
a B E S Ç H R Y
En om- Van de linie a f toc den y grand benoor-
trcntwat Jen legt de Maleitzekuft tot over het Ko-
jandcn hcc ^jngry|f Kéidah, anders bok wel Queda
genaamt., daar tégerf over,-en tulfchen beide
deze landen,is deStraat van Malakka,
die voor aan pas benoorden de Jinie fmal,
dog af en aan de<flad ßaft%ndfirs Patern
genaamt, op de Noord-Ooft-hoek. van
Sumatra) al vry breed is.
In.’t Zuiden legt het tegeiy over Java’s
WelJ-'lioek, en #erd van ’ t zelte door de
Straat Sunda gefçheiden, ' alwaal de bogt.
van Lampón byna tegen over ’t land van
Anir zieh komt te vertoonen, als ook de
Eilandjes Krakatouw, Slebefqc en mecr
andere, in die Straat gelegen.
ln ’t Ooftenvertoontzich van dent wee-
den tot den derden graat het Eiland Banka
, het geen daar al mede een kleene dog
zeer bekende Straat maaltt,. Het werdyan
den inlanc^ Andelis, eij van. ons Süma-
tra genäarärcf, zoo' men wil van zekere ver-
heven plàats Saroadra, op dat Eiland gelegen^
en in hun.taai een.groot Meer be-
tekenende „ Omtrek van du r.1- . . D. i_t rE.i land werd geoordeeld ,wel ruim
land. 200 ot 410 tien mylen in de lengte, en
op zyn naauwfte in ’t Noordfen 30, dog
op zyn breedite, in ’t Zuiden, wel 40
mylen breed, en aldus in den ointrek wel
ruim yoo mylen te hebben, hoewcl het
my niet meer dan lyi^mylen in de lengte
groot, en niet wel jo o in ’trondvoor-
komt.
Op dit Eiland Zyn verfcheide Keizerry-
ken, Koningryken, madige ftéden , en
ontelbaar veel dorpen.-
Kcizerry- De Keßarrykea zyit die van Indrapoe-
ken.Ko- ra> en Maningeabo.
kennen ^ Koffit^ryken zyn die vàn Atsjien,
fteden daar Pedir, Andragiri, DJambi, en Palimbang.
op. De vermogenfte fteden zyn Atsjien,
Pedir, Sumorlanga, Paffangá, Pafi (o f
Paçem) Dilli, Andragiri, Djambi, Palimbang,
Dampin.SiUebar, Sillida, Bang-
koelo , Indrapoera , Batangcapas, Pa-
dang, Kotatengah, Priaman,Ticoe,Sift-
kel, Maningeabo (landwaard in) en meer
andere, ons nu niet voorkomende, be-
halven een ontelbare meenigtevandorpen,
die niet wel hier,maar beterini;önzekaart
te noemen, en te vinden zyn. 1
Gcftdienii Het land in zieh zelven ís t ó hoog
iand bofehryk, e n v o l geboomte’
en rivieren, waar door her zfcci vrugtbaar
is , en oyervloed van vrugten en allerlei
levensmiddelen, dog voorai'van hoende-
ren en vifcb,geeit.
Lagt- Ondertaflchen is het oók éen van de on.
" gezondfte kuften.die men in Indfen heeft
om dathet íóodicht onder den evenaar legt!
V I N G E V A N
liever de Peft-kuft noemen, alzoo dit land
reer veel- menfeben, en voor al van de
Europeers, wegfleept, hoewel anders de
Inländers (buiten diegenen, die in degbud-
myn arbeiden, want daar fterven’er mede
Zeer veel) ’er weinig afweten.
1 De trden dàarâfis/ten deelen de aroo- r, j
te hüte die men daar, voor al vlak on-da'Jaf
der de linie, lyd, tendielen,,doordezwa-
»e dampen, di^bier gcSadiäuit de mee-
nlgvuldige mdeylTen, rt» ’t gebergtei. otv
l flogen, daar zy m de dicflte'boiTcHcn 6)y-
venI hangen, en met hären peftagtigen llank,
de lugt daar alomme, voor al tegen dat de
iegenmoefipn hier hegint, zoodanig ver- -
gifngeff, eh zoo fterk benevelen,dacmen
De Weil- Zeker ddel, daat Vbobfrcomptoir der
oLm'an ^derlanderstis ,• werd de Weitkuft van
dweePecrdftikgn. ft íw,uergae*nIs'#.d rgeae nzaealfmi ot n; gdeózogn dmee lnu gmtftöreget k hveete l, ■
tyd er a' s door vetftikt werd, en
dikwils pas 3 of 4 fchreden verre een
menich, die in zulk een nevel aan komt.
naautebekemieir. kän. Ook h'ceft men
Bier dan.doorgaans’fsavohds vebl zwaren
donder, blixem, weerlicht, en ook veel
zware ftormwinden.
