
zekeren gang de staatsietrap af en in hun prauwen; vooraf had-
den ze er hard mede op dek staan stampen. Een goudgestikt
muiltje van een der passagiers werd 00k zeer door hen bewon-
derd, maar ze schrikten erg op, toen daarmee aan den voet een
klepperende beweging werd gemaakt. Het kostte 00k nog eenige
moeite hen te overreden zieh te laten „kieken” . Een tamelijk
jonge en knappe vrouw liet zieh het eerst hiertoe overhalen,
maar haar daarna „genomen” echtgenoot hield in zijn angst den
arm van een der passagiers tijdens de kunstbewerking vast en
durfde den photograaf niet aankijken, hoe 00k in die richting
gewezen werd.
Bij het vertrek van de Valk, na een oponthoud alhier van
een paar uur, werd den Assistent-Resident de belofte gegeven
dat eenigen hunner bij een volgend bezoek van het schip de
reis naar de boven-Digöel zouden medemaken en hun stamge-
nooten in die streken omtrent de goede bedoelingen van den
Samb-onim inlichten. Dien avond werd bij Solengke geankerd.
Den igen April werd bij het verder zeewaarts stoomen, voor
de piek waar bij het binnenkomen op 26 Maart voor het eerst
geobserveerd was, eenige uren voor ditzelfde doel gestopt. Op
den achtermiddag kwam de heer P. M. hier met zijne laatste
waarnemingen gereed. Het was op den dag af een jaar geleden
dat hij voor het eerst voor dit werk, op 19 April ’04, bij Kaap
Valsch aan land ging.
Een jaar van veel lief, maar 00k van leed en tegenspoed, lag
thans achter hem.
Met zonsondergang van 19 April was de Valk reeds weder
in volle zee, koers stellende op den noordelijken ingang van de
Moeli (straat Marianne); na donker kwam het schip daar dien
avond ten anker.
Den volgenden morgen om 4 uur ging men „volle kracht”
naar binnen, met den vloed achteraan, in de hoop nog voor
donker den tolk S a l im bij zijn negorij te kunnen afzetten en
dan den volgenden morgen de reis te vervolgen.
Op den achtermiddag werd een goede ankerplaats benoorden
het eiland Boembäl (zuid-ingang der Moeli) bereikt; stoomsloep
en vlet werden gestreken, en na een tocht van anderhalf uur
längs de westzijde van het eiland ■— alwaar voor zeeschepen
geen passage is — was de piek bereikt waar vriend SALIM, van
de noodige geschenken voorzien, ter hoogte van zijn in het
binnenland gelegen kampoeng aan wal zou worden gezet. In-
41. Vrouw uit Kampoeng Begi. 19. 4. ’05.
42. Een ängstige „gekiekt" wordende Begi'er. 19. 4. ’05.