
ne beftryders overwinnen zou.
Hier door wierd Belli zoo hoogmoe-
dig, dat hy voortaan niemand meer ver-
fchoonde, en zieh zelven ook verftoutte,
om Dewendre, en de andre opper-hoof-
den der agt önder-hemelfche werelden
(anders den Surgam, o f den Hemel, ge-
naamd) aan te taften, en uyt hun bezit
'te dryvsen. .<
Deze klaagden hier over aan Bram-
ma , en die gaf de zaak aan Wiftnoe
(ook een van de twee opper-Goden) te
kennen} dog Wiftnoe, die klagten wel
ingezien hebbende , bevond , dat deze
Rarjatsja Belli^ook een getrouw dienaar
van hem was!*, weshalven hy goed vond
die zaak niet door geweld , maar met
litt te behandelen , en dezen duyvel
door behendigheid t’ onder tc brengen.
Om dit nu uyt te voeren , quam
Wiftnum onder de naam van een ßra-
mafari (dat is , een jonge ßramine) Wa-
ffiana genaamd, in de wereld.
Terwyl nu Belli bezig was met een
Jagern te eiferen, is hy by hem geko-
racn , en heeft hem om een aalmoes
verzogt, waar op hem Belli vraagde,
wat hy begeerde, en hy antwoorde, drie
voeten lands.
Dir ftond Belli aanttonds toe j en daar
op begon hy dit iand af te meten,
Hy ( W iftnoe, o f die Brammaluri)
zettede zyn eene voet ter neder, en hy'
drukte dien tot den Patalatn, o f tot
den aigrond, dat is , tot de Schaal van
’t E y , waar in de wereld (na de ge-
dagten der ßramines) begrepen is.
O e andre voet zettede hy na om
hoog, en heeft daar mede alle de boven-
werclden doorgedrukt, en de Schaal van
het Ey aan die kant geraakt.
Toen hy nu den derden voer plaatzen
zou, vraagde hy, waar hy dien neder-
zetten moeft , alzoo ’er geen plaats
meer was. Hier op zey Belli: zet hem
op myn hoofd j dat deed deze Bramma-
fari Wamana(of Wiftnoe) en trapte toen
Belli tot in den Afgrond, daar hy
nog is.
De duy v e l, daar by vernomen hebbende,
dat hy met God te doen had,
bad hem, dat hy hem dog zyn hoog-
moed vergeven wilde j waar op Wiftnoe j
hem antwoorde5 hoewel gy hier zyt,|
zoo zult gy egter hier zoo wel zyn,l
als o f gy by my in den Hemel waart.
En aldus is hy daar altyd gebleven.
Tocn nu Wiftnoe zynen voet na om
hoog ze tte , had hy de) Schaal van ’t
E y der wereld, met zulken kragt geraakt,;
dat de zelve fcheurde, waar door aan-,
ftonds het water, waar in dit Ey dryft1
(en dat de Braraines ftcllen God zelfs
te zyn) daar uyt quam lcopcn j het welke
Bramma (die ook in dat Ey zyn
plaats hebben zoü) ziende,, heeft die
zyn vat genomen, het water daar in
tevangen, en de yöeten van Wiftnoe
aar mede gewaflcneii} dog het verdre
van dit water iou na de plaats van
Dewendre gelöopcn zyn.
Daarom nu j om dät dit water, de
rievier Ganga zelfs zynde, in de plaats
van Dewendre liep, *eer zy op der aarde
nedergedaald was, werd zy nog hedens-
daags Surga Nadi, dat is , de riviere des
hemels genaamd.
Nadat nu deze rievier Ganga dus in
Dewendres plaats gekomen was, is. het
gebeurd, dat een zekere Settrea, Sag&va
Jackrawerti genaamd (Jakrawerti betCe-
kend een Keizer) een Heer van zeergroot
vermögen , voornam een Jagam , ofte
offerhande, van een wit paard te doen,
dat (volgens het zeggen der Bramines)
een zeer groote zaak is, en die niemand
zieh onderwinden kan, o f hy moet van
een zeer groot vermögen, en verzekerd
z y n , dat niemand magtig is het Zelve
hem te verhinderen > om welke reden
niemand hedens-daags zulken offerhande
doet , om dat niemand zieh inbeeid
van zoo grooten vermögen te zyn.
