
i 618, ander de Groote (Iskender Dfulcarnain by
hen genaamt) Indien mede oppermagtig
beilierd heefc: en zy voegen ’er b y , dat
hy by eenen Koning Por, inCambaja,
eerft te land trad,voorbewys bybrcngen-
de, dat hy daar (hoewel andere dit zelve
door hem,als in ’t Eiland Canoryn, een-
der Sal fetze Eilanden, verrigt ,opgeven) eeh
zvvare klove in een rots met zyn zwaard
uitgehouwen heeft, om dat land tot een
Eiland te maken j dog dit komt geenzins
met de Hiftorie, ons van Alexander M.
overgeleverd, overeen, alzoo hy den Indus
opvarende, Porus ontmoette. Ook
gevcn zy voor, dat hy daar zou overleden
zyn; dog dat komt alzoo weinig met de
waarheid overeen> als ’t verhaal der ou-
den, dat hy by zyne komft in Indieade
Daedali, Oxydraces, Gangarides, en andere
verdichte volken, vond.
Andere geven van hem voor, dat hy ook
zekeren Koning, Kida Hindi genaamd,
en welfceniet alleen 12000 Eilanden in de
Maldives, raaar half Indien bezat, overwonnen,
en des zelfs dogter getrouwt
zoude hebben.
• De Perfianen zeggen, dat hy in een ftad
by een berg, ontrent Sahana en Policha
(als men van Ispaban na Aleppo gaat)ftierf,
daar anderen,en voor al de oudcfchryvers,
zeggen, dat hv te Babel overleden zy.
Het zy nu hier mede zoo het w i l, dit
moet men altoos gelooven (zoo alledeSu-
matranen vaftfteuen) dat de Köningen
van Atsjeh door een regte linie van Sul-
than Iskender afftammen,vermits hy(zoo
men in,het boek van zyn leven, door de
Maleyers befchreven, leeft) gantich Indien
tot het Möhhammedaanlch geloove
bekeerd. hebbende, ook de Atsjienderä, en
verder alie de Sumatranen, daar toe gebragt
heeft.
Wie nu, die maar eenige kennis heeft
van den leeftyd van Alexander M ., die
op A. M. 3622, en van andere op 3667,
cn van die van Mohhammed, die op A. C.
<>20 * dog na de gedagten der befte Tyd-
rekenaars A. C . 56p, gefteld werd,
moet over zulke botte Tydrekenaars niet
verbaaft ftaan, die voorgeven, dat Alexander
M. de geheele wereld tot hetMo-
hhammedaanfeh geloof gebragt zou hebben
, daar Mohhammed, de infteller van dat
geloove,. ontrent 947 na Alexander M.
eerft gebooren, endaar die leere nog ruim
40 (en, zoo anderen willen, eerft 44) ja-
ren later in de wereld gekomen is, Het geen
in de tydrekening een verichil van 989
jarenmaakt; maaris’t wonder dat men dit
van hem-zegt, men dürft ook wel voorgeven,
dat hy de provintie Suchüen in
China, o f Cathay, overwonnen heeft,
daar ’t een onverzettelyke wet by deGhi-
ineezen is , geen vreemdeling den allermin-
ften toegang in hun land tc geven; want
fchoon Arrianus van de Cathayers meid, 1641.
dat bewyft by my geenzins, dat dieChi-
neezen zyn.
Pas voor Ao. 1618 veroverde de voor-
noemde Koning van Atsjeh het Koning- typlhang. -
ryk van Pahang, diens Koning hy met
ioooo man van daar herwaards vervoerd
hadr latende dien Vorft als een flaaf zeer
veragtelyk agter zieh loopen, die maar bly-
de was, dat by hem in ’t leven liet.
Na dat hy Äo. 1619 de Ryken van Kei-
dah, en Perah veroverd had, was de junge
Koning van Keidah na Siam gevlugt,
en had zieh onder de bcfcherming van dien
Vorft begeven, alzoo hy zyne wreedheid
nietafwagteh wilde;maar den ouden Koning
had hy overwonnen, en met zyn vrou -
wen,kinderen,en fchatten na Atsjeh vervoerd
, dien hy aanftonds met zyn ganfch
geilagt jammerlyk liet ombrengen.
