
A. bezet höuden, behalven dat wv nu in
deze Bezettingen ook veel verder doorge-
drongén tyn , dan dè Pórtugeefen oitj bé-
halven de 7 CorleS geweeft hebben, gely k
in dè Befchryving van Batticalo, Got-
jaar,en andre plaatzen,nader blyk'enzal.
Om nu tot de Befchryving der laage
^ Landen te komen , zullen wy voor af
Landendvcrhaälen, wat Natien zo wel de zelve,
* als de hooge Landen, bewoönen¡, otta
daar uyt het regt der Raja’s van Anara-
giepoere o f Jaffanlpatnam , als öök dar
Van de Raja’s van Gota $ Sietavaca en
vàn veti andere Bändares en Vryheeren,
te beter te verftaan, die bevoorens daar
als Souverainc Heeren beftierd hebben.
en diis 00k ’t recht van d’ E . Compagnie,
die nu nog in ’t bezit dei zelve is.
Vierderley Volkeh bewoonen ditEy-
Inwoon- 5 zonder onze Natie ’er onder te
dersvan rekenen $ de Wedda’s of Beddas, Cin-
Ceylon. galeefen, Malabaaren, en Chioli’s of
Mooren, zynde de laatfte Vrcemdelingen,
voor onze Geheiigenis op deze Kuft ge-
komen, en op de Zeeftranden Zeer ver-
meerdèrd 5 dög egter vfy minder in ge-
tal,dan de drife andre,die de oudfte In-
boorlingen des Eylands zyn.
De Wedda’s (die zieh zelfs Beddas
ftoemen) zyn originele Ihwodndcrs van
Wcddàs,ouds her , welker öörfprong niemand
weet aan te VZyzert. DeZe höuden ftipt
hun oude gewoonten , en zyn längs ’t
hoog Gebergte van Canducarre,en Pas-
fere m ’t O . , en Noordwaard längs de
hooge Landen van Vintane tot Matale,
Cn tot in de Mangül Corle, en voords
Noordwaard tot aan de Wanny verfpreid,
beftaande dus al ’t Land, dat achter Pa-
noa, Baticalo,Cotjaar, enTricoenmale,
tuflehen de Stranden en’t hoog Gebergt
e , voi Bofichert, wild en woeft is, en
Voords Van achter Cotjaar Landwaard in
een ftreek Wild Bofeh tot in de Mangul
Corle toe uytmaakt, alle in vläk en plat
Land, zonder eenig Gebergte van belang,
dan nlleen de Munniks^Kap in ’t
Z . O. van Batticalo, en in weinig laag
Gebergte, waar op die menichen zaejen,
nog planten , maar leven alleen van de
Jacht, Honig , cn van een zoort van
Aard-akers, overvloedig in die Boflchen
waflehende.
Al die Volk gely kt malkanderen zeer
net, waarom zy 00k maar voor een zui-
ver Geflagt te houden zyn , die van
geen andre afhangen, nog onder andre,
dan onder hun eygen Geflacht, ftaan,
onder welke deze Boflchen zo verdeeld
zyn,dat ider zeer netzyne Grenfen door
toegeftopte weegen kend , terwyl zy
egter door ’t binnenftc van hun Land
bequame wegen laten, zo' voor zig zel-
ven, als voor de Vreemdcn, die uyt de
o f Beddas.
hooge Landen na beneden} öf üyt de A. 167?*
benedeq- na de Hooge Landen by nood-
zakelykhfcid moeten reizen j rtiits dat zy
öok nunnfc Gewoonten en Bofch-Wetten
wel hakomen , waar van ons Döh
Joan de Goßa dit voorbeeld , hem zelfs
gebeurt * als hy volgens Raja Singa’S
bevel door Vintane , en dus aoor deze
Landen recht loe na Batticalo reisde ,
verhaal dheeft.
Het is nu ontrent 45* a 45 jaaren ge-
leden, dat h y , Araetsje vart Raja Sin-
ga’s Attapattes zynde $ van ’t Gebergte
na deze Beddafe Länden äfkomende al-
daar door hen geftut en van een Boog-
fchuttef itaande gehouden wierd , die
nog van verfcheide andre , met gelyke
Wapenen hier en daar onder de Boomen
ftaartde j Verzeld was. Deze cerfte, in
’t inkomen van de Gravet, vraagde, wat
hybegeerde, waarhy henen reizen wilde
j en wat zyn Boodichap was $ waar
op hy geantwoord hebberide, wierd hem
belaft daar td vertoeven $ tot ’er laft van
hunnen Oudften quam.
