
68 ß Y Z 0 N D E R
De Iiooge Regeefing -alhier bemoeid
¿ich daar niet verder mede, als dat zy de
beftierders van Nangafacki belaft , om
de gemelde Kooplieden iii hunnc voor-
ftellen, eil handelingeri, voor te ftaan,
cn hen de behulpzame hatid te bieden,
Zoo dàt deze gevoltnagtigdcti eigentlyk
met malkanderen *t ganfch bewind over
den handel der vreemdelingen in handen
hebben, gehoüden Zynde alle büiten-gc-
meene ontmöfetingen aan de beftierders
van Nangafacki bekend te malten ,op dat
z y , zoo zy ’t noodig agteii, hier a f ten
Hove bericht gévèn, en de nadere or-
dre daar op afwagten mogén.
Dit is gefchiéd, om dat dehòogeRé-
gèering bevorérìs öifophoudelyke klagten
der Kooplieden, wegeris de fchade, die
zy geduurig leden, gewoon was te hoo-
fèri ; en om dàt de eeh voor en de andre
na genoodzaakt wierd ftillekens van
plaats te veränderen, o f anders zieh den
buik te fnyden.
En vermits den adel alhier Zieh niet
gaarnc met de zaakén der Kooplieden wil
bemoeijen, zoo is ’t gezag daar over aan
de voornoemde gevolmagtigden dezer y
fteden gegeven.
De btad Miaco is zeer voi vàn groote
en zeer aanzienelyke Tempelsmaar al-
£00 ’t ganfch Land, met alle zyne fte-
'den én vlekken, daar voi af is, Zoo en
achten wy *t niet Waardig daar iet anders
af te zeggen, dan dat de öudfte by hen
■de heiligfte Zyn, behalven dat men hier
ook den aller^ootften, te weten , die
van den Afgod Dàyboth heeft , welkers zit-
tende verguld beeid van den eenèntotden
andren fchouder jo voeten breéd is , na
Welke evenmatigheit men zichdégtoote
van ’t geheel beeid zeer licht verbèelden
kan.
De Stad heeft geen zonderlfnge fterk-
te , dan alleen een Vierkant Kafteeltje
mét rédélyke grachten, dat van ’s Kei-
zers Banjoozen bewaard werd.
Hier heeft van wegen den Keizer
•een groöt Richter zyn vCrblyf, die in
Tang de näafte aan een buitèn-gemeen
Ryks-Raad is. Deze doct alle de borger-
lyke gefchillen der laage Landen ä f, en
aàn den zelve geven alle Landsheeren , en
vreemdelingen van aanzien (gelyk ook
wy) zòo räs Zy in de Stad mààrgékpmen
Zyn, kennis van haar aankothft, gelyk
zy van hem ook een pas na Jedo verzoe-
ken.
Buitèn den Zelve heeft men hier noch
Z Stadsvoogden, die deze Stad j en der
zelvers Borgers, beftieren.
De Stad .N a dat men-dèze drie Voörnoemde
Oots,en ’t'Heeren béfchonken hedft, vértrektmen
Meir’er Van hier , en men körnt, na een reize
Jv’eeY^van 3 mylen, in de Stad Oots, die'aan
Salm yalt*een binncn-Meir legt. Hier blyft men
E Z A A K E N
’s nachts ilaapen j en daags ’er aan ont-
moet men im y l verdep het ftedeken Ce-
fe , dat men doortrekt, en ’t welk een
net Kafteeltje aan dat Meir leggen heeft;
Wa t verder gaat men over a brug-
gen, welke laattte vry langis, alwaar de
Rievier van Ofacca haar begin heeft ,
löopende met verfcheide lpruitjens Vöor-
by Miaco j en zoo verder na buiten tot
Oiäcca toe.
In ’t gemelde Meir is een groote vaart
van Oots na de Noördelyke Landen Jet-
fefcn, Kanga, Jetfiou, enz. vän waar een
groote menigte Zalm, (die men daar in 4
vangt, en gewoon is te droogen , o f
in te zouten) het ganfch Land door ver-
vöerd werd.
Wat Verder aan j gaat men door het
Dorp Kolfats (daar de befte Japanfche
Rotangs met leden vallen) en van daar
na Ifllbe dat 6 mylen van daar legt, en
daar men gewoon is het * middagmaal te
höuden.
