
teekeningen, die een groot licht daar
aan toebrengen, aan de liefhebbers eil
naipeurders van dezen Gods-dienft der
^iveydenen te zien gegeven heeft. | |
Dog dat Uyt beyde deze werken zien wy wel
daar aan yeele dingen , .hunnen Gpds-l?ien$ betref-
breekf. ^ nc^e 5 egter niet alles, dar wy da^r
van wÄlfeehoorden tc weten^ van ’t welke
de eenige reden is, dat deze twee Hee-
. ren geen van beyde de Sanferit^e taal, (by
' Rogerius Samfcort^ms en ,yan $ ändere
nis v*n‘tGirandam o f Kerendum genaamd) waar
Sanfcrits,in de Vedam o f *t H. Wetboek» dezer
en van Hcydenen .befchreven is f “verftäan, W
den Vc- ai Jus gCen gelegenheyd gehad heb-
ara' ben, cm den Vedam o f zelfs te lezen,
ö f wel den zelven te vertaalen, en aldus
het wezentlyke van" dezen Gods-dienft
in zynen grond vöör het ooge der wereld
open te leggen.
Ik zegge dit niet, om eeri van beyde
deze by uyr.ttek neerftige männen cenig-
zins van nalatigheyd te befchuldigen , al-
zoo ik zeer vcel reden heb van hunnen y-
verte pryzen,cnby ervarenheydweer,dat
een Preaikarit in Indien, in wat voor
een LaridVoogdy hy ook geplaatft z y ,
met prediken, Catechizeeren, en andre
zoorten van onderwys by den zwakken
Inländer zbo vecl werk 'vind (te meer
Men be-alzöo *t getal der predikanten o v e ra l,
hoord de na evehmätlgh6yd van" de doipen, die
kanten 'Symmetrien; irioeteny veel te yveynig
tyd is) ]dat het hem‘ önmogely k n Ttrd uyt- te
viriden, öm eenige andre vreemde taalen
äah te leerph', or eenige fraeye werken
der Qöfterlihgen över te ^zetten.
Het was de^alven te wenfehen, dat
o f de Heeren Zeveritienden, o f wel de
Beftierders van Indien,, en der byzondere
Landvoögdyen, aan de eerftalaaar körnende
Predikanten niet anders te
doen gaven, dan om de taalen, die ider
in zyne Landvoogdy vond, eerft wel
tegeven aan le leeren , om daar door gelegenheyd
om de te krygen van de gehcymfte vCrborgent-
taalen heden zelfs van na by na te fpeuren, en dus
hnders hen tekragtiger uyt hunne eygen gronden
te leeren, niet- alleen te overtuygen , maar om al-
dus ook hunne Afgodery en verkeerde
Godsdienft in den grond uyt te roeyen,
dat nu , van wegen deze onkunde, wat
moeite. men ook daar doet, ommogelyk
gelchieden kan, om dat den Inlander alles
voor ons, zoo veel mogelyk is, ver-
bergd, en om dat ’er aldus altydnog verborge
quade gronden, die ons onbekend
zyn , overblyven.
Om dit nu te boven te komen, was
’er geen beter middelj als om aan zulke
Predikanten eerft een zekeren bepaalden
tyd te geven, om die taalen wel te leeren
, en dan zouden zy in körten tyd zeer
veel können vorderen, als een ygelyk de
Godsdiçnft dgr Heydenen,, die hyinzyft
Landvobgdy-'voöa“^ eerft’ nafpeuren,
o f door een nuttige vertaling van hunne
Wet-boekcn J in den grond eerft be-
fchouwen, de zelve aan de geleerde we-
yeldjmede deçlen^en 4te.,dan„opk on-
iwederlprekelyk ^vederl&gén , et| zeer
gemakkelyk metW^tyd-uytfoeyenrlcon.