Padang, Sinkel, ende verdere beneden Heeft a*.
landen daar omtrent, had hy een jaar daar16,1 Pa_
na, of omtrent Ao. 162 1, veroverd. vcro*
Alle welke veroveringen zoo kort nazyue
malkanderen haar Edelheden op Batavia,hoygmocd
en ook de Heeren zeventienen in ’t Va-bier QV,r*
derland een wakend 00g cp dezen hoog»
moedigen Vorft, zelf in zoo verre,deden
houden, dat de laatfte Heeren den 24
O&ober 1621, niet goedvinden konden,
om toen den Keizer van Java tegen den
Koning vanBantam te helpen,op dal zy niet
dikwils op het onvoorzienfte door dezen
trotzen Vorft: overvallen mogten werden.
Hoe wy hier al vroeg een logie, en
comptoir, gehad hebben ; maar hoe dat Ao*
1616, en 1623 gelicht is , zullen wy hier
na ojp zyn plaats aanhaleh.
Dit nu was een Vor ft, die ongemeen Zyne zogt
fterk voor de welluft met vrouweii , entot vrou-
aan ’t vermaak van’t haanen-vegten zooda-wcn *en c
nig overgegeven was, dathy, daar mede™^“'
bezig zynde, de allergewigtigfte Ryks-
zaken opfchorten kon. <
Hy quam Ao. 1641 te fterven,en zyn Zyn dood
dood gaf onder de Grooten een zeergroo-
te opfchudding, alzoo ieder van hen Ko-
ning wilde zyn, het geen ook deöorzaak
van veeler dood was.
Alle Logien waren in dien tyd ettelyke
dagen aan een, geiloten, alzoo men eerft
wilde zien waar ’t henen zou, tot dat eiij-
delyk deKohingin, zyne gemalin(en niet
zyn dogter, gelyk de Heer Garon inzyq
bericht aan haar Hoog-Mog: zeidc) «alst
heerfcHerefle van Atsjeh uitgeroepen wierd.
De overleden Koning wierd met eenzyneprag-
gevolg van veelVorften,Princen,en Ho*ciRc be;
velingen, eh met eenen trein van 260 oli-S1 ”’1-
fanten,al te zamen met zeer koftelykezy*
de, goud-lakenze, en geborduurde dek-
kleeden behängen, en welker tandenook
metgoude, en zilvere Fcheden overtrok-
ken. behalven dat daar onder ook eenige
rhinocers, en Perfiaanze paarden metgoude
*688. de, en zilvere toomen en tuigen, als mede
met heerlykfcdekkleedenopgecierd waren,
begraven. Eenige van die olifanten
hadden vierkante huisjens eh teilten op de
ruggen , van welke men veel met goud,
cn zilver dobrWrogte vaahdels eribanieren
afwaejen zag. Al het Welke een zeer lange,
pragtige, én zeer ftatelyke trein uitmaakte.
Behalven ‘den trein vàn de Atsjehze
Grooten, zag men ’er ook een geheele fleep
van ’s Konings wyven volgen ,die, volgens
de Oofterze wyze Van de döoden te be-
weenen, geen kleene ròuwklagte ophic-
ven, en, ten bewyze van hare nög duii-
rende liefde ; het hair uit häre hoòfden
rukten, zieh zeer hevig op de borftklop-
ten, en de zelve en hare äangeZichten op-
krabden,even eens alsde oudeh plegen te
doen.
Hy wierd in een kift van SowafTa, een
metaal uit koper en goud beftaande, en
by de IhktfdCrs voor veel waardiger, als
zuiver goud, gehouden, gelegt, met ver-
fcheide goud-lakènze kleeden behängen,
en in het agter-hofbyde Vorften,enhun-
ne voorvaderen,begraven.
. ^ewce* Nog 100 dagen daar na wietd hy van
nu’8' zyne wyven, en byzitten beweend, en
dagelyks van vérfche fpys, drank, enta-
bak, als of hy nog leefde, voorZien j maär
als deze wyven wel uitgehuilt hadden,
wiften zy dagelyx, zoo lang clat weekla-
gen duurdè, hare droefheid met het opeeten
van deze fpyze (nà dat ’s Konings ziel,zoo zy
zeiden, ’er de geeft uitgetrokken had) zeer
wel, en nietzonder vreugde te verzetten.
