
(de grootste breedte tussch§n de darmbeenkammen), en de Distantia
intertrochanterica.
De gemiddelden dezer metingen zijn in de volgende tabellen
neergelegd:
T a b e l V I I I . B r e e d t ema t e n v an den romp.
Groep.
Schouderbreedte.
Dist. inter-
cristalis.
Dist. inter-
spinalis.
Dist. intertrochanterica.
Aantal
Abs. Rel. personen. Abs. Rel. Abs. Rel. Abs. Rel.
I. M. 37-8 23.1 27.9 16.7 26.4 15-8 28.7 (37) 17.2 46
V. 34-7 22.1 27.1 i 7-3 25.8 16.4 29. 18.5 16
II. M. 38.4 23-4 27.2 16.5 26.0 15.8 28.9 17.6 *4
V. 33-9 22.5 ' 23.8 15-8 24.8 16.4 28. 18.6 2
III. M. 35-6 21.6 26.6 16.2 25.1 U -3 28.8 1 7-5 9
V. 33* 21.7 25-5 16.8 23- 15-1 27. 17.8 1
IV. M. 35-5 22.8 25.1 16.1 23-9 15-3 27.7 17.8 10
V. M. 3 4 - 21.9 23-5 15.1 21.2 13.6 26.5 17.1 5
v.. 3 i- | 22.9 25.2 16.9 | 23-5 15-8
vn
00
19.2 1
Vergelijkt men de op de mannen betrekking hebbende cijfers
der 5 groepen met elkander, dan blijkt dat de breedtematen
grooter worden hoe meer Oostelijk de gemeten personen wonen.
En daar hetzelfde ook voor de lengtematen het geval was, kan
men in het algemeen de conclusie maken, dat de bewoners van
de Zuidkust van Nieuw-Guinea krachtiger zijn gebouwd hoe
meer men het Engelsche gebied nadert.
Nog moet opgemerkt worden, dat, bij de gezamenlijke 5 groepen,
de relatieve transversale bekkenmaten der vrouwen die der
mannen overtreffen.
Hier laat ik volgen den Index radio-pelvicus.
j r n ______ onderarm X 100
' beklcenbreedte (Dist. intercristalis) I 0 0 <3 .
Deze bedraagt voor 85 volwassen personen (mannen en vrouwen)
behoorende tot de groepen I, II en III: 100.3.
Volgens L o u is L a p i c q u e zo u de Index radio-pelvicus bij de
donker gekleurde rassen grooter dan 100 zijn, bij de overige
rassen kleiner dan 100, wat volgens hem zou wijzen op de een-
heid der donker gekleurde rassen.
Bij 26 mannen en 11 vrouwen van de eerste groep bepaalde
ik verder nog de hoogte van den Umbilicus en de Papilla
mammae en vond daarvoor de volgende gemiddelden:
Navelhoogte bij de mannen abs. 102.0, rel. 61.0.
„ „ bij de vrouwen abs. 94.5, rel. 60.3.
Hoogte der Papilla mammae bij de mannen abs. 123.3, rel- 7 3-1-
„ „ „ „ bij de vrouwen abs. n 3.9, rel. 73.3.
Als laatste der op den romp betrekking hebbende maten geef
ik ten slotte nog twee betreffende buik- en borstomtrek.
De eerste bepaalde ik alleen bij personen van de eerste groep,
de laatste bij personen van de vijf groepen te zamen; 24 mannen
van de Merauke-groep hadden gemiddeld een buikomtrek van
77.9 cM., 10 vrouwen een van 82.2 c.M.
Den borstomtrek bepaalde ik zooveel mogelijk zoowel bij
inspiratie als bij expiratie. Zooais men zien zal is bij inspiratie
de buikomtrek gemiddeld nog geen 2 c.M. grooter dan bij
expiratie. Hierbij moet echter in aanmerking genomen worden,
dat het dikwijls veel moeite kostte den menschen duidelijk te
maken, dat ze zoo diep mogelijk moesten ademhalen. Daarom
heb ik, behalve deze, nog een aantal, die ik gemeten heb zonder
dat ze merkbaar ademhaalden, als „in rust” gekwalificeerd.
De resultaten dezer metingen zijn in onderstaande tabellen
neergelegd:
T a b e l IX. B o r s t o m t r e k .
Groep. Inspiratie. Expiratie. In rust.
I. M. 9 °-4 (30) 89.0 (30) 86.5 (10)
V. 80.0 (5) 78.8 (5) 82.4 (10)
II. M. 92.0 (14) 90.8 (14)
V. 83.0 (2) 81.5 (2)
III. M. 8 9 4 (9) 88.7 (9)
V. 79.0 (1) 78.0 (1)
IV. M. 88.8 (10) 86.9 (10)
V . M. 78.3 (5) 77-i (5)
V. 76.0 (1) 74.0 (1)
Omtrent het lichaamsgewicht geeft de onderstaande tabel uit-
sluitsel. De getallen zijn weer gemiddelden.