Die nu deze offerhande doen w il, zend
dit peerd in alle landen met een brief aan
de ftaart, waar in gefchreven flaat de
naam van die g en e , die voorgenomen
heeft deze offerhande tedoen 5 ook werd
’er gemeld, wat macht ’er na het paard
volgd, en dan werd ’er gevraagd, o f ’er
iemand is, die ’t paard dürft ophonden j
¿00 ’er nu iemand is, diedit ondernemen
wil, die moet zig ook magtig kennen,
om die macht, die na ’t paard volgd, te
wederftaan.
Zoo dit nu gefchied, en de macht,
die na ’t paard volgd, verflagen werd,
dan is die Jagam, o f offerhande, te niet j
dog zoo niemand het paard ophoud,
heeft die offerhande ter be fremder tyd
zyn voortgang.
De voornoemde Settrea nü, die zoo-
danigen offerhande voorgenomen had,
had veel vrouwen, en fettig duyzend
kinderen by de zelve. Nadat hy nu *t
paärd uycgezonden had, heeft hy het
zelve die 60000 kinderen, en nog meer
magt, nagezonden.
Niemand heeft hen wederftand geböden
5 maar zy hebben ieder een overlaft
gedaan.
Dewendre, den hoogmoed van dit
volk befpeurende, heeft dit paard hey-
melyk weggenomen, en het onder de
zevende wereld agter een zeer Heilig
man verborgen, dieeenzeerGodvrügtig
dienaar van Wiftnoe was, alwaar hy ’t
Zelve vaft gebonden heeft.
Z y , het paard mittende, gingen dat
over al zoekenj dog konden het nergens
Vinden. Doch naderhand heeft een zwer-
vende Geeft, Akafäwani genaamd, aan
hein ontdekt, waar het paard was.
Z y zogten wel middel, om daar te
komen, dog konden geenen weg vinden,
om in de zevende wereld te geräken.
Z y beiloten dierhalven om aan ’t
graven te gaan j dog ’t gat wat te diep
werdende ,. en zy geen raad wetende ,
om al die aarde na boven te krygen,
hebben zy die ingeflokt, en , om ze te
beter binnen te krygen, daar water op-
gedronken; waar door zy eyndelyk ter
plaatze, daar’t paard was, gekomen zyn,
het geen zy daar agter eenen Heilig ge-
bonden vonden.
Z y , zeer weynig denkende, wie dit
gedaan had, en meynende, dat dit door
dien Heilig verricht was , hebben hem
aangetaft, en dapper geflagen, die, de-’
* ze flagen voelende, en daar over zeer
O ' p f l ’n n i ' / l k . « S B . _ _ _ _ . . 1 1 • W oerg dar f r h r X l L f , B l c°°™ 2e/ de> d,t nier dragen nebt ey licdcn onbedaetelvk oeriaan $ i-n kon j j do0g dat Eswara alleen
o ------- 7 xu .uuni ¿tyucj uit
hebt gy onbedagtelyk gedaan,en
Zoo ik een getrouw dienaar van Wiftnoe
ben , zult gy alle 'tot aflehe worden ,
l gelyk ook aanftonds gcfchiede.
Nadat zy dusomgekomen waren, ging
de oudfte zoonvan dienzoon, dicHöofd
was over het uytgezonden volk , zyn
vader zoeken längs den zelven w e g , die
de vorige gegraven hadden, quam zoo
by dezen Heilig in de zevende wereld,
en vond daar het paard, met al het volk,
dat tot aflehe geworden was. Derhal-
ven verzogt hy van den Heilig ootmoe-
d ig , dat hy hem zeggen wilde, waar
zyn vader gebleven was, die hem zey de 3
dat alle die zielen verloren, en nu Duy-
vels geworden waren.
