
T W A A L E D E H O Û F T S T U K.
oftoehl » je ß d .A .ifo z . Februari. Moe /terl 'de trein is; >«*;' ¿j, Jemand,
Ißphaya. Tackafitcki., Camittoera. Jannagawa. Coerme. Sterke vorß in deZetyd Jam
Wage Oetßno, en Itska. Coanofft. Kfrejacki. Cocfoera o f Cocora. Sememfeki. Cammo-
mekt. Camro. Joe,.Soa,Bingonothomme, Sumotßi. F M , Taccamats. Oeßmada.
Moera..Akas. Fiongo.iOfacca. Firdkatta.. Miaco. i M e by den grooten Richter ontbaald
wurden. Awattagpets. Ceefati, Seetßamma. Sacanoßa. Sekimzizi. Ifiacoets. Sumo.
Okajecki, Akafacka. Arfaay. Fammamts. Foekeroy. Ntfacca. Canaje. Oeßmada Oca-
be:.lMarico..ßefm..0 .kits. Jofiwarra.Mßma. Faconitoge,Odawarra. Afbeeldütg van
■ceif .Mer:, Ate in een Norman gedragen wtfrd. Cammagawa. Sinnagawa. Jede. Geven
kentiis fianhun aankomß| en werden beleefd verwelkomt Vanvtrfcbeide. Koften, door den
Mer vatt.Conga, ent den Keiner teontbaalen, gedaan. V Opperhoofd doet die eene die
bemvemelkoM badßen, bedanken. Sfreken met 's Keinen .Wondheeler, en meerjndfe
Mewgvuldige brand, Bekendmaking van hun aanßaande gehoor by de Keiner enz. 't
Opferhoofd., de Mer Dquglasy meteenigeandren, en met zyn Zoontje) verfeiynen Voor
dm .Ketzer, t Verder. voorgevallene daar.. En ook am de kurzen der Ryx-Räaden
Zygedergrootenvoordetmzen by brand gedragen, waar voor.de onzen hen doen bidankeH.
Kregeti bun affibcid van denKeizer, g En de verdre zaaken toen voorgevalkn. Monzen '
doordezenengenenbefibonkenzynde, nemen hun affibeid, Weder brand. Ctmnagawa
Greefdßan de Heer, vftn Kinokuni gedaan,. Oizo. Odawarra. Faionitoge MißmaFoK
warra. Cambarra Jefiri, Marico. Qcabe. Cannaja. ¡Nifacca. Mutske. Fammamats
Jwelagpwa. ■ Apajacka. Ofamma. Seripw. Mia. guam. jacaits. SekjnaztZo.Sdcamßä
Saetßamma.Aßbe, Ootf, Miaco. Kiomiets. Zien eenige Tempels. Ofacea. Grotte geld-
Ketzers aan de Feveranders. van 1f Köper. Vertrek van OfaccU. Amagafackt
Nifß?omeo, Ftongo. Camro. Cavmonofeki.,. Cocora. Kfrefackh, en Coanoß. Jammaoe■*
Maatßafackt Coerme. Jannagawa. Ijafaje. Decinta. Onkoßen of deze reize revallen
Mft-epeet-plaatzen, daar zy ß il bielden, Groote ßiptbeit der Japanders in ’t nakomeit
dprbeveelen. Willen gern hond.quaad gedaan bebben. Straffen ’tßuikenvryßrene Ze-
dertjwanneer de.roers niet van deßheepen geliebt zyn. Belaßen A . lS<j6ieonzentoton'i
lyf M te.bevoelen. Andre, dwaasbeden,en kribbigbeden vom beit', aangebaald.
Hoe < tak"Y T 0 ,°r,?f raoc“ a « y *eggen> W t
de treinis. .<»)/ ? i rem der Japanders opzul-
. vSjT >; ,t e n ,toch£ .in! deze navolgendp.
perioaaepj. enz.,vbefl:äat; . . ■■
, x Een Opper-Banjöos, ;p f Edelmaa. f
.. i Qp^errBanjoös^ p i Edelman. *
- 2 Stads-diena;irs, mede Banjoozenger,
. ßi, na^md 5. doch geen Edellieden j maar,
-/....Om dat zy wegens-de Stad (dat een"
j ',!Keizprlyke is^ kpraeh.^ en 2 höü-
. v/iyvers dragen5 zop werden zy naaft
de oanjoozen geeerd.
.jl.. Opper-Tolk. - r
or£. Oüder ditp. \ ,,
...¿ Schryvers. j r -, t .
