
Cbanon, de long.
Oewa, o f öenequa, de armen.
Omma, een hand.
iOoy, de Nagels, o f Klaauwen.
Qua-oe, ’thart.
Quinqua, de darmen, o f ingewanden.
Que-in i de lever.
cbomma, de buyk. 7ya, de fchamelheyd.
Cba, de Mannelykheyd.
Kbra, de ballen.
Qua, de knie.
Toya, o f Saun, de billen.
Nonqua, de Schenkel.
Tqua of y i, de voet.
Tbictfa, de beenen.
Qu - aoé, de vrouwelykheyd.
T&hoe, de baarmoeder.
Didaque een oud Man.
Didaquis, een oude Vrouw.
Kd-o, een Zoon.
Gonà, eenjongen.
Ko, een dochter.
Góis, een raeysken.
Kamkoen, een eerftgeboorne.
Bo, een Vader.
Zobee, o fKquiquis, een Vrouw, Mulier.
Tiebeis, een getrouwde Vrouw, Uxor.
Kebom Kquiquis , een iwangere Vrouw.
Quoique, een Man , Vir.
Quiébes, een getrouwd man, Maritus.
Thóekoe, een Hottentot.
Quena, een Swart, o f een Indiaan.
chobona, een Holländer.
Koeisrie, een deugeniet.
Andre , zaaken in ’t gemeyn.
Komma, een Huys.
Kamma, water, ot allerley vocht,
Kamma Komma, een Schip, o f Water-huis.
Nonnaquas, een fchikker, o f bereider van
iets. '
Thoekbe, de donkere nacht.
Nomma, een Kleed.
Carls, een Mantel.
.So«, een K om , e i Kop*. o/¿?.
Tkoeme, Ryft.
Driefbi, Wyn.
AT/ra, een Stok.
Onkui, Regen.
Quaouw, Donder.
Tkoy, Sneeuw, o f Hagel.
Mehy-an, Blixem.
r a | l , Wind.
Nonnemoe, Köper.
Koekuri, Yzer.
Blee, Koorn.
o f Brokwa, Bróod.
K -b u , een Berg.
JZfoiw, een Valey.
Hey qua, een Steenrots.
Camkamma, de Aarde.
Aoeob, een Berg - klove.
Kammo, een Ri vier.
K-akarroe, een Beek.
■/fgoé’, een flag.
Kayquaboe, een Kanon, een ftuk Gefchut.
lukwa, o(Tbik-w.a, God.
Dangob, o£ Damob, o f Cbaua - oewii, de
Duyvel.
Khourrou, de opperfte God.
Somfoma, fpook.
Sorri, o f Sorre, de Son.
, de Maan.
Kuanehoe, o f Tgeubouw, een Sterre.
Burri, de Zee.
Tika, Gras.
Punqua-a, o f Ay, een Boom.
Hequa, een Hout.
Kmboe, een Snaphaan.
Khaboekori, een Kogel.
Tkauwokloe , Kruyt.
een Landfchap.
- oeque, een Vo rft, o f Beftierder Van
een Landftreek.
1 Hoequequa, een Kapiteyn.
Oenwie, Boter. 2b‘, oi P r o , Melk.
Rhos Ghibi, Boter-melk.
ifö o -0, - de dood.
ScBjoe, een Neusdoek.
Bakkerie, een Kanne.
Kroy, een Wagen.
Kabba, een Hoed.
Xtfui, een Medebroeder, Medgezel.
lykan, een mede ftryder.
Hetburi, heden.
Anthuri, morgen.
Hebba, hier.
Hunne Verba,
ffl/«?, loopen.
, eeten.
Oejo, yemant wonden.
AT/ä , yemaitt genezen.
Kchey, ontwaken.
Komquee, flapen.
Kquoe, uytgaan.
* oi k-que, legen.
Tikkamma, yemant gelulc wenfchen.
Quekqua ehei, een Vrouw beilapen.
Oecboegoe famfam, vrede maken.
Kayze, groeyen , waflchen.
Koe, gaan.
Koww, vegten.
Mutze, groeten.
Mutze atze , zyt gegroet.
Quienoha, vallen.
R a a , drinken.
Quamaba, leven.
Doecham, dooden. ‘
Khro, llerven.
Oewa, baaren.
Noww, zitten.
M a -ä , ftaan.
Trnts dacha, zot zyn , gek worden.
Doejß, ilaan.
Ha, können.
Hebba ba, komt hier.
Kmoe, of Mu, zien. ; .
Mu atze, ziet hier.
Ik heb van Capiteyn Claas, en meer
anderen, gehoord, dat zy God in hun
taal niet alleen den grooten Gapiteyn
noemen, zeggende als het donderd, de
groote Capiteyn is moeske, o f quaad, op
onsj maar zy noemen God doorgaans in
hun taal Thufcwa, ofThik-qua, aog den
opperften noemen zy Khourrou, den Duy-
yel Dangob, en Damob , en Spook , (daar
zy zeer bang voor zyn) Somfoma. Van
hunnen Godsdienft zal ik hier na, in ’t
byzonder jiandelen.