Na dat men hu i% myl verder gekö-
men is* gaat men over een Ideen Rie-
vierketi , dat al mede zyn oorfprong uit
■dit Meir h e e ft, ’t gcen Jaccattagawä
genälamd werd , waar na men in ’t ftede-
ken Minacoets komt.
Hier is een Kafteelswyzeheerlykheit j '
en men is daar ook gewoon allerhande
nette vrouwen-hoeden, doosjens j man-
dekens, enz. van biezen te maaken.
Drie en ? myl verder kömt men in *t
Dc^p Tftitfiamma, daar men des nachts
flaapt. Hier werden zeer veel palm-
höute kämmen, na haäre lands wyzege-
maakt, enyerkogt*
Van daar werd men daags ’er aan i | . »- i.
inyl verre over ’t gebergte Facha (byaap
cmSj öm iyn fteilte aah de Ooft-kant,Jeffiei
de-weritel-trap genaamd) -in lorven, of
in draag-zetels, na ’t Dorp Safeanofta
gevöerd, daar nien dan te gelyk in ’t
Landfchap Jeflie komt.
Wanneer men nu te Paard nog 1 1 myl
Verder ryd, komt men in ’t Dorp Seki-
nozizo, daar men weer ’t middag-maal
houd. Aan des zelfs uitgang, terrech-
terhand van den Weg na Iflie, zyn verfcheide
heilige Tempels.
In deze twee laatfte Dorpen zyn de
Inwoönders meeft'Herbergiers, en Lont-
mäakers. #
Wartneer mert hoch inyl verder
gaat, trekt fflen voor by het fraai-ftede-
ken Chammenjamma, en des zelfs Ka-
fteel, dat op ecn bergjenlegt. Van daar,
tuflehen z a 3 mylen j leggen de Dörpen
Siwöno, en Ifiaköets, daar men
meeftHoer-hiiizen ^ en'Hcrbergiers vind.
Van hier nu voortgäande , ziet men
ter rechterhand, ö f over het kleen fte-
deken Giroko j den grootenZec-boezem
van Mia.
Vaii
$ ' J > À
, Van hier nu z i myi voortreizende,
komt men in ’t ftedeken Jokaits , daar
men zyn nagt-ruft neemd j en wcl een
goede verblyf-plaats $ maar zeer ilecht
drink-watcr heeft, om dat hét wat te
dicht aan ’t water, en op een laagvoor-
land, legt.
De Stàd Daags ’er aan gaat men 3 mylen langS
Quano. ¿g water-kant, al Noordwaard henenj
tot in de St ad Quano, die redeiyk groot,
en zeer volk-én nering-iyk is.
Op de Züid-ooft-zyde, aan ’t water j
heeft het een mooi Kafteel, door den
Keizer GinjoinSamma (overleden Broe-
der van dezeo Keizer Cinajcos) tot een
gevankenis voor-zyne Keizerin j béne-
vens haare V oeftçr, geboiiwd, die al-
daar, zonder het alkrminfte bedreveii te
hebben., gezet wierd, om dat hy een
afkeer van allé Vrouwen j en een ver-
focijdyke drift tot andrò vuile zaaken
had. Z y is daar in tot haar dood geble-
ven j cö heeft in zulken' beklaagclyken
ftaat van cenzaamheit haar jeügdigleven,
al quynende 5 Zonder te Weten waarom
(hoewel eenige de fchuld op eenonvoor-
zichtige aanfpraäk van haar Voeftcr leggen)
moeten doorbrengen.
, l , Van Quand vaart men inet bafken uit
fehapan ^et Landfchap Jeflie, o f Iflie,na Owari
Öwari., tot aan Mia , moetende over eenen Zee-
De Stad ^oezem ’ ^ 7^ wyd is^ Zeilen.
Mia. Deze inbogt, fchoon wel 10 mylen
in haaren omtrek, is zeer ondiep, en völ
droogtenS, waar door men hier , by de
rninftè verheffing van wind j een zeer leé-
ly k , en hol water heeft.
Wanneer het nu onbequaam, o f on-
ftuimig weder is, dan is ’t beter, dat
bien den weg nà -t Dorp Saja^ -dé Rie-
vier van die zelve naam 3' myleri op,
neemd, van waar men op een -zeer ver-
màkelyken weg van 7 mylen na Mia gaat.
