
wel wifi:, dat ik om voor de Ed. Compagnie
te ruylen in ’t veld was j alzoo ik
eene der bezettelingen van die poft onder
myne manfchap hadde, en door zynen wagen
voor uyc tezenden, en de Hottentots
met Tabak en anderzints te voorzien,
mynen togt vrugteloos maken zoude: In
*t befte van onze marfch, tegen denthiddag
ontrent 4 mylen gevorderu zynde, brak
een voor-as van eene der wagens by de
naaf af , waar door wy onze Tent
moeften opilaan, om weder een nieuwen
as aan de wagen te maken , en dus het
refterende van dien fchoonen dag laten
voorby loopen. Egter was het niet
kwaad voor’t vee, dat hier aan de -rivier
tot den buyk toe in *t gras ging. Midler-
wyl arbeydden wy luftig ora den wagen
weder in ftaat te krygen, ennamen, na
wat gegeten te hebben, onze rufte, tot
Sondag den zy dito.
Dat wy tegens den middag weder klaar
raakten, en in eenzeer miftigweer , ge-
lyk het dien gantfchen nacht mede geweeft
was, onzen tocht vervorderden.
v Ontrent een myl voortgetrokken zynde
, zagen wy aan het verfche fpoor,
dat de hier voorgemelde wagen wedelte
rug getrokken , en ons dien nagt ge-
pafleert was , apparent van onze komfte
kennifle gekregen hebbende.
Wy hielden dien gantfchen dag nog
al de palTagie längs die zelve rivier , en
den weg, die de vorige wagen voor ons
gebaand hadde 5 komende tegens den
avond (na dien dag ontrent 6 mylen gefordert
te hebhpn) aan deflelfs oever
weder onze legerplaats te formeren. Hier
was de meergemelde rivier , na gifting
wel duizent fchreden breet, vol Meeuwen,
Duykers, Endvogels, en ander vliegend
en zwemmend gedierte 5 onder andere
liet zigdezeekoe mede hodren. Op een
hoogte gegaan zynde, zag ik de zee,
die aaar ontrent 5 mylen van daan fcheen,
al waar zig, volgens zeggen van de Hottentots,
deze rivier, op hunne taalQuacoma
genoemt, ontlaft.
Had onze coursverder längs dien weg
geftrekt, ik zoude gaarne deflelfs uytgang
gezien , en’t ftrand daar om heen beke-
ken hebben, maar wy moeften :
Maandag den z6 dito.
Des morgens vroeg met miftig weer,
en een fterke wind , van coiirs veränderen
, en ter regter hand dwers landwaard
inflaan, längs een zeer moejelykcn Landweg
, daar de beeften yeaer ommezien
bleven ftaan , dewyl dezelve telkens in
de molgaten vielen , en vaftftaken , en
de wagens fneden wel een voet diep in ’t
zand, dit duurde zoo voor de fpatie van
2 mylen, als wanneer wy aan Hannibals
Kraal kwamen; hier waaren 6 Capiteyns
te zamen getrokken , en maakten met
malkarideren z j huysjes uyt.
Zy lieten ons hun vee zien, dat niet veel I7oj,
in getal , en meeft Koeyen waren.
Ik vroeg hen, hoe het kwam, datze
zpo weynig vee hadden , dewyl de Ed.
Compagnie nöoyt met hen geruyId hadde,
waar op zy my berigt gaven.
