
Onzerzijds worde opgemerkt dat dit meest constante, bijna op elke
versierde pijl voorkomende motief, speciaal op die van Merauke, een
oog-motief moet zijn, zooals we dat primitief maar krachtig-sprekend
reeds aantroffen op de schepriemen van de Digöel-rivier (Plaat II,
N°. 147 en vobral 140). Bij het ronde en kleine oppervlak der
pijlen, bij het gladde en moeilijker dan hout te versieren bamboe,
wordt dit motief dan eenvoudig uitgedrukt door twee neergaande
en lichtelijk convergeerende lijnen, die rechts en links overgaan in
een krul (spiraallijn). Daarnaast vindt men dan nog lijn-inritsingen
evenwijdig van de lengteas van den pijl; niet zelden gevarieerd
met dwarse rechtlijnige inritsingen, waardoor langgerekte ruiten
ontstaan, die wellicht een visch verbeelden; of 00k wel golflijntjes
die dwärs staan op de nerf van het bamboe of het hout, of 00k
zuivere ringen in diezelfde dwarsche richting, dan wel smalle
golflijntjes in de richting van de hout- of bamboe-nerf.
Slechts wat dat oog-motief betreff, moet eene opmerking nog
gemaakt. Bij de bovengenoemde versiering gaat gewoonlijk het paar
neergaande lijnen lichtelijk naar elkaar toe, en vormt dan twee
naar buiten loopende krullen, die met hun spiraallijnen dus de
oogen voorstellen; een variant hiervan is, dat de neergaande
lijnen tot een lijn zelfs samensmelten,. en dan de twee krullen
vormen. Maar op de pijlen komt 00k vaak voor dat de twee
neergaande lijnen beginnen met divergeeren, en dan naar elkaar
toeschieten met twee binnenwaarts gerolde krullen. Dit laatste
siermotief nu heb ik op schepriemen nooit opgemerkt. Mijns in-
ziens behoeft er geen twijfel te bestaan, of het eerstgenoemde
uitwaarts-krullend motief is primair-, het samenloopende, doch
daarna öok uitwaarts-krullende secundair; en het gezegde binnenwaarts
-k rullende motief tertiair, d.w.z. het allerjongste in wording ').
1) Men behoeft slechts een weinig zieh te her inneren van h^t groote monumentale
siermotief op Java, de banaspati, en van het verloopen van dit motief, om na
te voelen dat hier op Zuid Nieuw-Guinea in zeer veel kleiner tränt het algemeen-
menschelijke zieh herhaalt. De banaspati, oorspronkelijk een woedende leeuwenkop,
verwerd tot een siermotief waarin echter altijd de oogen alsmede de sterk geaccen-
tueerde brauwen en voorhoofdslijnen sprekende blevenj het meest uitdrukkings-
völle bleef, al het andere verliep min of meer tot „sier om de sier” . Het oog-
mötief van Nieuw-Guinea?s Zuidkust, zooals dat krachtig op de beide vermelde
schepriemen vän de Digdel (Plaat II, Nos. 147 en 140) is waar.te nemen, accen-
tüeerdo van zijn eerste begin af de oogen en de neergaande wenkbrauw-lijnen, als
het sprekende motief, n.l. het dreigend, afwerend gelaat. Alles wat daarna ,onts(tond
was of variatie öf verloop van dat oog-molief. Met goed recht zou men dan 00k
dit Nieuw-Guineesche oog-motief kunnen noemen: h e t emb r y o V^.n e e n bana -
s p a t i -m o t i e f o n d e r de P a p o e a ’ s-, Red.
P i j l N 0. 386. (PI. VIII). Steel met enkele inkervingen aan het einde. Lengte
1.12.M. Punt van kegelvormig zuiver glad en rond geschaafd hout. Lengte 0.34 M.
Dit is wel de eenvoudigste vorm, hoewel met zorg afgewerkt. Verbindingstuk met
rotan omwonden. Verkleining -1, op 5V4.
P i j l N 9. 392. ( f f VIII). De- steel heeft een lengte van 0.95 M. De punt is van
hout, heeft een lengte van 0.47 en • draagt aan het einde vier weerhaken, die. afwis-
selend zijn geplaatst. Het verbindingstuk is met rotan omwonden. Verkleining 1 op 5 >j.y
P i j l N ° . s 9s - (PI. VIII). Lengte van den steel 1.25 H., met aan het einde fijne
inkervingen. De punt is van hout; lang 0.31 M., met 3 afwisselend geplaatste reeksen
van telkens 3 weerhaken. Verkleining 1 op 5Y4.
