
Bij den 2<ien en 3<ién persoon behooren epe en ehan (zie boven,,
bl. 654), die op dezélfde wijze worden gebruikt ais ehe, enz.
Voorbeelden:
to kasap epe (bl. 29a) „wat is dat?”
onim epe oetrié (bl. 24a) „dat mensch is bang” .
boebtie epe to awe? (bl. 24b) „die vrouwen, wat doen zij ?”
saham epe mahie jase (bl. 26a) „die kangoeroe wil ik schieten” .
de epe makan (bl. 23b) „onder dien boom” .
epe iekorn mindab de nokke wab'é (bl. 20b) „die vreemde heeft
mijne dij getrofifen” . In dit voorbeeld staat epe vóór iekom (vréemde),
waarschijnlijk om den nadruk, dus z.v.a. „meergenoemde vreemde,
diezelfde vreemde” , omdat hij in het verhaal reeds is vermeld.
mierav'é epe to tago? (bl. 24a) „dat dorp is ais wat ?”
onim epe saham awe (bl. 25a) „die lieden gaan op kángoeroes uit” .
etoebé epe tago (bl. 24b) „de zee is ais dat” (het lijkt een zee).
to makade epe? (bl. 24a) „wat voor dingen zijn daar?”
onim ra epe sok onim (bl. 25a) „de menschen aan den over-
kant daar zijn snij-menschen” .
nok, epe koi bimbaike (bl. 25a) „ik, daar weet ik den weg niet” .
mahai epe (bl. 25a) „daar vooruit” .
ra epe par eke (bl. 30a) „aan den anderen kant, daar is de
ondiepte” .
bake koi epe (bl. 25b) „daar is geen weg” .
epe nanggoek (bl. 25b) „daarheen” .
boebtie ehan mindab kohabé koi (bl. 24a) „die vrouw heeft de
deur al geopend” .
koi ehan? (bl. 25b) „is daar een weg?”
nok boei miet, ambiede ehan (bl. 23b) „ik ga naar den put, om
te zitten daar” .
maroe ehan (bl. 27a) „daar is een tuin” .
onim ehan ietar (bl. 30b) „daar staat een man” . -
ehan Kapondoe koi (bl. 23b) „dat is de weg naar Kapondoe” .
Bijwoorden van plaats van den 2<ten en 3<len persoon zijn
nog eke „daar” , epite, epeteke en epindi „ginds, daarginds” . Zie
boven, bl. 653. Voorbeelden:
to kasap eke i (bl. 26a) „wat is daar?”
mamoei eke? (bl. 23b) „is daar vlakte?”
boei eke? (bl. 23b) „is daar een put?”
eke bake (bl. 23b) „daar niet” .
riekie eke? (bl. 30a) „is daar eene kreek?”
ekai eke aiedieim ráké (bl. 27b) „duidelijk daar zie rook” .
koi ra epite (bl. 25b) „er is een weg aan den overkant ginds” .
boei epeteke (bl. 23b) „ginds is een put” .
rafé-rafe de mahoek'é epetek'é (bl. 26a) „hoog (boven) in den
boom daar is een kroonduif” .
dese epeteke (bl. 30a) „daar is het diep” .
iesie opas epetiéka (sic) naham (bl. 30a) „andere oppassers komen
daaraan” .
ajau epinde mindab saradé sa koema (bl. 29b) „het gebeente is
ginds begraven in het zand” .
e donde, aukat bdsieke epindi (bl. 31a) „hier is touw, breng het
naar het varken ginds” .
epinde onim otieve zie (bl. 7a) „ginds. zingen vele menschen” .
Van de bijwoorden kunnen hier nog de ontkenningswoorden
worden genoemd. De gewone ontkenning is bake of mbake, samen-
•gesteld uit ba en ke (zie boven, bl. 648), „neen, niet, geen” , bv.
onim bake (bl. 27) „er zijn geen menschen” ; bake iedie (bl. 22)
„niet zien” ; saham baki oewar. (bl. 26) „de kángoeroes kwamen
niet voor den dag” ; mandien nok iegiese, ñama nok iegiese bake
(bl. 29) „vroeger had ik een (grooten) naam, thans heb ik geen
naam (meer)” . '
Om te verbieden dienen doerke {doer met ke) en tamat. Bij
deze woorden wordt niet de Imperatief-vorm gebruikt, bv. tamat
minggoei (bl. 30) „niet schreeuwen” , doerke taman (bl. 26) „niet
schieten” , tamat tonggap (bl. 17) „geen brandend hout weghalen” ,
Eene ontkennende beteekenis heeft ook het achtervoegsel -ne,
dat boven op bl. 654 is genoemd.
Zoowel uit den woordenschat ais uit de grammaticale elementen
is het duidelijk dat de taal van Mérauké geen Maleisch-
Polynesische taal is ‘)- Men moge een oogenblik bij een
woord ais kinde (oog) denken aan Bare’e kire (wenkbrauw); bij
baba (mond) aan Tag. Bis. baba, Daj. bawa, enz. (monding); bij
do (bloed) aan Boeg. dar a, Mal. dar ah, Bat. dar o, enz. (bloed);
bij gau (doof) aan Mak. Boeg. Minah. Bar. gau (bedriegelijke
handelwijze); bij boeti (pisang) aan Mal. Lamp. Minah. Bar. enz.
1) Wat de heer G. P. R o u f f a e r opmerkt op bl. 494 en 495 hiervóór, in zijn
Naschrift op de Vergelijkende lijst van woorden, gebruikt te Mímika, Oeta en
Mérauké, is alleen vergelijking in de verte met de genitief-constructie der Maleisch-
Polynesische talen. Doch hiermede is door hem niet gezegd dat de Mérauké-taal
Maleisch-Polynesisch is, wat trouwens niemand zal beweren, die de lijst van S e y n e
K ok heeft doorgelezen.