Ik weet we l, dat men nu en dan aan
dcze .en geene~ Predik^ftöft eenigen tyd
gegeven heeffc., orü of^Portugees , o f
Maleyts te leeren, maar behalven dat
menjien piet.tyds gppoeggaf, omzulks
zoo grondig ¡> als ’t befroorde, te doen,
wieraen de zelve in zulken tyd altydnog
met andere dienftçn, die hen beletteden,
bezig gehoudem H‘es is.oök waar, dat
alle Predikanten ju y f t 'daàr toc niçt genegen,,
en *er dikyyili ook niet bequaäm
toe'zyft.' . p5 ! * ' , '
Het zou feffterVati een àlgêmeÿhe vru^t
wezén, als dit^' Vpor al onder de Predi-
kanten op de Buy ten »Comptoiren, en in
de byzondere Landvoogdy en, zoö iri *t
werk gefteïd, en |hen, een geruymen tyd
gegeven wierd, zöo om dë byzondere täa-
Jen der Inländers eerft wél aari te letîèh,,
als om *t een o f ’t ander Wet-Boek van
hen, te vertaalen. ' .
Vooral zou dit een algémëen niit ter
dezer kuffi gfeyed;, iQqien,". ®elr '^'u' pog;
jçënige Predikantdö . äldäar àllëcn gehöu-
den wierdeh, öin de Sarikritiè taal, Vooral
de flööfdren Aipeder-^'äal’ vaü 4?ipeefteketSai»»
Öofterie taalen , aaln te leeren , en om^” ^
dièn Vedam, o f daç V^et-Böek'der Hèy^
denen, (dat niet‘ajicen de Heydenen op
deze kuft, maar 6ok op Ceylon, Malabar,
in Bengale, Siiratte, en.meer aan-
grenzende Kyken , ö f geheel, o f ten
aeele volgen ; ^eeris net te vcrtolken j en
daar by dan aan zulke. Predikanten verder
gelegenheyd te gévên, de Heydenen al- Om deu
hier, en eldcrs, tc kragtiger uyt hunne Vedam
eyeen gronden te overtuygen, cn om
ook daar uyt veel verbörgenheden enah-
dere zaaken, van welke wy nu onkundig
zyn , te ontdekkenV
Indien de Heer Hyde, Hoogleeraar
der Oofterfe Taalen in dè Höoge School
tot Oxfort , wät langer geleefd had,
was ’er Hope geweeft, om wèl haaft meer
kennis van dezen Védam te krygen, al-
zoo men hem die tPegézegt had , en dit
zou ons den regten weggeopend, en niet
alleen een openc deurc tötdeverbörgent-
heden der Heydenen gegeven , maar ons
tot binnen in den Tempel der Aloude Indianen
en der Heydenen van ’t Qoften
geleyd, en dus ons een grondige kennis
van de verborgenfte wysheyd en metiig-
vuldige plechtigheden gegeven, endoor
welke groote ontdekkingen wy ook ze-
jkerlyk veel licht en ophejdering ontrent,
de
De Deelen
» en
naamen
des Ve-
dams.
Wat
¿aaken
men
■iroor af
kennen
moct.
de zeden, gewoontens en plegtlykhe-
den , hare betrekking tot Gods woord
hebbende, bekomen zouden hebben, dat
wy nu nog, tot ons leed wczen , moe-
ten derven.
Dit Wet-Boek der Heydenen nu, den
Vedam genaamd , had in de alleroudfte
tyden vier deelen j dog een der zelve is
weggeraakt, en dat wel tot groot nädeel
der ßramines, die, zoo zy het nogbe-
zaten , iri meer aanzien , en van meer
macht,dan de vermögenden Köningen al-
daar, zouden zyn.
Deze vier deelen werden genaaöid
Roggo Vedam, Sädura-ofliToure-Vedam,
Sama Vedam , en Tarawana- of
Adderawana-Vedam , aan welke de Ma-
labaaren de naamen van Icca, Icciyxa,
Saman, en Adderavan, geven.
Ik wil gclooven, dat D . Abrahamus
Rogerius, en D/Baldeus, ons geen zaaken
nedcrftellen \ als die uyt den Vedam
getrokken zyn > maar oordeele egter,
Hat wy een volmaakter, netter, cn öm-
ftandiger kennis van alles, zouden hebben
j Indien w y dat ganfeh werk zelft
eens vertaald zagen.
Om nu wat nader kennis van dit alles,
zöo verre ons, o f uyt die werken, ofuyt
het gebrekkelyk berigt der Inlanders,
bekendis, te geven, moet me« voor af
weten, en kennen.
i . De byzondere zoorten van menichen
eri geflachten onder b en , die dezen
Godsdienft omhelzen.
i i . De byzondere Deelen van hunnen
Godsdienft, o f de zaaken, die zy ge-
looven.
