
weder personen als hersteld werden ontslagen of wanneer evacuatie
of aanvoer van gezonden had plaats gehad.
Met de ruim 100 man die aan den wal waren gegaan, bedroeg
het totaal aantal deelnemers, als men degenen bijtelt die de ge-
evacueerden kwamen vervangen of om andere reden nog werden
toegevoegd, een 260 personen.
Van dezen staan er niet minder dan 250 voor behandeling
op de ziekenlijst vermeld.
Slechts 3 dagen van de 92 die ik in het bivak doorbracht,
kwamen geen zieken op de lijst voor. In December bedroeg het
aantal somtijds 20 of meer per dag. In Januari bewoog het zieh
dikwijls tusschen de 25 en 55. Het grootste aantal op een dag
in behandeling, bedroeg 62. Dit was op 9 Januari.
A ls we het totaal aantal van de dagelijks in behandeling ge-
weest zijnde zieken bij elkaar teilen, krijgen we het cijfer van
2082, d. i. over 89 ziektedagen verdeeld 24 per dag.
Een zeker bedrag moeten van dit aantal worden afgetrokken,
omdat simulatie ongetwijfeld voorkwam en overdrijving van
Machten, wat in enkele gevallen niet was te ontmaskeren. Verder
moet in aanmerking genomen, dat onder deze getallen zoowel
lichte als zwaardere ziektevormen te samen zijn geteld.
De ziekten die voorkwamen, waren in hoofdzaak:
Beri-beri, Malaria, en Koortsachtige aandoeningen zonder typisch
beeid. Voorts: Dysenterie, Huidaandoeningen, Oogaandoeningen,
Keelaandoeningen, Verzweringen, Furunkels, Verwoiidingen, Gevallen
van insecten-steek, Beten van bloedzuigers, een Slangen-
beet, een Verwonding door een wild varken.
Van Beri-beri kwamen een 40-tal gevallen voor, waarvan 6
met doodelijk verloop. Het grootste contingent aan deze ziekte
leverden de inlandsche militairen, waarbij moet opgemerkt worden,
dat onder deze er verscheidenen waren, die reeds vroeger aan
deze ziekte geleden hadden, doch als weder hersteld den dienst
hervat hadden. Hier bleek dus wederom hoe deze ziekte voor
recidive vatbaar maakt.
Aan Malaria, meest tertiana, soms met quotidiaan-type, hebben
een 50-tal personen ziek gelegen; een geval verliep doodelijk.
De lijders aan malaria werden het meest onder de koeli’s der
Kei-eilanden aangetroffen. Omdat malaria onder al de overige
deelnemers weinig voorkwam, is het waarschijnlijk dat genoemde
koeli’s de malaria-kiem reeds bij zieh hadden, toen zij te Kiroeroe
kwamen. Het voorkömen van malaria op de Kei-eilanden nl. is
voldoende geconstateerd.
Hoewel de streek wäar wij woonden rijk aan muskieten was,
is zelfs de steek der Anopheles, de malaria-muskiet bij uit-
nemendheid, wanneer deze mug niet met de malaria-parasiet is
geinfecteerd, niet malaria-verwekkend. Dit insect moet eerst met
het bloed van een malarialijder zijn gevoed, om zoodoende diens
tijdelijken gast (den malaria-sporozoo) als blijvenden gast in zieh
op te nemen en dan een voortdurend gevaar te blijven voor de
personen wier bloed hij zuigt.
Wanneer men eenmaal in een muskietenstreek is, dan blijkt
klamboe-g^s het eenige middel om zieh deze dieren van het
üjf houden. Doch dit is natuurlijk practisch alleen aan te
wenden als men zieh kan ophouden in een ruimte, rondom door
zulk gaas afgesloten; zooals tijdens rustperioden in den nacht.
Onder het voorttrekken baten de verschillende aangegeven mid-
delen weinig of niets, vooral niet voor de inlanders die een ge-
deelte van het lichaam onbekleed laten.
Ik heb nog wel eens proeven genomen met het insmeren van
lichaamsdeelen met Balsum Peruvianum, Oleum Cäjuputi en
Chinine-oplossingen, en zoo lang deze stoffen het lichaam be-
dekten bleven de muskieten op afstand; doch onder het loopen
werden deze stoffen door het afvloeiende zweet telkens weer
weggevoerd, zoodat men genoodzaakt zou zijn steeds te blijven
insmeren, wat i° practisch onmogelijk is, 20 op den duur een
irnteerende werking op de huid zou gaan uitoefenen. Voor een
körten tijd waren echter dergelijke middelen wel eens van nut,
en bleek het dat sterk riekende en bittere stoffen de muskieten
op een afstand houden. Voor zoo’n körten tijd is de kajoepoetih-olie
me nog het meest nuttig gebleken. Ook wordt voor dergelijk
d°el het wasschen met een aftreksel van Quassi-hout, dat een
bittere stof bevat, aanbevolen.
Bleken dus al deze middelen voor afdoende beschutting van
weinig of geen waarde, zoo bleek zelfs dat het aanleggen van
sterk rookende houtvuren geen effect van beteekenis had, wanneer
de muskieten eenmaal in dichte drommen rondwaarden; zoodat
het wel den schijn heeft of deze dieren door den geur dien ons
lichaam of ons bloed mogelijk voor hen verspreidt, in een toe-
stand van razernij en bloeddorst gebracht worden, die met alle
verderf-aanbrengende middelen spot.
De overige ziekten bepaalden zieh slechts tot enkele gevallen
voor iedere groep.
Alleen was het aantal verwondingen aan de voeten nog
al groot (een 30-tal), veroorzaakt door aanraking van den