
worden kwijtgescholden, heeft niets aantrekkelijks; ze willen liever
terug. Anderen sluiten zieh bij hen aan omdat hun de arbeid
te zwaar is. Een deel kan er nog toe gebracht worden van hun
voornemen af te zien, een vijftal echter blijft hardnekkig weigeren
en keert op den afgelegden weg terug. De regens welke de
laatste dagen weder nederplassen, zijn vermoedelijk aan dit be-
sluit niet vreemd.
Ten einde roof te beletten aan den voorraad welke nog achter
bleef, worden eenige koeli’s naar beneden gezonden. Te laat; de
vijf gedrosten hebben zieh alles toegeëigend wat van hunne
gading was, zooals bij terugkeer blijkt.
In den namiddag komt een détachement militairen van vijf
man aan ter versterking van het garnizoen en om den verderen
opmarsch te beveiligen, en daardoor de reden van angst voor
de Keieneezen weg te nemen. Een Europeesch onderofficier zal
hier het bivak blijvèn bewaken, en wij kunnen verder want eën
transport der nieuwe koeli’s is tegelijk met hen vertrokken.
Onder geleide van een soldaat gaat ’s morgens een deel der
koeli’s naar het Aroe-bivak, dat opgeheven wordt; een deel rieht
het bivak met voorraadsChuur ter plaatse in en een deel gaat
kappen. Het aantal koeli’s teruggebracht tot elf is thans weder
tot vijf en dertig gestegen, 00k het moreel gehalte stijgt. We
hebben ongeveer alle koeli’s hier, maar in de tusschenbivaks
zijn vrij aanzienlijke voorraden en er komt immers versterking.
Het ergste is dat de lusteloosheid van de laatste dagen bij den
héer M o e r m a n zieh thans openbaart in tamelijke koorts welke
hem niet verlaat.
Ook de volgende dagen, 5— 7 Jan., worden benut voor vivres-
opvoer, kappen, en meten ; dit laatste zooveel de regen toelaat.
Töch is in het algemeen de weersgesteldheid iets minder on-
gunstig; ook in de bivaks werd eenige verbetering geconstateerd
in de laatste dagen. De geoloog blijft echter in zijn hangmat.
Eenige koeli’s weigeren weder te werken, ze zijn „vermoeid” ,
en willen rüsten, verlangen ook geen loon, ze verdienen genoeg
ook als ze veel luieren. In den loop van den dag komt een
herstelde mandoer het bivak binnenstappen ; om niet te zwaar
belast te zijn, heeft hij de enkele brieven die hij medebracht
ter hand gesteld aan de koeli’s welke hij tegengekomen is. Als
dit nog niet genoeg mocht zeggen, beduidt zijn vette, genoeg-
zame glimlach wat wij van hem te wachten hebben. Doch vrien-
delijk-zijn is de boodschap.
Na het invallen der duisternis komen de koeli’s aan, de brieven
met zieh medebrengende. Twee nieuwe sterfgevallen zijri te be-
treuren; de Amboineesche soldaat, die indertijd te „Vliegenoord”
achter bleef, en een Merauke-koeli werden te Kiroeroe begraven.
Het bericht is van luitenant O n v l e e , die tevens meldt dat het
aantal zieken steeds toeneemt, bij het detachement 60% bedraagt,
dat een groot aantal koeli’s zieh te Kiroeroe ophoudt ook wegens
voorgewende ziekte, en dat, bijaldien niet tot spoedige evacüatie
van militairen kan worden overgegaan, het aantal sterfgevallen
ongetwijfeld zal toenemen. Tevens, dat in afwijking van hetgeen
ik aan het Legerbestuur voorstelde, n.I. om de evacüatie naar
Amboina te doen plaats hebben in verband met de verlegging
van het arbeidsveld, deze toch naar Merauke plaats heeft. De Valk
van Merauke zal eens per maand in de Etnabaai verschijnen, en
in verband hiermee zijn per Flamingo geen militairen geevacueerd.
Zoo goed en zoo kwaad als het gaat wordt den volgenden
dag, 8 Jan., de kapping en meting voortgezet; een deel der
koeli’s onder den aangekomen mandoer gaat naar „Vliegenoord”
tot het halen van vivres. Aan de hier vertoevende koeli’s zijn
spreien uitgedeeld, hetgeen de lieden tijdelijk in eene goede
stemming brengt. Er wordt extra-tabak en suiker uitgedeeld om
de feestvreugde te verhoogen. Als het op kappen aankomt, blijkt
echter de geestdrift zeer spontaan te zijn geweest en even spoedig
te zijn verdwenen als te zijn gekomen; zöö tuk is ieder op een
spoedig afloopen van den arbeid, dat bij terugkeer in het bivak
twee Simulanten die zieh reeds eenige dagen aan den arbeid
onttrekken, door de overigen worden aangeklaagd.
De 9<ie Januari is een dag met zonneschijn; een heel ding,
waar we dezen reeds dagen lang hebben moeten derven. De
stralen dringen door in het bivak waar de Soldaten het dichte
bosch hebben opengekapt, en ik tref bij terugkeer van de meting
den geoloog aan, zieh in de zon koesterende. Hij voelt zieh
beter. Ook bij de meting hebben we geprofiteerd van de zon,
en alsof deze het ons naar billijkheid toekomende van de laatste
weken in eens wilde afdragen, zijn we eenvoudig geblakerd. Des
Guten zu viel!
Alle koeli’s, reeds vroeg onder geleide van een soldaat vertrokken
tot het ophalen van vivres en goederen uit het Aroe-
bivak, keeren in den namiddag terug, alsmede een klein transport
van „Vliegenoord” , waarbij de sinds lang verdwenen mandoer en
de vijf koeli’s welke eenige dagen te voren drosten. Onder deze
omstandigheden achten we het gewenscht den toen door hen
gepleegden diefstal te ignoreeren.