A . W a t nu de Üyzondre geflagten en
zoorten dezer menichen betreft, die dezen
Gods-dienft omhelzen, daar zyn ’er
na de gedagten van zommige maar vier}
maarnaonsoordeelvyfiügetal.Deze zyn :
Alle de Heydenenter dezerKnft ftera-
men eenparig toe, dat God geen men-
ichen zoo zeer bemind, dau de Bramines,
die ’t ällerdiepft in zyne gunft ftaan,
wcsha’ ven zy ook de rang aan hün ftani
en geflagt boveii alle andren geven.
_ Ook verbied hun Wet-boek , om Straffe, t
oit een Bramine, over wat misdaad het v?n een»
ook zou mögen wezen, te dooden, e n ß ^ ia e
dit te doen is een van de v y f zonden, dood'.
die zy väft Hellen , dat onvergeeflyk
zyn.
Die nogtäns Zoo ongelukkig wezen
o g t, om een der zelve te dooden (tc
weten in haaftigheyd, öfintoornj want
zoo ’t in den oorlog gefchied, geld
die wet niet) moct volgens de w e t ,
daar a f in den Vedam te vinden j
twaälf jären in Pelgriraagie, eri met het
bekkeneel van de gedoode Bratriine in zyri
hand aalnioeflen gaan bedelen , en *t
gebedelde uyt dit bekkeneel. eeten eri
drinken, naverloop van äl het welke hy
ook zeer veel aalmoeflen geven, eneyn-
delyk nög een Tempel ter eeren vati
Eswara bouwen moetj met welk laatfte
alleen zulkeen volftaan kan, die een Bramine
in den oorlog qiiam, te dooden j
dog die eerfte ftraf heefc hnn opperfte
God Eswara zelf, na dat hy twee Raet-
sjätsjä’s , zoonen van Bratriiries , gedood
had, moeten ondergaan.
Deze Bramines nu, zoo na hunrieriNl
GodBramma (van den welken zy hunne genaamd
afkomft gelyk' ook alle de andre ge-werden;
flagten, maar zy uyt zyn hoofd,reke-
nen) genaamd, zyn het omrerit de zaaken
van hunnen Gods-dienft niet eens,
maar men vind onder hen zes byzondre
Seiten, en geflägten, die in gevoderi
verfchillen.
Deze werden genaamd},
^ . « D e Bramines,
geiapen ß Dc Scttreas.
der men- y De Weynjas, ofWeynsjas.
fclien. & De Soedras.
• De Perrias (van de Hoogduytzerien
Deenen Barhars genaamd.)
En deze volgen malkanderen in Hoog-
heyd, Adel, eri rang, ook even eens.
Het ge- i . De eerfte in Rang, eri de Aanile-
llachtdernelykfte onder deze Volkeren , zyn de
Jrami- ßramines, die een en de zelve met de
Brachmannen der Ouden , endePriefters
dezer Heydenen zyn.
Hünne gemeenftehedendaags-beft behende
naam is die van Bramines, hoewel
de rechte die van Brammans, Bramans
ofvan Brammanes, na hunne God Bram-
ma, fchynd te zyn} van den welken zommige
hun afkomft rekenen.
V . D e e l .
De Weiftnoewa.
De Seiviä.
De Smaertä.
De Schaerwaekä.
De Pafendä.
De Tichccteä.
Hunne.,/
zesderley
Dit zyn hunne Höofd-Seiten : want
anders zyn zy wel in 8i a 8 z gezindhe-
den verdceld, van welke de Vertaas de
hoogfte en voornäamfte zyn.
Wat de eerfte onder h en , o f de D*
Weiftnoewa’s ,betreft, deze werden zoo, Wcift“;s,
genaamd, om dat zy Wiftnoe, ofRam as‘
voor den Opperften God, die iyns gelyk
niet heeft, houderi. Daar zyn ’er
van ’t geflacht Soudra, die met ben
van cen geflacht Daetferi , dat is
dienftbäre genaamd zyn. Deze Lieden
maken zy wy s, dat het hen een groote
e er, en Gode zeer aangenäam is, dät
K i j