
Bij deze bewerking zal ik tevens in de gelegenheid zijn enkele
onnaüwkeurigheden te verbeteren, die in bovengenoemd overzicht
zijn ingeslopen. Dit zijn echter afwijkingen meestal van onderge-
schikten aard, die op de conclusién geen belangrijken invloed
uitoefenen, maar toch moesten veranderd worden. Het o°root
aantal getallen dat in de protocollen voorkomt en tezamen over
de 5000 beloopt, deed wel eens gevaren voor een onnauwkeurig-
heid ontstaan.
Hier zal alleen sprake zijn van maten aan levenden genomen.
De bewerking van het medegebrachte schedel- en beenderen-
materiaal is nog niet afgeloopen. Tevens möge hier vermeld
worden, dat ik in de gelegenheid was het cerebrum van een
Papoea benevens cor, pulmones en intestinum te conserveeren
en naar Europa te sturen. Van dit cerebrum werd door Prof.
Bo lk in „Petrus Camper” Dl. III (1905) een beschrijving gegeven.
Aanvankelijk was mijn plan deze bewerking in dier voege uit
te breiden, dat ik de resultaten mijner metingen kon vergelijken
met alle metingen reeds door anderen op Nieuw-Guinea verricht.
Toch bleek me, toen ik de literatuur over dit onderwerp onderzocht,
dat ik dit plan in dien zin als ik me had voorgesteld, moest
opgeven. Metingen aan levenden verricht zijn er n.l. zeer weinig,
en die er zijn hebben meest betrekking op zeer kleine getallen
personen op verschillende plaatsen. Slechts zeer enkele meer uit-
voerige metingen over een grooter aantal personen hebben plaats
gehad. En dat materiaal is voor vergelijking met het mijne nog
weinig geschikt, omdat het meest betrekking heeft op personen
van landstreken zeer ver verwijderd van de streek waar ik ge-
meten heb. Met name is dit het geval met de metingen van
L angen *), Schellong 2) en Hagen 3), meestal voor Noord-
west en in Noordoost Nieuw-Guinea verricht.
Hoewel een bespreking van al het gemetene bij levenden op
Nieuw-Guinea-en de eilanden onder den naam Melanesié bekend,
belangrijk zijn zou, is dit hier niet op zijn plaats.
Ik heb me daarom bepaald om nevens mijne maten in hoofd-
zaak te vermelden eén kleine reeks maten van personen niet
zeer verre van de door mij gemeten „Toegeri’s” verwijderd, n.l.
uit de omgeving van de Papoea-golf in het Engelsche gebied,
1) L an gen , Dr. A do l f . Verhandlungen Berlin. Gesellsch. für Anthrop., Ethnol.
u. Urg. 1889, p. (126) vlg.
2) Schellong, Dr. O. Beiträge zur Anthropologie der Papuas. Zeitschr. für
Ethnologie, XXIII (1891), p. 156 vlg.
3) H agen , Dr. B. Anthrop. Atlas Ostasiat, u. Melan. Völker. Wiesbaden, 1899.
ongeveer vijf graden meer Oostelijk woonachtig. Deze zijn door
CH A LM E R S ') medegedeeld. De maten zijn door Rev. Dr. CH A LM E R S
enkele jaren voor de publicatie genomen. Dr. G A R SO N bracht
de Engelsche maten in. het decimale stelsel over. Dr. A . C .
H AD D O N berekende de indices en maakte het stuk voor publicatie
gereed. Wel .is het jammer, dat hier slechts weinig maten
ter vergelijking voorkomen; het zijn alleen lichaamslengten in
staande en zittende houding (de cijfers voor de zittende houding
heb ik niet overgenomen), de vadem, en vijf hoofdmaten n. 1.
drie schedelmaten en twee neusmaten.
Nog moet ik opmerken, dat de eerste metingen op het vaste
land van Nederlandsch Nieuw-Guinea zijn verricht door den
heer G. A. J. V AN D E R S a n d e , die de Expeditie-Wichmann in
1903 als arts begeleidde. Hij heeft aan de Humboldtbaai en aan
het Sentani-meer gemeten, dus Noordelijk, niet ver van het
Duitsche gebied, en diametraal tegenover het zuidelijk gelegen
Merauke, waar ik de Toegeri’s mat. Deze metingen zijn in het
verslag der Wichmann-Expeditie zeer onlangs gepubliceerd.2)
Op een enkele zijner uitkomsten zal ik later wijzen. Mijne metingen,
öp die van V A N DER S a n d e ’s volgende, zijn gedaan aan de
Zuid- resp. Zuidwestkust. Möge önze arbeid door velen worden
gevolgd en aangevuld! Het komt ongetwijfeld de waarde onzer
metingen ten goede, dat door V A N D E R S A N D E en mij dezelfde
meetmethode is gevolgd.
In het geheel heb ik 120 Inboorlingen gemeten en wel op 5
verschillende plaatsen, zooals uit het volgende blijkt:
Groep I. Merauke. (140° 23 ’/./ O. L. 8° 284/5' Z. Br.).
Hier kon ik 78 personen meten. Deze behooren tot den stam
der Toegeri’s of Kaja-Kaja, een naam voor de bewoners van een
landstreek, deels op Nederlandsch, deels op het aangrenzend
Engelsch gebied gelegen. Van deze 78 personen waren 46 mannen,
16 vrouwen en 16 kinderen.
Groep I I . Mimika. (136° 27*/2' O. L, 40 35' Z. Br.).
Hier kon ik 16 personen meten, n. 1. 14 mannen en 2 vrouwen.
Groep I I I . Etnabaai (Kiroeroe). (1340 57' O.L., 30 55' Z.Br.).
Omvat 10 personen uit de omgeving van de Etnabaai 9
mannen en 1 vrouw.
1) C halmers, Dr. James. Anthropometrical observations on some natives of the
Papua Gulf; Journal of the Anthropol. Institute of Great Britain, XX V II, 1898.
2) Nova Guinea. Vol. III. Ethnography and Anthropology. Leyden 1907,
p. 344— 363-