Die hier van alle deze ohgemakken ten
«riten met ftervengaan ’er aan langdu-
rige ziekten quynen, en demenfehenzien
er zoo fainw, bleek, geel, cngezwollen
O lt , dar zy reedsfehynen in ’t graf gelegen
re hebben, en zommige als levendige
geraamten te zyn.
Men werd’er van zeer feile en brandende
küortzen aapgetaft, dieeenmenfeh
ten eerften ylhoofdig maken, en buiten
zyn Zinnen brengen. Behalven dat men
hier nog andere ongemakken heeft, waar
van wy bier na brecderbydebefchrvving
van Indrapoera handelet). . K g , B
Hoe ongezond uu dit Eiland is , valkn
er egter heerlyke, en wel deze navol-
gende waaren :
g oud- H M Waren,di,
Peper- .. hiervallen.
Camfer.
Camfcr-olic.
Gelbrtecrdc Benzoin.
Sappanhout.
Carec, of Schi lpadshoom.
Amber, graauwe, en zwarte*
Drakenbloed.
Rotangs, op Palimbang, en Djambi.
De waaren, die hier getrokken werden, Die hier mumm , ^ 0 "
vjuinees lywaad. ken zyn.
Zwarte Bafta Brotsja, en andere.
Salampouris, roode* witte,cnblaauwc.
Witte Ghineeiche zyde.
Parkallen j witte en roode.
Kannekyns. .
Witte cn roode Bethilis.
Suratze dekens.
Moeris.
Kattoenen. :
Ryxdaalders van agten. '
Staal.
: ' • Ï p • • Yzer. '
z S ü ^ M
s Yzer. •
Speceryen.
. Amfioen.
A T R A. 3
Boomen. Wat het geboomte hierbetreft,datver-
fchild niet van die, welke op Java en in
Amböina (onder ’ t welke wydie befchreven
hebben) vallen, zeer weinig andere,
die men alleen hier heeft, uitgezonderd,
waar onder de Rorang-djernaög, o f djer-
nang-rottihg (die het drakenbloed uitle-
verd) de peper, hand-rotting; (op Palimbang
meeft vallende) de camferboom, de
ramboetan-boom (diens vrugt de Portu-
geezen froeta dosxafiaros, o f caflersvrug-
ten noemen) de banga, ofhennipftruik,
•en eenige andere,weide vobrnaamftezyn.
Vorder heeft men ’er alle de zelve, als
allerlei limoenboomen, calappus,foorfak,
tsjampedaha, gojavas, pifang, doenan,
mangga, manggoftan, en meer andere
boomen ; dog canariboomen vallen ’er niet,
maar wel catappa-boomen. Van de peper
moeten wy met een wpord zeegen, dat
■ dé béfte hier op Palimbang vah; die egter
zoo goed niet, als die van Malabar, ge-
fchat werd,zoo zommigen diedit zeer wel
meenen te verilaan, vaftftellen; en waar
; over wy geen harnas willen aantrekken,'
hbewel anderen die van Atsjeh beft keuren. ■Vrugten, Daar valt overvloed van ryft, die zoo dieren, vee] ajs tarw van ¿it land is ; waar byîeVhS]
deze Inlanders, als zy ?er maar eeWdrdog
vifchje by hebben, zieh weten te géneerèn.
Ookc valt • hier zeer veel • kattoen, 'die ‘Zf-,
tot hunne kleeding wéten te laten verar-
beiden.
a i De dieren;, hier vallende zyn, olifanten,
tygers, rhinocers, bufibls, koejen j oiTen,
hérten ,' wrlde verkens, leguanen , kay-
mans, aapen, enz. Daar zyn ook haazen ;
dog niet veel, als ook vecljakhalzen. De
vogels zyn meeft de zelve, die men op Java
vind, en zoo i s ’t ook met de dieren,
enz.