Na dat hy daar 1 a 2 liurih gewagt En hun-
häd, ging een vart dfeeze Bdogfchuttersneßofeh-
hem gcleiden ontrent ik 3 uuren gaans,Wettcn-
tot aan de naafle Gi avet, daar hy weer
wagten rhoeit j tot ’er tyding van den
Oudften dezer Grenien quam , älwaar
die eertte Gids hem aan een tWeeden o-
verleverde, en toen tfe rüg keerde. Dus
bragt hem de tweede by den derden , en
dat zo lang , dat hy meer, dan 12 LeydS-
lieden gehad hebbende, meer dan 7 da-
gen bezig was , ecr hy in de Provintie
van Batticalo, en in de vlakke Landeil,
dodr de Malabäaren tot aan ftrand be-
woond, quam , Zohder dat hy en zyn
10 a 12 Lafcaryns onder weeg ergerts
gebrek, maar daarentegen van deze Beddas
de koft (te weten goed gedroogd
Herten-vleefch i, in Honig ingelegt,
Aard-Äkers en Fruytenj gehad haddeii.
Het wonderlykft van allen nu (zo Don
Joan zeide) was, dat geen dezer Wed-
das met hem , o f de zynen , een woord
gefprooken had, alzo hun Zeden dat zo
medebrengen. Hun Taal is de Cinga-
geefche veel nader,dandeMaläbaarlche,
en hunne Letters können van de Cinga-
leefen wel geleezen , dog niet verftaan
werden, waar uyt het fchynd , dat Zy
de Letters van de Cingaleelen ontleend
hebben, alzo die beide van de Lettercri
der Malabaaren onderfcheiden zyn. In’t
geheel zyn zy 00k zeer kort .van woor«
den ,en weinig van fpraak, al zyn zy met
hun fo a 60 by een, ten waare de nood
het vereifcht; gelyk my öok zelf ge-
bleeken is uyt een dezer Beddas , die
boven de Cotjaarze Boflchen zekeren
Moor (om een boodfehap uytgezonden)
dood-
VÀ'* C fe V* L Ö Pi;' _
^ ^i^cioodgeflagen hebbende , en dóór onsj hun gezicht, körnende recht op ’t rrtid-^*
Volk gevat zynde ^ hiet een woord wil
Üe fprecken , wie hem 00k aanfprak,
ta t dat hy hoorde , dat ik zelfs hem aan-
fprakj dog antwoordde opmyn Vraage,
waarom hy dien onnoozelen Reiziger
Doödgeflagen had^ niet anders j dan dat
Zyn hoofdhem dat belaft had , zonder
Sets meer te willen zeggen. En als ik
Jiem vraagde', o f hy de Dood niet ver-
diertd had, zo ¿eide hy j dat ik dat zelfs
wefert möeft ) en wanneer hem een kc-
ten aan ’tbeen geilagen wierd-, om aan
de Fortificatien te arbeiden, liet hy dat
gewillig doen j zonder oit een woord
teeen imand te fpreken , en daar na los-
¿gelaten zynde , ging hy al zwygende
weer w e g , zynde zieh zelven in alles
zo gelyk j als ö f hem alle die dingen niet
haddea aangegaan.
