
een doordringend klokkend geluid als van de klokhen doch veel
sterker, hoorden we te Kiroeroe dagelijks; ook zagen we de vogels
wel, doch meest op een afstand in het bosch, en dikwijls ook de
diepe voren van hunne met krachtige nagels vcorziene drieteenige
voeten. Wegens hunne schuwheid waren ze moeilijk te naderen.
Het geluid van deze vogels is, wanneer men ze voor het eerst
hoort van een vreemden klank, dat sommige menschen ängstig
maakt, zooals den korporaal WlLKE, over wien in het Bi zon-
de r V e r s l a g , p. 316-— 320 hiervoor, nader verhaald i s . ')
De berichten over dezen vogel loopen uiteen. Volgens sommige
valt de casuaris menschen aan en is vaak zeer gevaarlijk.
Onder de vogels die te Merauke veel gezien werden, was er
een slank gebouwde en mooi geteekende, die aan beide vleugel-
bochten een scherpe spoor had. De heer DE Beaufort deelde
mij mede. dat het een kievitsoort was behoorende tot het geslacht
Lobivanellus, waarvan alle soorten (een viertal) een spoor op.de
vleugels bezitten; 2
soorten komen in
116. Spoorkieviten Merauki.
Afrika, 2 in Australie
en N.-Guinea
voor. De van Më-
raukë medegebrach-
te was Lobivanellus
miles Bodd., wiens
verbreidingsgebied
zieh over Australie,
N.-Guinea en west-
waarts tot Timorlaut
uitstrekt. Om de
eigenaardige spoor
öf nagel te laten
zien, is de oorspron-
kelijke photo ver-
groot hiernevens af-
gedrukt (116). Men
ziet duidelijk bij de
twee tegen den balk
aan hun pooten
opgehangen exem1)
De kleine vlindercollectie door Wilke verzameld, werd door hem aan de
expeditie overgedragen.
plaren, de puntige sporen aan de vleugelbochten ; het duidelijkst
zijn zij te zien aan beider linkervleugels.
Voorts zag ik nog te Mëraukë mooie groote uilen, sommige bijna
geheel wit van kleur; en een ganssoort, Anseranas semipalmata,
die zoover als kon nagegaan worden nog slechts van Australie
en Tasmanië bekend is. Ook was de aan ons allen zoo bekende
zwarte familie der kraaien in grooten getale aanwezig; medege-
bracht werd Corvus orru.
Eigenaardig was het niet mélodieuse kraaiengezang, gedeelte-
lijk met dat van onze kraaien overeenkomend, doch eenigszins
gewijzigd. Hun muzikale strophe bestond meest uit 3 sterk ge-
accentueerde geluiden met a-klank en van gelijken duur; daarop
2 van denzelfden klank doch korter; en ten slotte 2 ook van den-
zelfden klank maar van lager toon en veel langer gerekt, en bij
het aanhouden nog lager wordend. Dus ongeveer aldus:
ä ä I ä ä a \ a \ D. C. ad infin.
Ik mag dit verslag niet eindigen zonder den dank aan mijn
expeditiegenooten, voor zoover zij mij allen behulpzaam zijn ge-
weest om materiaal voor de verzameling bijeen te brengen, of
mij opmerkzaam hebben gemaakt op belangrijke zaken op natuur-
historisch gebied.