^ ,i Öok.vpor de Holländers.
,,r^; Dito; voor de Japanders, en öntrpnt
f ^ ;g^ineene laft-dragers.y omr’t Geld^
* en Sc^iyf-Coraptöirken, de
de geneesmiddclen, enz. 5 als ook
- 3s S ch en k en , en dp. beftejgpede- . iov ret^erS.ta^vppgden5 op te yo^reni
~ ^efeWen de wejJfe^nocfe, Paareoo
^¿¿¿en op dpn grppteid^ndrwegwd!
, , , . 4p; dfio) tpt hgt; yo^rpn ya^ dezp en;
gene,5f)'en -ook jtbtj h^;draagen; van
vericheide andere haften verfeiichi:
werden. In ’t gemeen echter be-
ftaat de Trein uit 37 perfoonen ^
¿ id h h '/ r r »•
waar önder 4 Nederlanders} ’tò p i
perhóòfids deOpper-Wondheeler ^
een Boekhöoder, en een Affiftent
geteld werden.
Zoo ’t regend ,z jr tty gewoon met ecu
gewafte maotelj en met een ftroo-hoed-
jen , dat men cp ’t hoofd zel, boven op
eemgelaften, teeds op een Paardgtfchikt
(aoo men, te Paard tyd) tez itlen, daai
men óok me» een kleep nabeepiei dat bovin
aan den Ìtak. vaD ’t Paatd en de zadel
¡vaftis, opkBmt.
Dus. zitjmem'dan als een halve Janpot-
; tagie daar bórat op, eh wel Zander ook
; zelf de toorm van ’t Paatd te mbgenvoe-
ren ; warn 1t gebruik der.Japainders (daar
men met aftreäen mag) vereifcht, dat ’er
jen knecht by gaat, en dat die f i Paard
.by den toomiieüd. >m:>■.
Op zulken taicht nemfcn de Tplkenoöfc
veel byzondro goederen vari h^r zelve
; (waar mede, zy groote winft iri Jetfo appn)
en ook v ed bcftdl-goederea rder grooten
;van Nangafacki mede, al welke-kofte»
de E. Maatfchkppy b y ¡fcoof feäf pptocht
dragen mòet.f h:.70 . ' n.0^2 r;r
ï)âm
Dagelykfe aanteekening van V
voorgevallene op een tochtnajedo
A . 1702. den 1 J Fekruati.
n cht ^ en 11 ^en ^e^rUar^ Satürdags s’mor-
n*Jedp, gens ton p .uuren quam ©nze Opper-
A. 170z. Banjoos ons op ’t Eilaüd afhaalen , dron-
Februari. ken een affeheids-glas , namen büiten de
poort aöbh'eid van de Nederlanders, en
reden ha ’t Tempeltje, daar de Tölken
en andre baatzugtige jaavlyx befchönken1,
eh met eenige Saccaanep onthäald wier-
den3 waar op wy met Cänga^ over ’t
Fimiiehe geborgte gedragen wierden 3
plyfterden op den top , daar door den
Hofpes met eenige ververfching onthaald
zyn. Na dat wy nu van ’t gebergte af-
u. . gekomen waren, zaten wy in Fimi te
T amfn F ^ d > dedeh ’t middagmaal injangami,
Ifaptßj'a. eh qüamen met zon’s ondergspg in Ifa^
phaja, van waar wy met 2 barken van
den Landsheer van Fifien, na ’t avond-
>naal vertrokken, om na Janhagawaover
te ieken j doch bleven ’s nagts,; fchoon
- de wind goCd was, ontrent Tackafacki
Tich. " anker ieggen, om dat de Schippers
het by nacht \ uit vrees van geen anker-
:grond te zullen bekomeri, nietdurven laten
doorftaan.
Den r 2 dito vermits de goede in eeri
quade wind veranderd was^ dievry fterk
doorblies, Zoo moeften wy de wal wat
r nader loop^n, en vöorCaminoeratenan-
u f011106" ker biyve.n leggen, tot dat wy *s nagts
ten 2 uuren onder zeil raakten.
Den 13 dito ’s morgens quameii wy
met zons opgat^ voor de dröogce van
jannaga- Jannagawa, däar wy een groote bark von-
wa. den, die ons overaldewegwees,envöor
gids diendc j om niec hier o f daar in de
modder te geraaken. Ook waren längs
de diepfte guylen kleene vaartuigen ihet
viaggetjes van de Heer van SuCkingo
daar göfteld , om alle groote Heeren uit
Zyn naam binnen te geieiden -t eh düs qua-
hien wy eihdelyk ontrent 8 uuren binnen
Jannagawa, ahvaar wy, ’t middagmaal tot
ontrent k r uuren gehoüden hebbendej
weer yoort redeö.
