
weeft was) zag dit voor *t land van de
Saldanhabaai aan, die ’er wel 24 mylen,
of twee dagreizen om deNoordvandaan
legt j weshalven w y, na zyn zeggen,
nog eerft zoo lang na de Kaap toe moe-
ften zeilen, daar ik in tegendeel zeer wel
geerond oordeelde, dat hy, zoo voort-
zeilende, de Kaap voorby zeilen, en ons
in ’t uiterfte gevaar brengen zou van het
ichip te verliezen, of van de reize verfte-
ken te zyn, alzoo ons volk niet in ftaat
was om het nog maar eene week uit te
harden, dewyl ’er behalven de roergang
00k wegens een fwaar lek in den boeg zeer
fterk moeft gepompt worden 5 doch wat
ik hem hier tegen zeide, hy wilde met
zyn kop door, en gelyk hebben, gelyk
hy 00k maar voortging met ’er voorby te
Zeilen 5 zonder dat yemant van de änderen,
op ’thalf dekzynde, in ftaat was om my
te onderfteunen.
Dewyl ik dan zag , dat die man on-
verzettelyk en met geen reden, te leiden
was, ging ik na defchippers hut, daar
de zelve ftyf van ’tfcheurbuik lag , zoo
dat hy zieh naaulyks roeren kon.
Ik zeide hemdierhalven, dat ik ’tland
van de Kaap zeer klaar en ondericheiden
gezien, en obk den tafelberg wel ontdekt
häd, dat men ’er vaft op mögt gaan 5
maar dat de ftuurman , dit land voor de
Saldanha - baai aanziende , nu voorby de
tafelbaai, en dus van de man af zeilde,
waar mede ik niy geenzins zou willen
bemoejen, zoo my, myn fwaar huisgezin,
en voor al hem , en zoo veel andere ly-
dende perfbonen in ditfehip, niet zeer veel
daar aan gelegen was 5 weshalven ik hem
bad , doch alle zyne kragten (wilde hy
ipoedig aan land genezen zyn) in te ipan-
nen, en, al was ’top handen envoeten,
na ’t half dek te kruipen , om ons doch
door zyn gezag te readen, en andere or-
dre , na eigen ontdekking van 'tland,
hier in te ftellen.
Hy dec dit 00k aanftonts , kroop op
handen en voeten , die ’er zoo fwart als
inkt uitzagen, na ’thalf dek, en was zoo
ras aldaar niet verfcheenen , of hy zag,
na dat zieh kört ’er aan de wolken van
bovenden tafelberg afgefcheiden hadden,
dien berg, en 00k den leeuwenberg z«er
klaar, toonde aan den ftuurman zyn grove
misflag, en *t gevaar, waar in hy ons allen
-, met de Kaap voorby te zeilen, bragt,
en belafttehem om aanftonts daar vlak op
aan te zeilen , en toen quamen wy nog
dien zelven avont ontrent 8 uuren daar
op de Rheede ten anker, dankende God
voor de zonderlinge genade , die hy ons
bewezen had, van ons na zoo veel zigt-
baare gevaaren, behouden en zoo geluk-
kig in de haven van onze begeerte te
brengen.
Is ’er nu een land in de wereld , dat
zieh van verre, en zelf 00k al is men al
in de baai, bar , woeft , zeer klippig
en rotzig opdoet, zoo is het dat van de
Kaap der Goede Hoope , daar zieh niet
dan een fwaare rei en fchakel van meeft
aan een hangende byzondere hooge bergen
vertoont, die van ’t Noorden haaren
aanvang nemen, en in ’tZuiden by den
ftaart van de Leeuw tot in zee eindigen.
Deze uiterfte Zuidhoek van Arrica
vertoont zieh nog eenige mylen Zuidely-
ker na de kant van Hottentots - Holland:
en de Tafelbaai, in welke onze Maat-
fchappy den eerften aanleg van haare volk-
planting hier begrepen heeft, legt eenige
mylen Noordelyker, terwyl men in ’tZ.
een diergelyke baai, daar zeer wel na
gelykende, heeft, die Thomas Candifch^
daar door misleid zynde, voor de Tarel-
baai aangezien, doch daar na, het tegendeel
bevonden hebbende , daarom Kaap
Falio genaamt heeft;
De befteKaart, om deze twee baayen 0nze
in ’t Z. en N. tegen over malkanderen, nieuwe
mitsgaders de verdeeling van de buiten- Kaartvan
plaatzen dezer Colonie, en de gelteltenis ^eiiaaP*
van dit land te ontwaaren , is onze
nieuwe hier bygevoegde Kaart, No. 43.
die ongemeen net is , en zeer fraai aaii-
wyft , hoe die twee baajen van een ge-
fcheiden zyn door eenen Ifibmus of hals,
die deze itrook aan ’tvatte 'land hegt }
welke ftrook lands zieh maar weinig na
’tN . ook eenigzins na ’tW . , maar veel
verder nä ’tZ . , uitbreid , daar zy met
een fcherpen hoek tot aan Kaäp Falfo
(maakende den W. hoek des zelfs) üit-
loopt} 00k heeft men daar in ’t W. Z.
W. nog een kleine baay, de Houtbaay
genaamt, waar ontrent het naafte voor-
naam boich der E. Mäatichappy is.
Zoo als men van buiten na dit land u
komt, ziet men allereerft den Tafelberg, diMand
die de allerhoogfte, en waar aan de Leeu opdoet.
wenberg, die men in ’t eerft dan nog niet
zien kan, met een kleine klove vaft is,
maar onder den welke hy dan nog als ge-
doken en in een gedrongen legt j maar
als men nu wat naddr gekomen is, beginc
men 00k den Duivels- of den .Windberg
in ’tZ. O. ter linker, en 00k den Lceu-
wenberg in ’t Z. W . ter regterhand, zeer
klaar en onderfcheiden te zien.
Na dar men de Tafelbaai (die aldus na
den berg van dien naäm door den zeevoogt
Joris van Spilbergen in ’t jaar 1601. genormt
wicrc) pas iiigelöopen is , heeft
I men aan ftuurboord , of ter regterhand,
eenige fwaare klippen, die zieh digt aan
land by den ltaart van den Leeuwenberg
vertqonen , ert ter linkerhand , o f aan
bakboord , een jJeyaarlyke droogte vol
katskoppen,'de Walvifoi genaamt, digt
by *t Robben - eiland , zoo dat ’er in de
mond , tuflchen deze droogte en den
A z ftaart