
zee voert en varen längs de kust verder naar de Etnabaai. Een
rechtstreeksch pad van de Omba-rivier naar de Etnabaai bestaat
niet meer, doch de bewoners der Etnabaai, naar de rivier de
„Oerema’s” genaamd, zullen wel als gids kunnen dienen; indien
zij ten minste niet te bevreesd zijn. Er is weinig kans om de
Omba-lieden aan te treffen; mocht zulks wel het geval zijn, dan
behooren zij tot de bevolking rondom het Jamoer-meer, welke
zieh algemeen in eene ongunstige reputatie verheugt. Van het
terrein ten Oosten van de Omba en van het Charles Louis-og eberoete
is niets bekend, ook niet of bevolking aanwezig is. Om de Omba
te bereiken zal het raadzaam zijn uit te gaan van Kiroeroe, eene
vroegere vestiging aan de kust, waarvan de juiste ligging den
Assistent-Resident niet bekend is doch vermoedelijk wel aan de
Oerema’s. Of Kiroeroe geschikt zal zijn voor eene vestiging is
niet te zeggen; wellicht is Timbona een geschikte plaats, doch
zulks is zeer twijfelachtig. Kiroeroe werd door de bewoners ver-
laten uit vrees. Volgens zeggen kan men van Kiroeroe over het
zieh längs de kust uitstrekkend gebergte in drie dagen de midden-
Omba bereiken. De koeli-transporten zullen zieh vermoedelijk
zonder dekking kunnen bewegen, de bevolking van de Etnabaai
is te vreesachtig om iets te doen. Om de verblijfplaats van de
Oerema’s op te sporen zal de Kapitan van Kajoe Merah (een
klein eilandje) moeten worden opgehaald; hij bevindt zieh vermoedelijk
op het eiland Aidoema. A ls tolk zal mij worden toe-
gevoegd de tot het Mohammedanisme bekeerde Papoea K a l o e l i s ,
een broeder van den Kapitan.
K a l o e l i s , ontboden, verklaart bereid te zijn mede te gaan
als hij f io.— voorschot krijgt. Deze worden hem zonder verdere
deliberatie verstrekt, waarin hij dan aanleiding vindt later terug
te komen en nog / 1 5 .— . te vragen. Ook deze worden hem gege-
ven, doch hem tevens te kennen gegeven dat het nu wel is. Een
brief voorzien van den Stempel van het Bestuurshoofd en gericht
aan alle hoofden, waarmede we in aanraking kunnen komen, beheizende
den last om in alles behulpzaam te zijn, voltooit de uitrusting.
Den eersten van de nieuwe maand November verlaten we
Fak-Fak, doorgaande naar Dobo. K a l o e l i s is aan boord, en
heeft in stede van het z o o n ....t je dat hij had verzocht te mögen
medenemen, twee haast volwassen lummels medegebracht die
blijkbaar zieh willen vergasten aan de vetpotten, welke zij bij
ons verwachten.
; Op 2 Nov. ’s middags bereikte de Valk nu Dobo, waar op 4 Nov. een telegram
naar Amsterdam verzonden werd, viaMakassar; alwaar het, eerst' naar Toeal (Kei-eil.)
gebracht door de Flamingo (welke op 3 Nov. te Dobo van Ambon was terugge-
keerd), per mailboot op 16 Nov. aanlcwam en dadelijk doorging. De tekst van dit
telegram werd reeds in het A l g eme e n V e r s l a g , p. 81 hiervöör afgedrukt; verg.
daar nog p. 82 en 86. ’s Middags van dienzelfden 4er1 Nov. vertrok dan ook de
Valk via Aidoema naar de Etnabaai, om uitvoering te geven aan het aldus gewii-
zigde expeditie-plan. Hier laten wij het Verslag-DE R o c h em o n t weer aan het woord.
Red.
Zoo zagen we dan bij het ontwaken op 5 November de kust
van Aidoema voor ons, waar we tegen acht uur aankwamen.
Een kleine vlakke strook tusschen de vooruitspringende rotsen
in gelegen en daardoor beschermd tegen het woest geweld der
baren, welke, naar het uiterlijk te oordeelen, hier ontzettend te
keer kunnen gaan. Die ondermijnde rotsen längs de küst, die
zieh steil in het water verheffende steenstukken zijn zoovele
bewijzen, dat de zee op krachtige wijze haar domein tracht te
vermeerderen en daarin maar al te goed slaagt.
De kust is nagenoeg onbewoond, biedt daarvoor ook geene
gelegenheid. Gelijk overal heeft ook te Aidoema de tropische
vegetatie zieh meester gemaakt van het beschikbare terrein; de
kampoeng half in het groen verscholen, aan drie zijden omringd
door hooge heuvelen en overigens met de zee tot nabuur, maakt
een zeer vriendelijken, haast idyllischen indruk.
Van het strand waarop dit liefelijke verblijf is gevestigd steekt
een vlerkprauw af, en bij het aan boord komen van den hoofd-
persoon vernemen we hier niet terecht te kunnen; de door ons
gezöchte bevindt zieh niet hier. Met een bijl als belooning keert
de woordvoerder naar den wal terug, om dezen nieuwen schat
aan de voeten der troon van zijne Vorstin neer te leggen. Er
is hier n.l. een heerscher van vrouwelijke kunne, welke bij onze
nadering de Nederlandsche driekleur heeft doen hijschen; of ons
gevoel reeds verstompt is, dan wel of andere redenen zieh doen
gelden, maar een feit is het dat de harten niet bepaald sneller
kloppen bij het aanschouwen van het vieze stukje doek.
Zonder hartklopping gaan we verder en bereiken tegen elf
uur een nieuwe plaats met den eenigszins onwelluidenden naam
van Namatotte, waar de voornaamste vorst van deze -streek
woont wiens Suprematie door allen erkend wordt. Rotsen, zee
en idylle als bij Aidoema; overigens is het hier veel mooier.
Treffende kleurschakeeringen in het water en tegen de rotsen
doen zieh voor, welke, op een schilderij gezien, beschouwd zou-
den worden als niet tot de werkelijkheid behoorende maar aan
des schilders fantasie ontsproten. Zoo schoon kan de Blauwe grot
van Capri niet zijn als dit blauwe water van reusachtige afme