
officier en 25 man dier mobiele colonne door hem aan de
expeditie zouden kunnen worden toegevoegd. In verband hier-
mede stelde het Legerbestuur nu vóór, oolc het verder noodig
geoordeelde gewapend geleide, ten getale van 40 man, met toe-
stemming van het Bestuurshoofd voornoemd aan die mobiele
colonne te ontleenen. Ten einde dan echter dit corps té Mérauke
niet te veel te verzwakken, zoude het kort voor het begin der
expeditie met een gelijk getal manschapnen en 1 officier van
Java uit aangevuld worden, indien het Bestuurshoofd van Z.
N. G. zulks noodig oordeelde.
Waar er nu vroeger sprake was geweest om het gewapend
geleide te doen bestaan, eerst uit gepasporteerde militairen, later
uit een brigade Marechaussées aangevuld met een afdeeling
politieoppassers, daar werd thans de beschikbaarstelling van een
homogene bewakingstroep ten zeerste op prijs gesteld en dank-
baar aanvaard. Op later verzoek van kapitein DE R O CH EM O N T
werden hiervoor aangewezen Europeesche en Amboneesche militairen
en kader.
Sinds de Regeering 00k goedgunstig had beschikt op het verzoek
om verstrekking van genees- en verbandmiddelen, werd
van den Chef van den Geneeskundigen Dienst der Landmacht,
den dirigeerend officier van Gezondheid i ste klasse, J. H a g a ,
zeer gewaardeerde medewerking ondervonden. Niet minder 00k
later van den dirigeerend officier van Gezondheid 2<äe klasse,
J. J. V. H a a k te Soerabaja, en van den Administrateur van het Alg.
Mag. van Geneesmiddelen te Batavia, den militair apotheker i ste
klasse A . F. DE W O L F F , waar het gold respectievelijk de keuze en
de oordeelkundige verpakking van hetgeen noodig werd geacht.
Zeer werden 00k op prijs gesteld de raadgevingen in zake keuze
en verpakking van vivres, grootte van rantsoenen enz. ontvangen
van den Hoofd-Intendant van het Leger, den kolonel C. H. W.
B o e r s , en niet het minst zijn verzoek aan den Intendant te
Soerabaja om de expeditie bij de uitrusting aldaar behulpzaam
te willen zijn. Welke krachtige hulp later van die zijde ondervonden
werd, zal hierna blijken.
Van den Chef van den Topographischen Dienst, den kolonel
J. J. K . E N TH O V E N , werd in zake verstrekking van verschillende
instrumenten ten behoeve van de opname op den landtocht, mede
veel hulp ondervonden.
Na aankomst van kapitein D E R O CH EM O N T , te Soerabaja,
16 Juni, werd in de berste plaats het koeli-vraagstuk afgemaakt
en dientengevolge het aantal vastgesteld op x 30 met 5 wiandoer s.
Daar reeds 50 Timoreezen en 2 mandoers, benevens 50 Keie-
neezen en 2 mandoers werden aangeworven (zie hiervoor p. 39)»
moest nu bepaald worden tot welken landaard de alsnog be-
noodigde 30 koeli’s en 1 mandoer zouden behooren. Afgaande,
onder meer, op de günstige getuigenis van den Assistent-Resident
van Politie te Soerabaja, den heer L . A . A R E N D S , viel ten slotte
de keuze op Madoereezen; meermalen toch had deze ambtenaar
bij tochten door woeste, bergachtige streken gelegenheid gehad
hun goede eigenschappen als wegkappers en dragers op te merken.
Zijn welwillend aanbod, hen door hem bekende desa-hoofden op
Mado.era te laten aanwerven, na geneeskundige keuring door den
Stads-Geneesheer te Soerabaja, werd gelijk van zelve spreekt
dankbaar aanvaard; het hun toekomend loon werd in overleg
met den heer A r e n d s op /0 .7 5 per dag bepaald, terwijl hun
een ongeveer gelijkluidend contract als aan de andere koeli s ter
teekening zoude worden voorgelegd.
Hierop kwam aan de orde de vaststelling der dagelijksche
rantsoenen zoo voor de Europeesche deelnemers, als voor het
militair geleide en voor de koeli’s. In hoofdzaak geschiedde dit
door kapitein DE RO CH EM O N T als a.s. leider van den landtocht,
en ondervond hij liierbij —■ voor zoover beide laatste categorien
van deelnemers betreft — veel hulp van den Intendant der
Militaire Administratie te Soerabaja, den majoor J. V AN D ER
L i n d e . Aangezien, ingevolge beschikking van het Departement
van Oorlog, de vivres voor het militair geleide uit de magazijnen
te Merauke zouden moeten worden betrokken, trad kapitein DE
R O CH EM O N T hierover en over alles wat verder het militair geleide
betrof, met den Militair-Commandant van Z. Nieuw-Guinea eener-
zijds en het Departement van Oorlog anderzijds in correspondentie.
Uit den aard der zaak konden de mede te nemen „militaire”
vivres te MeraukS niet zoo zorgvuldig verpakt worden, als zulks
te Soerabaja met de andere voorraden het geval was. De hieruit
voortvloeiende bezwaren zouden evenwel ontgaan worden door
eerst al die vivres — o. a. rijst in zakken enz^8" door allen te
laten opgebruiken, om daarna de eigenlijke expeditie-voorraden
aan te spreken.
De verpakking der vivres eischte niet minder nauwkeurige
overweging; minstens 4 ä 5 maanden moest zij het, trots alle
vervoer te water en te land, onder soms zeer ongunstige om-
standigheden kunnen uithouden en daarbij den inhoud volkomen
voor bederf vrijwaren. En toen voor de verschillende soorten