
En dans-
Hoeren*
Waar van ik oók voorbeelderi hier te
Lande onlangs gelezen hebbe, die in ’t
b y w e z e n van veel geloofwcerdige Lieden
beveltigd wierden.
Van dezen aard is ’t , by voorbeeld,
dat men van deze Lieden onder andre
konílen mede verhaald, dat zy ecn klu-
wen in de lucht werpen, daar een man
tegenoploopt, dat, namynbegrip, vol-
ilagen onmogelyk i s , alzoo cen zwak
lichaam, dat door geen ftcvigeropgchou-
den, o f door zy n eygen kragt in de lucht
gedragen werd , onmogelyk nog een
zwaarder in de lucht dragen kan. Hier
van ziet men by Melton p. 46p. mede
een zeer opmerkelyk verhaal, en aftee-
lcening, alzoo hy dit zelf gczien hcefi
tot Batavia.
Van dezen aard is ’t mede, dat men
(gelyk ik eldcrs algemeld heb) verhaald,
dat een man eerft op drie ftokken, die in
een drie-fprong vaíl ftaan, zitten gaat,
en dat men eerft een, daar na nog ecn,
en eyndelyk oolc den derden ftok ’er on
der uythaalr, en die man egter, zonder
te vallen, in de lugt zitteh blyft, hoe-
danig ik twee vrienden gelproken heb,
die dit op een en de zelve tyd te zamen
aanlcbouwd hebben, en van wclk de een
fyne oogen miftrouwende, nogdemoei-
te genomen heeft, om met cen lange
ftok te voelen, o f ’er ook niet het een
o f ?t ander 1 w a s , waar op dit lichaam
rufte, dog die Heer verklaard niets ter
wercld gevoeld, vernomen, nog gezien
te hebben i hoewel ik egter tegen zyn
E d : zeyde, die niet te können geloo-
ven, om dar dit al te klaar met de hier
voorgemelde reden llreed.
Wat de dans-Hoeren nu (anejers De-
watafchidols genaamd, en aan de Goden
hunner Pagoden ais getrouwd) belangd,
deze zyn gemeenelyk zeer net en wel met
fraeje geíchilderdeklecdjens, en ook met
roode fluweele armbanden , cn met ee-
nig fyn, o f ook wel valfch en verguld
goud-werk, cn zulkc Juweelen aan haar
hoofd, lange ooren, vingeren, teenen,
armen, neus, enhalsopgefchikt, gaan-
de o f op de Feeften, o f op Bruyloften,
en-ook wel op maaltyden , en andre
plaatzen openbaar, en zomtyds wel zoo
onbéfchaamd moedernaakt aanflen, dat
men bezwaarlyk zou können gelooven ,
dat *er zulke onbeíchaamde vrouw-lieden
zyn. Deze zyn gewoon op zeker geluyd
van haré Trommeis (die aan weer-zyden
met leder zyn) al vry aardig en zwak
(dog al na den tränt der Inländers, haré
lichamen in veel wonderlykc bogten
draejende) met een nette beweging van
haré handen te danflen, en daar onder
ook wel eenig lied tc zingen, waarvoor'1
zy dan een geringe ftuyvcr bedingen, ja
¿y können zonder de zelve niet recht vfo*
íyk. Men noemdze dans-Hoeren , otü
dat zy riu en dan zieh ook ais hoeren,
by toelating der overheyd van deze Landen
, aan deze en gene verhuuren. Een
gefpuys, waar van ’t my niet luft meer
ce lchry ven.
Deze zyn egter by de Ouden al me*
de op hunne maaltyen van gebruyk geweeft:
want als’erby Amyntas, Koning
van Macédonien, Períiaanze Gezanten
gekomen waren, en hy dio heerlykont-
haaldc, zoo eyfchten z y , zoo Herodoot
Lib. f . en andre zeggen, Vrouwen, alzoo
by hen op groote maaltyden de ge-
woonte was hunne vrouvve, cn ook hunne
byzitten te hebben. W y zien ook Efth í
i : l i . iets, dat na deze gewoonte ge-
lykt. D o gw y können daar hier niet ver -
der van fpreken. r d
Het gewaadderJentivenen Benjaanen ¿eTjcn-
alhicr is , zoo ’t gemeene lieden zyn , tiven
fle e t, hebbende over *t boven-lyf meeften Benjaa-
tya niets, en die een weynig meer z y n ,^ ^ ^ ^
hebben een Rokje ais een Wambasje ,
dat zy op de zyde toebinden, dragende
op hun onderlyf een kleedje, dat zy toebinden
, om hun fchamelheyd te delc-
ken.