Dat zeker vryman Kft in de wandeling
Dronke Gerrit genaamt, korte jaaren voor-
leden, met eenige anderen verzeld 5 aan
hunne Kraal was gekomen , en, zonder
yets te zeggen , van alle kanten daar op
vuur gaf, verjagende dus de Hottentots,
ftekende hunne huysjes in den brandy
en nemende al het vee met zig , zonder
dat zy wiften uyt wat oorzake , wylze
niemand van de Hollanders ooyt beledigt
hadden j waar door zy het altemaal zyn
quyt geraakt , en dus genootzaakt geworden
, hun ha de buy tentte afwoonende
Hollanderen te begeven , en daar weder
vee te befcharen, en hunne eygene lands-
luyden, of daarze maar wat krygen kon-
den, te beroven , waar mede zy dan in
’tgebergte liepen , en zoo lang gafte-
reerden, tot dat het op was, halende dan
al weder ander, dat hen eenige malen ge-
lukt is , en waar van ze tegenwoordig
nog maar weynig bezitten. Van een andere
kant wordenze 00k met ttroperyen
geplaagt van een Natie van Hottentots ,
die over de Olifants-Rivier , in by na
ontoegankelyk gebergte huyshouden,
waar van het land op hunne taal Tbynema
genaamt , en de Capiteyns dier roofvo-
gels, Throghama Tkoufa, Doe 0die, Tke-
ringnouiv, genaamt zyn. Deze kwellen
hen gedurig , zonder dat zy daar zelden
revengie op können halen.
Maar op het weemoedigfte , en ver-
bitterttte klaagdenze over de godlooze han-
deling van dezen DronkenGerrit, die oor-
zaak geweeft is van alle onheylen en bloed-
vergieten, zedert, in verfcheyde ontmoe-
tingen met de Hollanders voorgevailen.
Dus zyn zy dan genootzaakt, om het
weynig vee, datze nu nog bezitten, te
fparen , ; en om voedzel en vleefch voor
V rouwen en Kinderen ,. te, bekomen,
dagelyks tegen de Olifanten te vegten,
endus met het uyterfte gevaar huns levens,
op deze manier de koft te zoeken.
Dat zy de goedheyd en vriendfchap
van de Ed: Compagnie, en de Ed: Heer
Gouverneur ,' die ik hen zoo hooglyk
aanprees , grootelyks. waardeerden , en
dezelve in alle gelegentheden zeer geerne
omhelzen wilden.
En waarlyk ik hebbe in deze menfchen
hun gedaanten, gedrag, en ommegang,
veel meer opregte goedaardighcyd be-
fpeurt, dan in andere Hottentots.
Op den avond fcheyddenze van ons.
Des nachts regende het zeerfterk, met
harde wind uyt den Noordweiten, waar
door wy.qualyk ons-wagtvuur konden in
brand,
o
K A A P d e r G O E D E H O O P E .
ganzen, en allerlei brand, en de Tent ftaande houden, wy endvogels, daar wy
waren dien gantichen nacht in een gedu-
rige beweging , om dat de beeften , en
paarden op de vlakte niet ftaan, maar
lladig na de bosjes wilden, om voor die
zelve regen en winden te fchuylen. Van
binnen konden wy, door oudneyd van de
Tent, mede niet# droog zyn , dus was
het over al allarm, en duurde tot
Dynsdag den zy dito.
Dat het des morgens ontrent agt uuren
wat bedaarde, en de regen ophield.
De Capiteyns kwamen met hun zeflen,
en bragten ons 6 beeften, onder de vorige
proteftatien van bun onvermogen. Wy
kregen ’er egter, na dien gantichen dag
pratens f
Woensdag den 28 dito.
V eertien ftuks, waar voor wy uytreyk-
ten 18 boflen Kopere Koralen, 18 pon-
den Tabak, eenige Glaze dito, en Bran-
dewyn. Hier wierd ons regt berigt ge-
daan van de meergCmelde wagen , dat
dezelve 4oor den Corporaal van de groene
Kloof, Daniel Tout, met de eenigfte man,
die hy *nog op de poft hadde , en een
vryman Chrifioffel Lutje , hier gezonden
was om te ruylen, maar dat zy, van onze
aannadering kennifle hebbende gekregen,
na een dag vertoevens waren vertrokken,
hebbende eenlyk in der haaft n groote
Olifants tanden geruy Id, en mede geno-
men.
En dat in den voorleden droogen tyd
hier geruyld hadden, de vryluyden Pieter
Janszoon, Kees Oorlam, Potje, en Karos
op Zy.