Pas buiten de Stad komeHde, zagen
Wy 2 döode liehaamen aan kruiflen hangen,
die, noch niet lang geleden, deee-
i\e oiji dievery, en de ähdre oiü iet anders,
geregt waren.
ivjet het vallen van den avondquamdh
p Wy in de Stad Coerme, daar w y , na ou^
me‘ dCTgewoontei dpor f a 6 Banjoozen ih-
gehaaljd j en onze herberg gebracht
Wierden.
Den 14 dito reden w y ’s borgen? j
V ö » voor f uuren, - üit deze Stad, gingen met
deze tyd. eepige vaartuigen Over de Rievier Mia-
n o Q & , vop&n. de velden? en water-
tolailen j övet al toe bevroozeni dat ohs,
met ’t aanbreeken van den dag ) en ’t op-
trekken van den dauw , dede klappei;-
tandeh. W y zagen hier (dat wat zeld-
zaams in de winter is) de eerftemaal een
Ojevaar , een Vos, en eenige wilde Gan-
'ièn. -, al u
.. W y deden ohs middagmaal b Jammaje, Jamöiaje,
van wàar wy met korven. over het Fia-
mitiö.gebergte gedragen w;ierdeh, plei-
Itefden op des zelß top , en wierden van
den waardj en. zyn verder huisgezin,
met een veldhöen, 8 eijeren ineendoos-
je J9 en met eenige ßaccaanen ohthäald.
Het beürd ook wel yogr Cen enkele
reis (gelyk A. 1700 in Maart) datdeon-
Zen in ’t Dorp Nahgato gekomen zyn j
daar noit beyorens een Europeër geweeft
was, en daar Zy veel velden met Theé j
Wel f a 6 mjden verre,zpgen.
, Na dat wy in Oetfino wat vertoefd Octfinoi
hadden, zaten wy weder op, en reden enltska.
tot Itskä y daar Wy- by ’t lantaarn-licht in
de gémeene herberg (na dàt wy de Itska-
gäwa dootwaad haddön) aanquamen.
,. A. 1700 wierd de Heer de Vos in Oet-
finq zeer deftig door eenige vàn devoor-
naamltè Juifers (iet zeldzaams) onthàald,
die anders, zoo ras zy ontrent onze ka-
mers komen \ door de Banjoozen wegge-
jaägd werden. ..
• Den 1 yden ditö ftègeri wÿ ten 4 uuren
’s morgens weer te paard, gingen met
kleene vaartuigen over de Rieviereh
Acadfie, enSackay, dèden onsmiddag*
maal in Coanoffi \ en zagen, dat de Bor- CoaiioÉ.
gers daar, en in de daar ontrent gelegene
dorpen en gehugtçn * hùn dagelyks
vüur van fteenfcöolen màakten j die zy
daar uit de groud (die op veel plaatfen
däar üit enkel fteenkoolen beftaat) ge-
woon zyn te kappen, hoedanig wy ’er
ook al vericheide by daag met dät
werk bezig zagen, om de zelve daar uit
te graven, fen die ondet veel opgeflagene
hütten te bergen. .
W ÿ veranderden in Kfrofacki van paar- KfrofäckiJ
den en draagçrs, en quamen met zons
ondergang in Cocföera (of Gotora zöö Cocfoeni
bén gemeçnelyk ¿egt) ter herberg. W y ofC°c°t
zagen heden veel Kräanvogels j dög deze,
Voor yreemdelingcn bang zynde \ hielden
zieh buiten fchoots. Rondoih deZbStad
waren hegte tnuuren voi kleene ichiet-
gaten ^ en èen wÿtfe gracht ’er- om. De
Vrouwen zyn hier de allerbefte niet in
gedrag, benalven dat zÿ zieh odk, zeer
râismàfeen met zieh met witte verw tç
be:ftryken, huh winkbraauweh af te fehee-
ren j en haar tanden git zwart te maken.
Men ziet hier pok ÖJevaarS, die winter
en zomer. hier blyven;
Den i öden ditp ’s mörgehäten 8 uuren
gingen wÿ met hoög wäter in 2 barken, cri
i(aken,al wrikken^e,na SibQnofeki.(of Se- ¿imoäöS
minofeki) over, alwaar w y op de raiddag féiù.
R i aan