Die grooter zyn , verfchillen van de
gemeene alleen daar.in,dathunLywaad,
dat zybeyde zeer wit di agen, wat fyn-
der i s , en dat zy ook wel een kleedje
meer, en een fraeje gordelom ’ t ly f hebben.
Op hun hoofd dragen zy een fyn o f
grof Bethilis doekje, o f een dikke dock
als een muts, na dat hun ftaat is, bindende
hun hoofd hair met een tuyt tea:
zyden op.
Als *t nu wat kouder werd, in de
maand van November, en December,
hebben zommige van hen wel lange la-
kenze rokken aan , en een muts op ’t
hoofd, om zieh tegen de koude te dek-
ken.W
annecr zig de grooten op reys bc-
geven, gaan zy niet zonder een aanzien-
lyk gevolg, vcrzeld zynde van hunne py-
pers, hoorn-blazers, en rondel-dragers ,
die hen met een Rondel (zynde een klcen
rond zonnerfcherm) tegen de zon dekken.
Zoo ’t Mooren zyn? die dragen wel
een Cabaey , o f een rok , tot over de
knyen, of met naeuwe mouwen, en op
’ t hoofd eenTullcband , hunne broeken
zyn ook naeuw. Zy laten hunne hpofden
kaal fchrappen, dog hun baarden lang
groejen.
De vrouwen der Jeritiven gaan meeftEo van
met de boezem bloot, o f wel met cen
dun floers o f Bethilis badjoe ’er o ver, wen>~
dragende om ’t ly f, eengebloemd, zyde
o f effen kattoene kleedje van eenig grof
o f
o f fytt Lywaad, na dat zy van ftaat zyn.
Deze )cieedjes winden Zy eenige reyzen
om hun ly f, en maken die dan met eenige
(pellen ontrent de navel ter degen v alí,
waar over dan hun Badjoe ofbovenkleed-
j e , dat over de boezem komt nederhangt.
Zy gaan gemeenelyk bloots hoofds en
bloots voets.
Die wat meer van vermögen z y n ,
dragen zeer fyn Lywaat over de Schou-
ders, boezem cn armen * dog hebben gemeenelyk
ook kleenc muylen aan. Zy
beftryken het hoofd-hair, zoo de groote
ais gemeene vrouwen en dochters,
met olie, die, zoo zy vermögende zyn,
zeer licfclyk riek t, en binden dat zoo
in zy ook wel een vet hoen, een gans,
een endvogel, o f iet diergelyks hebben.
Het is een fchotel eeten , zeer geacht
by de Portugeezen , Mogol d e is , Pcr-
fiaanen, en by de meefte Oofter-lingen,
en zy werd aldus toebcreyd.
Z y nemen een vet hoen, dat Zy half
gaar koken, in welkcrs zop zy dan de
ryft by na zoo droog , ais ware hèt hun
brood, aldus koken.
Z y doen ’er Cardemom, Kismis, ro-
zynen, ftukjens van Amandelen, van
Kaneel , van Nootén , heele peper,
heele Kruyd-nagelen, heele Foelie, en
zeer veel boter, nevens wat zout by.
Dit alies koken o f ftoven zy te
glimmend in verlcheydc bogten over den] zamen, zoodanig, dat het hoen, verder
Hunne
fpyze.
hals en ’t agterhoofd op.