Wat inge- Het is niet noodigV dat wy de inwoonzetenen.
ders van’ t Eiland Sumatra, befchryven,
aangezien zy in geftalte, wezen, verwe,
dragt,en aard,van de Javanen zeer weinig
verfchillen, uitgenomen, dat zy my
zoo uitftekend van kaaken, en zoo groot
van oogen niet voorkomenj dog door de
bank zyn zy de langftenog de dikfteniet;
maar wat plat van wezen, en vaal-bruin
van verwe. i, .
De mans dragen een geflingerd Ideedje
om *t ly f, dat zy om de middel met een
gordel vaft maken, en hoewel zommige
o o k wel een kort badjoe, of hemdrbkje
dragen,gaan dog demeeften met hunbo-
yemyf bloot. Op ’t hoofd hebben zy een
tulband, ’t.zy eeh dikke wrong, o f maar
een fraalle Diftar.
De vrouwen zyn even eens ¿ als de Ja-
vaanze vrouwen, gekleedj dragendemaar
een - kleedje over haar naäkte huid, dat zy
pas boven den boezem vaft maken j en
verder gaan zy met de fchouders en met
de armen bloot Haar pebzwart hoofd-
hair, dat gemeenelyk van de clappus-olie
glimt, hangt met eenige bogtenopgedaan,
van agteren half wegen tuflehen ’t hoofd-
hair en hare fchouderen af.
De vrouwen zyn wel zoo blank als de
mans, maar doorgaans ook zeer plat en
breed van wezen, en byzonderliefcallig, dat
zy metde Javaanze vrouwen, daar zy zeer
veel nazweemen, gemecn hebben, gelyk
ook haar laod wel eer (daar wy hier na
breeder af' fpreeken) kleen Java genaamt
wierd, en onder eenen Vorftgeftaan heeft.
Z y gebruiken hier een byzondere land-
taal j dog bedienen zieh alle buiten dien
van de hooge Maleitze' taal.
Wat nu hunnen aardbetreft, deSuma-
tranen zyn, even als de Javanen, blóó-
hartige, geveinsde, en moorddadige fchel-
men, waar van zy veel bewyzen aan ons
volk gegeven hebben. Ook zyn wy doorgaans
, op hen veiirouwende, bedrogen
geweeft. En wat zouden zy ons, o f andere
Europeers, getrouw zyn, zy hande-
len eveh eens met malkanderen, en leggen
gedurig te zamen over hoop,
Z y zyn door de bank zeertrots,enlüi;
dog in den köophandei zeer fchrander en
vernuftig , en in allen deeleii aan de vad-
zigheid, en aan hurine wellulten 1 overge-
v e n d e . . :
Dit nu is wel het voornaamfteidat wy ’
in ’t gemeén yan dit Eiland te zeggen hebben.
'•'/ • >-'• •> •; ' - ' i
Wat f nu de byzondere Keizerryken, Samaträln
Koningryken, en vermögende fteden aan- ¿jfjhre“
gáat, wy1 zullen, om die met eenige or-ycn, :
dre te behandelen , van het Koningryk
Atsjeh, in ’t Noorden, beginnen, en van
daar zoo al, eerft Ooft, daar na Zuid-
Ooft, Zuiden , en dan zoo verder Weft,
en van daar weer Noorden, tot dat wy
omtrent Atsjeh weer gekomen zullen zyn,
aangaan.
Gelyk het Koningryk en de Koning De Stad
van Atsjien (of Achem, zoo veelen dit Aisjch.
qualyk noemen, dog eigentlyk Atsjeh ge- ,
naamd) van outs het vermogendftc R y k ,
en de grootfte Vorft van geheél Sumatra
geweeft is, alzoo'verdiend zyn hoofdftad
ook, dat wy met het befchryven van de
zelve allereerft een begin'maken.
Zy legt op de Noord-Weft-hoek van
het Eiland , op graad benoörden de linie,
en op de lengte van 11.6 graden,' is
daar zeer hoog van land, en legt aan een
fchoone groote en diepe Rivier, die met
het laagfte water nog 4 voetenopdebank
heeft', eri zy loopt met eenen armdoor de
ftad, en ontlaft zieh met twee takken in
zee.
Pas buiten dife Rivier is de reedej daar
A z de