, Dé. Stad OnderWeeg ziet men ter linkerhand
Nangoyaide .aanziénelÿke Stad Nangpyaj alwaar
oök een Kafteel legt j door Keizer Gon-
KafteeL ^ geboUwd ,. zynde van groottehet der-
de in rang in ’t ganfch Keizerryk.
De Zwager, en Neef des Keizersge-
bied over het Landfchap Owari, waar
in die ftad legt.
Mia en ‘i dat bevorens een groote ftad ge-
KafedSe.weeft is , heeft door ’t opkomen van
naderbe-’Nangoya. haaren ondergang békomen j
fchreven. en is nu mdar een gering ftedeken, dat
zieh met een ftraat huizen z mylen verre
to t aan Nangoya uitftrekt, waar aan het
half-maänswyze oncrent een fpruitjen^
in een iribogt , vaftlegt.
T e dier plaats legt aan *t watet Oök
feen vierkant kleen Kafteeltje,'1 waar in
de Keizers, tben zÿ nog nà Miaco. gingen,
om den Dayro te begroeten, ple-
gen hun verblyf te houden, waar toe het
Ook alleengebouwd is.
ip A i ß
Men heeft hier medfe Zeer flechtdrink-
water, en die dat niet gewoon' zyn tfe
gebruiken, werden ’er zeer licht ziek iaf.
Hier is een zeer fterke v a a r t z ö o vari
de Reizigers j die hier geduurig over eri
weder vaaren als mede van een grooi
getal vracht-barken j die Van alle
plaatfen aankomeny om hier hoüt te haa*
leri, dät in: een groote menigte uit het
Land Van Owari de Rievier Saya af-
kpmt, en ’t geen aan dezen Landsheer
geen kleen voordeel geeft.
Uit- Mia gaat men door de Dorperi Mikawii
Narroume en Girojou, een vlakke wegj
uit het Landfchap Owari in Mikawa*
en aldaar tot in de ftad Ökafacka'j dat De Stai
7i.myleh verrei en daar.men gewoon ßOcafäcka.
’ s miadags te eeteh.
Dit is een fraaije ftad, hebbendfe een
Zeer aanzienlyk Kafteel, dat aan een Rievier
legt, die in Zee ftort, over welke
*men met een zeer lange brug tot in de
ftad gaat.
■ ’s Namiddags gaat men door ’t Dorp
Futskawa , zynde i f myl verder gelegen,
eh nog dito verder heeft men
Poechois, dat Dorpje waar in Tayko j
en Gongin, zieh inhunnejeugdonthou-
den hebben.
Een. myl verder komt men in Akaßic-
k ä , daar men’s nachts‘blyft.
- Dit is een groot Dorp, waar iii Veej
fchöone Herbergen ftaan, maar ’t is ’er
ook zoo vol Hoeren, datdegemeeneja-
panders ’er niet können voorby geraa-
ken, -zonder gaande weg aangeroepen 1
en ’er oök wel zomtyds ingetrökken te
Verden.
Het water heeft hier ook een mine-
faal- o f ertz* agtige imaak.
Een hälve myl verder heeft men het
Dorp Göy , met eveh de zelve eigen-
fchap, als ’t vorige.
. Wanneer men nog z\ myl verder gaat, De Stad
komt men by de'ftad, eh ’t Kafteei Jo-jofmda.
jßnda, alwaar'mede een Rievier is, die
in Zee ftort. Oök Wöonen hifer veel
Yffer-fmids.
Anderhalf myl verder heeft men Sta-
gawa, daar ’t water ook ertzachtig yari
fmaak is.
Van hier wätvoortgaande^ komt men 'tLand«
in ’t Landfchap Totomi, alwaar defchap
grotebergFuiinjamma zynen metineeuw Totolüh
bedekten kruih begind te vertoönenj en
Zoo trekt men de Zee-kant iangs doof
het Dorp Ciraska tot aan ’t vlekjenj p f
*t veer van Aray längs een vermakelyken
Wfeg, die myl van Akaiacki legt.
Daar na vaart men hier over na Mia- <, *
facki, gaande feer ft door een zandigenpammai
w e g , die nadefhand göed werd, cn diemats,
zieh 5 mylen verre tot aan de ftad Fatn-
mamats uitftrekt, daar men gewooniste
ilaapen.
1 } Eiet