P i j l N ° . 313. (PI. VIII). Lengte van den steel 1.28 M. De punt vertoont naar
het, eind toe eenige dölk-vormige in elkander vattende versmallingen, alsof een spits als
van het dadelijk te beschrijven N°. 285 zieh verkleind herhaalde. Lengte van de
punt 0.26 M. Het verbindingstuk is met vezeltouw omwonden. Verkleining 1 op 5>/3.
P i j l N ° . 283. (PI. VIII). Deze pijl is van hetzelfde type als N°. 313. Echter is
hier de met zwakke weerhaken voorziene eindpunt met een casuaris-scheenbeen
gewapend, evenals dit bij de lans N°. 102a (PI. V) het geval is. Verkleining 1 op 5 >/4.
P t jl N 0. 267. (PI. VIII). De steel heeft een lengte van 1.17 M. De punt, die
van regelm'atig geplaatste weerhaken is voorzien, is lang 0.37. Het verbindingstuk is
met rotan omwoeld. Deze pijl is van de Bokämau. Verkleining 1 op 5'/3.
P i j l N ° . 312. (PI. VIII). De steel is 0.92 M. lang. De punt is van hout. met
weerhaaksgewijze verdiklcingen die weer herinneren aan de N°s. 313 en 285 en
lang 0.44 M. Het verbindingstuk is met rotan omwonden. Verkleining 1 op 5</4.
P i j l N ° . 396. (PI. VIII, 2 afbb.). De Steel is 1.34 M. lang. Twee der internodien
zijn met figuren bewerkt. De punt heeft 4 weerhaken aan een zijde, waaronder een
ze.er lange. Vermoedelijk heeft deze pijl met zijn merkwaardigen vorm, 00k wel een
zeer bizondere bestemming, die mij echter niet bekend is geworden. Lengte der
punt 0.37 M. Het verbindingstuk is met rotan omwonden. Verkleining van den
geheelen pijl 1 op 8'/2, van de spits 1 op 5 1 /,.
P i j l N ° . 278. (PI. VIII, 2 afbb.-). De steel is lang 1.22 M. De punt bestaat uit
2 stukken. Het onderstuk is 0.30 M. lang, van hout, en met insnijdingen. Het
bovenstuk is een roggestekel, die 0.15 M. uitsteekt en aan beide zijden met fijne
landen voorzien. De verbinding van den steel met het eerste onderstuk van de
punt, en dat van het onder- en het bovenstuk der punt, is door vlechtwerk ge-
vormd. Verkleining van den geheelen • pijl 1 op 8'/2, van de punt 1 op 51/3
Pijlen N \ 423, 7V°. 423c, N \ 4 13p (PI. VIII, 3 afbb.). Dit zijn drie gekleurde
pijlen, bij welke de kleur m hoofdzaak op het houten gedeelte werd aangebracht.
M a.423c. De steel is beschilderd mel zwarte, roode en gele kleuren. Op de gele
stukken zijn oog-figuren aangebracht. Lengte van den steel 1.08 M. Op de punt zit
een als nagel geslepen beenpunt. Lengte van de punt 0.62 M. Verkleining 1 op s :i/,q-
423p De. steel heeft een lengte van 1.01 M. De punt, 0.44 M. lang is
vooizien van een casuaris-nagel. Verkleining i op 5Y4.
P i j l N ° . 120. (PI. VIII). Dit is een vogelpijl. De steel is 1.26 M. lang. Het
eindstuk, slechts- 0.12 M. lang, is van hout en eindigt dik en stomp. De bedoeling
om den vogel veeleer door het schot te verdooven, dan te dooden, i s ' duidelijk,
tevens om daardoor de huid te sparen. Verkleining i op 51/3.
P i j l N ° . 109. (PI. VIII, 2 afbb.). Dit is een varkenspijl. De steel heeft van
onder enkele inkervingen en is 1.32 M. lang. De punt, 0.35 M. lang, is gemaakt
m,t een, stulc vim den wand, van ’t bamboe-riet. Deze breede pijlen worden speciaal
..ij, e varkensjacht gebruikt, omdat zij’ een gapende wond maken, die tot veel