklagen.
9. Taal en Mimiek. — Betreffende de Merauke-taal is lang-
zamierhand meer bekend geworden. Van de hand van Controleur
SEYNE K o k verscheen toch in eind 1906 te Batavia de „Eerste
proeve tot bekendmaking” , waarover ik hier niet verder zal
reppen, omdat hiervöör in Bij l ä g e V I I reeds daarover ge-
sproken werd (p. 476 vlg.), en Dr. N. A d r i a n i in Bij l ä g e X
hierachter een eerste Studie van die taal heeft gepubliceerd op
grond der gezegde Woordenlijst. Ik zal alleen eenige opmerkingen
ten beste geven omtrent den k l a n k der Merauke-taal, alsmede