Zoo ras men zyn lyk in ’t graf gezet
had, wierden ’er twee zilverekamerftuk-
jens geloft,waar op al ’t géichutin Atsjeh
gedurende den ganfehen nagt, onder ’ege-
durig roepen, van God beware deKonin-
gin, afgefchoten wierd.
Deze Koningin heeft dit Ryk zeer wy-
t zelyk en zagt geregeert. Wat voör gevallcn
wy met haar nu en dan gehäd heb- i<s8§;
ben, zal op zyn plaats blyken. Ao. 1660 Hoc lang
wilde zy met een Holländer trouwen jdog^” 6.1^0'
onze Maatfcbappy wilde dit niet toeftaan.]^1“^.
Een nieüwe blyk van onze magt over deving,
Köningen. heerfchre.
Zy heeft al eenige jaaren aan den ande- ^#aac
re dit land beftierd } en is A0.1688 over- iÄ
leden, en daar wierd, na veel haspelih-
gen, weder een Koningin gekoren, welke,
na een körte ftryd met de vier Orang-
kajen, eindelyk erkend is, en welke die
geheele eeiiw uit geregeert heeft.
Dit wäs mede een brave Koningin, die En zy is
i i Orangkaja’s , of Grooten, had, die dit weder vad
land wel meeii beftierden, onder welke“ ”
de Sjahbandar van Atsjeh geenzins de^angen.7'*"
minfte was; als zynde een man, die zeer
veel goud, duizend flaven, eh de gunft
dezer Vorft in zoödanig bezat, dat ty Ao.
1696 geheel en al genegen was, öm met
zyn zoon te trouwen.
Hoe lang deze Vorftin geleeft heefr,is my
onbekend,en mogeiy k regeerd de zelve nog;
In Atsjeh brengen de Chineezen een
grooten handel, en leveh. De meefteam-
bagten, die men’er heeft, zyn die van
Timmerlieden, Goudfmeden (van welke
‘er de Vorftin wel 3pohad) enyzer fmids,
ook veel geldwiiTelaars, en verder geneeren
de meefte flegte lieden zieh met viifchen.
Schoon Dilli, ontrent Perah, en Pcdir, Pedir, cd 1
de koornfehuuren van Atsjeh uitmaken,De^ ’.
als van waar Zy hun meefte Ryft beko- yan AtsTeh.
men, egter zyn beide die landen niet be-
quaam, om zoo veel, als zy van nooden
hebben, uit te leveren, om dat de ftad,
en *t verder land, te volkryk is. En daar-
om moeren zy veel ryft van Choromandel,
Siam, Bengale, enz. krygen, door het
welk hen af te inyden Atsjeh zeer licht
zou uit te hongeren zyn.
Dit nu is wel ’t voornaamfte, dat wy
van de ftad Atsjeh te zeggen hadden.
TWEEDE HOOFDSTUK.
DE Had Pedir befthreven. SumorUngä. Pajfanga. Pafi. faüijong. Born. Arot
in Campara. Anlragiri, en ons comptoir hier. Djambi, en ons comptoir hier
Palimbang. Van ouds niet zoo zeer onder Bantam,alswel onder de Soeßeboenan ,ßaan*
de. En nu onder een magtig Koning. ¡Vaaren daar mailende, en grooten 'handel.
Prys der peper. De ftad nader befchreven. De intnoondert, Javanen in allen deo-
len. Dampin, in de bogt van Lampon. D t Lamponze taal. Sillebar, onder Bantam.
Bangkoelo. Indrapoera. De ftad, enz. Nader befchreven. Waar de Keizer
van Maningpabo zieh onthoud. Ons Opperbooft, zyn Stadbouder. Wat 'er in zyn
¡and valt. Batangkapas. En de verdere Sapoelob Boha Bendar befchreven. Naa-
men der vier beftierders van Batangcapas, en die der dorpen onder hen. De beßier
ders van 't landßhap Tello Xaratta. Van V landfibap Ceranti, en onderhoorige dürfen.
De beßierders van ’t landfcbap Piamanpara. De beßierders Van het landfehap
Cambang. De beßierders van 't landfehap Lekkitang. De beßierders van 't landfcbap
Palangei. De beftierders. van het landfehap Soengei Toenoe. De beftierdersvan
bet landfehap Pongajfan. De beßierders van 't landfcbap Ajer Hadie. Hetmlkde
V . Deel, , i b Ne