Geen Natie ondcrtliflchen is gevöeli-
ger övör hunne Vrouwen en Dögters
dan z y j willendc die van niemand aan-
geraakt hebben ^ en zoo daar by geval
een Vreemde met zyn Leidsman pas-
feerde', en een van hunne Vrouwen of
Doehters maar aanzag j en minen toon-
den van* haar te willen aanraken-,diewas
leen man des dööds , al was het Raja
'Singa Zelf j dien zy in ’t minfte niet ag-
ten j alzo ider Bofeh - Heer onder hen
in zyne Grenzen Souvercin is j zynde
vöörts met hunne gebuuren verbonden
taalkanders quaatj af te keeren levende
onder malkanderen zö vreedzaam ydat
inen zcer zelden van eenig gefchil onder
hen, cn noit van Gorlog gchoord
heeft;
Z y zyn doörgaans korter j dan een
tniddelmatig menfeh , heci bruyn j cn
zeer vaft gedtongen j en mufculeus van
lichäam , en byzöndef welgefchapen
De Vfoüwen zyn van den band des mid-
dels tot Wat over de knyen met grof
Lywaat bedekt, en haar bövenlyf is
naakti De mäns dekken met wat grof
Doek alleen ’t kruis der leridenen met
fcen boeht vän ’t zelve tuflehen de bee-
nen door , voerende alle Pyl en Boog,
cn welker Pylen met yzere Pennen en
van lichte Bamboeze Schachten, gelyk
hunne Bogen van oude uytgebrande A-
reck-Boomen Zyn., ftaande op ’t een
feinde van vele dezer Boogen een Yzere
Spits, die hen voor een Piek diend , als
Zy den Boög dntfpannen , dewelke dan
wel p a 10 voeten lang is;
feiuhWv^ hebben zy een zeet fchodne
ic van mänier om den Boog af te fchieten
denBobgwant door de lengtedes zelfs, planten
tefpan- Zy >t onderfte einde tuitchen den groten
nCDi en naaftfe teenen van de Linkervofet in
de aarde,zetten’t rechterbeen agreruyt.
en de Pyl horifontaal op de hoogte van
V* D e t,u
den van den Boog , wiens lengte j gfe-
fpannen zynde, hier uyt kan afgemeten}
en geöordeeid werden ^ hoe kragtig op
die wyze kan gefchoten werden; Ook
zyn zy zö fnel in ’t loopenj dat zy,met
hun drien een Hert of Eland op ’t fpoör
hebbende j het onmogelyk voor de zelve
is om te ontkomen i waar door zy
ganfeh geen gebrek lyden , en in gro-
te vryheid zeer gelukkig leven ^ om dat
zy weinig van nooden hebben j alzo zy
maar zeer kleene Coniumptie in grove
Kleeden , .lcopere Ringen , Bekkentjes, Wat
glaze Armringen , en andre kleenighe- WaarcÄ
den, hebben j dog delandwaartfte moe-^ rk^ j
ten ook van die , die naaft aan de werden;
Stranden woonen j met Zout gebolpen
werden, waar door ’t gebeurd datzom-
mige Malabaaren , naaft aan hen grenzende
4 en ook de Mooren ontrent ßat-
ticalo met hen handel in Kleeden * Zout*
6cc. dry ven j welke zy tegen Areek (of
Pinang ) Honig , Waich j gekloofdö
Planken, en andre Houtwerken, Luy-
paans-Vellen, Yzer j Cryftal, en andre
dingen j in hunne Boifchen vallcnde ^ ver-
ruilen j hoewel eenigen ^ naaft de Batti-
calomLanden, nu ook alGeld, zo wet
van Goud, en Silver, als van Köper leeren
kennen, zynde wel ’t meeft op Goud,
als op een Heiligdom, gezet. ,
Van hunnen Godsdienft vali weinig .
te zeggen , dan dat zy , als de Cinga- Huri
lezen , de hoge Boomen, BogaS, en van
de onze Pagood-Böömen genaamd, met
een fteenen voet rondom opzetten^ en
daar Lampen voor opfteeken , zonder
dat daar oit eenige Beeiden jofandre Ce-
remonien j gezien werden;
Zö iemand eenig gevoelig örigelyk
geleden heeft ( want över geringe zaa-
ken zullen zy niet klagen) die verdient
voor hun Opperhoofd (hoewel zy nog
mindere Opperhoofden hebben j voor
welke zy veel zaaken afdoen) gebragt
te werden j neemd de klaager een
groenen tak van een boom,en gaat daar
mede onder dezen Boom ftaan met ’taan-
zicht na de wooning van hun Opper-
hoofmän gewend , die altyd dicht by
een van deeze Boomen woond , alwaar
hy zomtyds 2 a 3 ja 6 a 7 dagen blyft
ftil ftaan, zo hem de redenen niet eer
afgevraagd werden van zyn klacht; eri
daar blyft hy zo lang tot al de bladereri
van dien tak verdort zyn , en beginnen
af te vallen 4 en dan nog niet verhoord
zynde (waar van egter maar 2 a 3 voor-
beelden zyn) is ’t hem geoorloft dien
Hoofdman te vloekcn, zyn tak tot een
getuige in de Aarde te fteeken, cn zyn
eigen Rechter te zyn j of onder een ander
H.ööfdman oycr te gaan j maardoor-
D d gaans