Een weinig van de tent gaande , om
wat bollen - zaaden, enz. met Hartog op
te zoeken, wiert ik van een hoogte weder
de zee gewaar , en wyl die lig t by
fcheen, refolveerden wy deze rivier, die
voorby de Kraal loopt ( en doör de Hottentots
lytbouw genaamt wort) te vol-
gen , en te zien , of zy zieh miffchien
niet in die andere groote rivier ^uetcoma
ontlaftte, en dus te zamen in zee haaren
uitgang hadden.
IMaz uuren rydens, quamen wy onder
aan de zee, daar wy een bar ftrand, en
zeer onftuimige zee, met vreeflelyke bran-
dingen , en gevaarlyke klippen vonden;
wy reden een ftuk weegs längs dat ftrand,
en konden den uitgang van de groote
Quacomas rivier van verre even bekennen,
maar het was ons te ver om daar heen te
ryden.
Deze. Tythouw rivier ontlaft zieh niet
in zee, maar eindigt in een groote zout-
pan , alwaarze zieh verder onder de dui-
nen vferliezen moet, wyl wy geen uitgang,
en niet als redelyke hooge duinen, vonden
.N
oit heb ik meer Flamingos gezieh,
als hier , benevens' een groote menigte
met fchieten een goede provifie van op-
deden, en quamen met den avontweder-
om aan de tent 5 het was dien ganichen
dag een betrokke lugt geweeft, en wiert
op den avont zeer kout.
Donderdag den 29 dito.
Was het mottig en regenagtig weer,
dies wy tot den middag wagtten , eer
weder op reis togen, en onzen coiirs ter
regterhand na de Olifants - rivier infloe-
gen. Na ontrent 2. mylen vorderens„
namen wy aan een klein beekje (door*
de Namacquas, Ibie Tfhey 9 en van ons
Schilpadden- poel genaamt, ontrent een
half myl agter den Tbeima Koethama, of
Wolvenberg) weder ons verblyf.
Den ganfchen weg, van de Kraal tot
hier toe , beftont al in zoodanige ruggen ,
zonder gras, maar vol doornen, en ze-
kere bosjes , waar uit een gom tyffert,
in reuk, fmaak, en couleur, den maftik
zeer gelyk. Dé Namacquaaze Hottentots
noemendie gom Traap, en bezigenze tot
hetvaftzettenvanaflegaajen, meflen,enz.
gelyk wy den harpuis doen} wy hebben
eenige van de jonge boomtjens, en gom
mede gebragt.
Des middags was het mooi weer, en
een heldere lugt j ik'zont over al heen,
om längs dit beekje wat watergras voor
de paarden op te zoeken ; want in dit
geheele veld vint men niet een fier gras.
Des avonts betrok de lügt weder, en
Vrydag den \o dito.
Was de hemel met zeer fwaare wölken
bezet. Toenwy des morgens vroeg
opbraken, waaidehet 00k heftig uit den
N. W. , werwaarts onze cours ging.
Wy hebben geen halve myl gevordert, of
kregen een digten regen , die ons den
ganfchen dag by bleef.
Dit is een zeer verdrietig veld} de geheele
weg is niet dan zand j hoogtens,
en laagtens, vol klippen en molgaten,
daar de paarden en beeften tot de knien
toe geftaadig invielen, vol bosjes, zon- k
der het min tie gras j wy reden eenigen
tyd längs een berg, door de Hottentots
Thou genoemt, na zekere Hottentottin
(de redenen waarom zyn ray bekent,
maar al te natuurlyk , om hier plaats te
hebben) het woord Thou betekent in de
Gonnemafche taal, *tfchaamt-deel van
een vrouw.
Hier konden de wagens tegens een
zandhoogte niet, dan na z uüren mar-
telens, ende hulp van alle de manfchap,
opgekruit worden, en juift trof ons daar
een feile regen aan , die ik , zoo lang
myn manteT ’t velen kon , deftig tegen-
ftont, maar moeft egter ten laatften
met de anderen onder de klippen krui-
pen.H
et bedaarde weer wat, en wy trok-
ken