De verdere cieraaden der vermögende
vrouwen zyn goude o f zilvere arm-ringen',
goude o f zilvere ringen o f Juweelen in
hare lang-uytgeftrekte ooreri , diehoezy
langer, hoe zy cierlyker, en vanhooger
Adel zyn. Ook dragen zy diergelyke
ringen en ook peerlen door hare neuzen,
waar in mede gaten zyn. Zommige dragen
ook peerlen, andre goude Ketenen
om hären hals j A l welke cieraaden Won-
derlyk fraey (gelyk men denken kan) op
haar zwart veT, daar zy nog al zeer moe-
dig op können zyn , affteken , ontrent
de arm-ringen moet ik met ecn woord
zeggen, dat de zelve, fchoon arm-ringen
genaamd * echter meeft aan de handen
der vrouwen en jonge dogters, en
zomtyds ook van mannen tot eencieraad
gevoerd, hoewel ’er wel zommige (voor
al van dans-Hoeren, en andre damTereflcn)
half wegen den arm gedragen werden.
Dat nu de ryke van goud hebben,hebben
de arme van zilver, koper, en fleg-
ter metalen , en onder de hoeren zelf
vind men’Cr al mederèdelyk koftelyk uyt-
gedoft, die nog een cieraad van eenige
bellen o f rinkels aan de beenen hebben,
welke onder het danfien een zeldzaam
geluyd geven.
onder de ry ft bedekt leggende, murw, eil
volkomen gaar werd.
En dit is het lekkerfte eeten, dat men
hen voorzetten kan* voor al heeft men
dit ook by de vermögende Mooren, die
mede niet weynig van fraerotzenweten,
wagtende zig allëen voor fpek, o f ver*
kens-vleefch. Hundrank is water, Arak,
en Períiaanze wyn, welke laatfte dran*
ken de Mooren, fchoon 'c hen verbo-
den is f nu en dan zelf tot dronken
Werdens to e , gebruÿken, ook drinken
zy veel ecn kopje gefmolten boter op hun*
nefpys, om rad te werden.
En dit is wel 't voornaamfte, dat van
de Kleederen en cieraaden der vrouwen
zoo der Jentiven, enBenjaamen, als van
die der Mooren (die niet veel verfchillen)
te zeggen valt.
Die arm onder deze Jentiven zyn, be-
helpen zieh uytncraende naeuw, zeer
wel tc vredeirzynde , alszy maar wat ge-
k o o k t, zy ’t met cen yifchje, o f wat
groente,en een dronk water ’er toe hebben
* dog de Benjaanen zullen nicts ,
dat leven heeft, dooden, veel min eeten.
Z y wetea-van geen ftoelen, o f tafels;
De geringe lieden eeten op een matje-,
dog de tyken op een Alcatief, o f tapyt,
zittende met de voeten, als onze Kleer*
makers, Örider ’t lyf.
De Ryken in tegendeel leven zeer
lék ker, houdende veel van ryft en
van zeer magtige, vette en heete koft,
met veel lpecerycn, en die in de boter
dryft, welke zy brenfle noemen, waar
Hunne vrouwen komen niet aantafel,
voor al, als ’er vreemde Lieden by zyn*
ontrent welk ftuk de Mooren zeer y ver- 1
zugtig z y n , en de vrouwen noit lateti
voor den dag komen.
Na de maaîtyd, en by andregelegent*
heden, is ’t een van de grootfte verma-
ken, zoo wel van de mannen, als*de
vrouwen,een oude ofjongePinang te eete,
en tabak te rooken,dàt de vrouwen,uyt
een Bongkos, o f droog blad ’t zamen-ge-
rold, zoo ontileken , en de mans üyt
een Gorregorri (een kannetje o f een
bloempotje) , waar mede zy beyden de
meeften tyd doorbrengen.
Dewyl ’er geen Land ryker van Dia- v jn
mant-mynen is, können wy niet nalaten, Dia-
daar mede van te ipreken. mant_
Zy leggen ontrent i z dag-reyzen vanMyncn'
Palliacatta , o f 8 a p dagen van Mazuli-
patam, en maar twee dagen van Golcon-
da, niet verre van ’t gebergte.
Over deze' Landeryen, die uyt naam v
van den Koning van Golconda verpagt
werden, zyn zeer veele, en getrouwe'
opfienders , buyten welker kennis geen
pagter een fpa in de grond rteken mag.
•Ook bedingd hy voor cen zekere zomriie
geld«