Hy vraagde daarop dien Heilig, door
wat middel nu die zielen behouden konden
werden j die hem antwoordde, door
geen ander middel, dan, zoo die zielen
door het water van de rievier Ganga konden
nat gemaakt werden , dat zy door
dat middel in de plaats van Dewendre geräken
zouden.
Deze zoons zoon, dit verflaan hebbende,
ging met dit paard na zyn Groot-
vader, aan den welken hy al het voorge-
vallene verhaalde, en verzogt hem ver
der verlof, om dog eenig middel ten
goeden van zyn vaders ziel by der hand te
nemen.
Nadat hy daar toe verlof verkregen
had, heeft hy aan Wiftnoe een groote
belofte gedaan , waar in hy tot de
30000 jaaren volhard heeft j dog hv
llierf zonder zyn oogmerk te bereyken.
' Daar na dede zyn zoon die zelve belofte,
volharde ook 30000 jaaren ’er in ,
en ftierf mede zonder zyn oogwit te bereyken.
De derde zoon dede dit al mede te ver-
geefs, dog de vierde, ßagireta genaamd,
de vorige belofte mede aanvaard hebbende,
en 10000 jaar daar in bezig geweeft
zynde , zoo heeft zig W ittnoe, na ’c
verlopen van 100000 jaaren laten bewegen
, om aan Bagireta toezegging te
doen, dat hy hem zync begeerte geven
zou. 0
Daarop verzogt Bagireta, dat het
water van de rievier Ganga zyn geflacht,
dat tot afch geworden was, terzaligheid
nat maken m ög t, ’t geen Wiftnoe aan
hem toegeftaan heeft. Waar op Bagireta
aan de rievier Ganga verzogt, dat zy val-
len wilde ter. plaatze daarhy ’tbegeerde,
cn dat zy hem navolgen zoude, waar hy
henen ging 5 dat hem al mede toegeftaan
wierd.
Hier op verzogt hy weder, dat zy op
den berg Chimmawontam , verre om
den Noord gelegen , vallen wilde $ dog
die berg zeyde daar op, dat hy dien laft
dat verwogen had.
Toen verzogt Bagireta dit aan Eswara,
die hem beloofde de rievier Ganga
op zyn hoofd te zullen ontfangen.
Dog de rievier zou (zeggen zy) gedacht
hebben, indien de berg Chim-
mawontam dit niet dragen kon, dat dan
Eswara dit ook niet zou können dragen.
Zy is dierhalven uyt Dewendre’s plaats
op Efwara’s hoofd nedergcvallen, met
een voornemen om hem te verplctte-
renj dog Eswara den hoogmoed, waar
mede de rievier Ganga nederdaalde, kennende,
ontfing haar 3 dog verlecnde haar
geenen weg om voorder teloopen, hou-
dende haar dus op zyn hoofd itaan.
Bagireta , ’t geruyfeh van ’t water wel
hoorendei maar geen water -verneinende,
bad aan Eswara , dat hy dit water
dog zyn verdren loop wilde geven 5 het
welk hy eyndelyk dede.
Daar na viel zy op den berg Chimma-
wontam, en van daar op de aarde, en is
toen zoo verder Bagireta gevolgdj
ontmoetende in ’t voort-loopen een zeer
Heilig man, die bezig was met te öfteren,
en nam met haren vloed alles weg ,
dat die Heilig tot het vieren van zyn Jagam
toebereyd had.
Die Heilig , hier over zeer geftoord,
zeyde tegen de rievier, komt in myn
hand , dat ook zoo zou gefchied zyn,
waar 11a hy die rievier ingeflokt heeft.
Bagireta, h ier over zeer verzet, bad dezen
Heilig, dat hy die rieyier dog wederge-
ven wilde.
Hier op overley de Heilig , hoe hy
dit bequamelyk zou können doen, zonder
dat die rievier harc Heiligheid ver-
liezen zou.
Y z Hy