Huwely- Zy vryen al mede op hunne wyze on-
ken. der malkanderen, enna dat zy een fraaye
deern in hun oog gezien hebben , geeft
de Jongeling (want de Meysjens weten
daar van geen vryen} maar wel van zieh
over dat ftuk aan de Vrouwen en Doch-
ters der Holländers , in welkers huyzen
zy verkeeren, nu en dan eens te verklär
ren) hier van kennis aan zyn Ouders,
en daar na aan die van de Dochter,
die dat verzoek aannemen , o f af-
flaan. Nemen zy ’taan , zoo mag de
Dochter daar niet tegen hebben j dog zy
geeft dan haaren Bruydegom een vetten
Koedarm (een heerlyk onderpand van
haare liefde) op trouw, die zy hem om
den hals flingerd , en die daar ( hoe zeer
die ook metter tyd ftinkt) om blyven
moet, xot dat hy verrot, enverfleten is.
Men üagt dan , ten teeken van hunne
vreugd, en om hier over eens vrolyk te
zyn , wel een vet Schaap ot twee, welker
vleeich niet alleen, maar zeit ook ’t
ingewand en de huyd , gezoden en ge-
braden wierd > maar van die heerlyke
fpys mögen geen anderen, dandeze twee
nieuw - gehuwden , en beyder Ouders,
eeten. Is hy met eene vrouw niet te
vrede , hy kan’er , zoo zyn vermögen
dat töelaat, nog een , en zoo veel meer ,
als hy voeden kan, by nemenj dog zel-
den ziet men’er ook zelf onder hunne Ca-
piteynen en de vermoeenfte lieden , die
der meer dan drie hebben , voor welke
zy dan in hunne hutten wel eenige afiön-
deringen laaten maaken.
Als hunne vrouwen een kind krygen,
noemen, zy dat niet na de Ouders , o f
Voor-Ouders, maar na eenige beeilen,
of naOflen , Schapen , Bocken, enz. :
en .dan is ’t beftier dezer kinderen ver-
der tqeeft aan de moeder, en van de
zoonen niet langer, dan tot zy hun man-
nelyke jaaren krygen. Ook eeten de
vrouwen niet by de mans ; maar alleen.
Van hoerery, o f overfpel, hoord men
verwonaering) zeer zelden onder
en Bloed- hen>,: hoewel zy *t eerfte zoo itreng niet
fchande. ftraffen , maar zoo men yemandontdekt,
die zieh aan ’t laatfte fchuldig gemaakt
heeft , die ireen man des doods. Zoo
de man een overlpeelder op de daad be-
trapt, enze beide dood ilaat, word hem
| dat'ten goede genomenj anderzins ftraft het
de Overheid, het zy dat zy hem, na een
etmaal zonder voedzel gelegen te heb-
ben, in ’t bywezen der Capiteynen, met
ftokken allengskens dood - flaan, o f ook
wel met fteenen dood werpen j maar zoo
zieh yemant onder hen aan bloedfchande
heeft fchuldig gemaakt, word de man
aan een fpring - tak gebonden , van lid
tot lid geknot, endan eindelyk met dien
tak los gelaaten , daar hy dan elendig in
de lucht blyft hangen > maar de vrouw,
die zieh aan zulken grouwel fchuldig
maakt, word verbrand.
Doodflag ftraffen zy met de dood*Dooi,,
waar toe zulk een door de oudften desenDieve-
volks, en door hunne Capiteinen (die ry.
hen oppermagtig regeeren , hoewel zy
dat zelden alleen doen, maar ’er altyd nog
eenige bynemen ) verwezen wort, om ,
ofin ’t water verftnoort, ofomverworgt,
o f doodgeilagen te worden, indien men
hem op de daad betrapt, o f kort daar aan
krygt | maar zoo hy ,’t ontvlugt, en
een jaar lang verborgen blyft, dan wort
’er niet meer na getaalt , en dan is hy
volkomen vry. Als zy een doodfchuldi-
gen nu dood zullen werpen ,. begint de
groote trop , die ’er rond ftaat , lang-
zaam, en met kleine takjes o f fteentjes,
maar als ’twat verder komt, dan raaken
zy hem hoe langer hoe digter , en hoe
langer hoe fterker , tot dat zy eindelyk
met alle man gelyk op hem aanvallen, en
hem dan dooaflaan, o f onder een hagel-
bui van fwaate fteenen dood werpen.
Het fteelen van hun vee, waar in hun
voornaamfte fchat beftaat, wort by hen
zeer ftreng , en naar maate van de mis-
daad, doch niet met de dood , geftraft;
want een veedief wort zeer ftreng gebonden
en geknevelt aan handeir en voeten,
hoedanig zy hem,* als wäre hy een beeil,
een geheel etmaal op de grond , zonder'
eenige fpys o f drank , laaten leggen.
Daar na komen de Capiteins, en verdere
Grooten, zynde een iöort van oudften ,
te zaamen, om over de misdaad van dezen
dief te fpreken. Zoo ’tgeftolene weinig
waardig is, raakt hy met eenige fwaare
kirri- , o f ftok-flagen vry} maar wort hy
op een grove dief ital betrapt, zoo wo it hy
naakt zeer ftreng gegeeflelt, en dan met
ziedende hars overgoten, waar na zyhem
wel eenige fpys geven } maar hy wort dan
nog eenige dagen llerk , als bevoorens,
gebonden , zonder de allerminfte fpyze
te genieten, en dan wort hy voor ichelm
en als onwaardig , om langer onder hen
te verkeeren , weggejaagt , en uit de
Kraal gebannen.
Als nünne vrouwen baaren, en in de
kraam leggen , hebben zy mede vroed-
vrouwen, die haar helpen, en oppaflen ,
en zal de man in die byzondere plaats,
O 3 dan