
Zddzaa-
me opgé*
zette
Dieren
in de
zelve. 1
Over al, waar heenen men wil, mag
men in den zelven gaan wandelen; maar
men mag niet het allerminfte afplukken,
waar op fwaare ft raffen ftaan , gelyk ’er
ook doorgaans over al zeerveel fpions van
ilaaven zyn , die daar net op weten. te
paflen. Ook hoort men zeer zelden
daar a f , en als dat by ongeluk al
eens gefchied , koopt zulk een onvoor-
zigtige dit liever, met een fteekpenning
aan die flaaven te geven, af, dan dat hy
zieh voor de verbolgentheid engramfchap
van den Thuinier, of van den Heer Gouverneur,
bloot zou ftellen.
Ontrent het midden van dezen Thuin
is na de kant, daar men die- fteene muur
aan de O. zyde heeft, een fraai fteene
huisje , waar in een fmalle tränt met
t weedeuren is , van welke de een na den
thuin toe, en om daar door inden zelven
te gaan, en de andere na de ftraat zyde
geopent word, gelyk men van daar ook,
regt tegen over de ftal, of ’t koetshuis
van den Heer Gouverneur, ’er inkomen
kan.
Dit huisje heeft aan weerzyden van
dien tränt twee fraaje kamers , waar in
de Heer Gouverneur my , en andere
vrienden, nu en dan wel ’s middags ont-
haalt heeft ; ook is hy gewoon de En-
gelfchen, Franfchen, Deenen, en alle
vreemdelingen, hier, of anders in ’thuis
van den Equipagiemeefter Brommert, te
fpreken, alzoo zy niet in ’tKafteel, nog
landwaart in , cn niet verder dan in de
Tafelbaay , mögen komen. Dus heeft
men boven ook twee zulke kamers , en
een plat ’er boven, daar men op wandelen
Kan.
Men gebruikt de zelve nu, om ’er
zeldzaame Dieren, hier vallende, in op
te zetten.
Ik zag ’er in ’tjaar 1714. deze navol-
gende:
2 Zeldzaame Rheen , of Rheebokken,
van hoogte als een groot herp , zynde
een manneken en een wyfken. Deze
hadden witte dwarsftreepen over, het
, agterlyf,, en fwaare lange geflingerde
hoorns, die rood van verwe waren.
1 Eland , die van hoogte als een iwaaren
os, vaal-rood vanverwwas, en dikke
regt agter uitloopende hoorns had, die
wel een half el lang waren.
1 Kleinen Rhinoceros, met een groote
en een kleine hoorn op zyn neus, van
welke de groote ontrent een fpan lang,
en de kleine pas een groote vuift dik
was.
1 Roßen Bok, watgrooter als een hert,
die körte hoorns van anderhalve voet
had , met zeer veel flingerkrin-
gen, en die aan ’t einde zeer foits
waren.
1 Jong Zeekalf, van grootte als een fwaare
Engelfche Dog.
1 Gevlamden fchoonen wilden Ezel, met
witte en fwarte dwarsftreepen over
’t lyfj van grootte als een gemeenPaard
zynde.
1 Maatig grooten Leeuw , en- een Leeu-
win.,
1 Zeekoe, die wel 13 of 1400 pond (na
giifing) fwaar, kort van pooten, en
zeer dik van lyf was.
Benevens veel andere zeldzaame geraam-
ten van Dieren, die ik niet kende.
Deze Thuin is al van de eerfte tyden
dezer Colonie aangelegt, maar toen veel
kleiner j en fchraaler van alles voorzien,
doch naderhand , en voor al zedert de
komft van den ouden Heer Simon van der
Siel (gelyk men in ?t Frontiipies eenig-
zins aan’tjaar, 167p. uitgedrukt, zien
kan) merkelyk vergroot, zoodanig van
alles verbetert, en zoo wonderlyk wel
onderhouden, dat de voorige thuin daar
niets nageleek, alzoo zyn Ed. den zelven
niet alleen van veel nutte, maar ook van
allerlei uitheemze en zeldzaame boomen,
planten, heefters, enkruiden, voorzag,
welke voetftappen naderhand zyn zoon,
de Heer Willem Adriaan van der Stel9
niet alleen zePr wel nagevolgt; maar ook
nog ongemeen veel tot het verbeteren,
en vercieremvan dezen Thuin met allerlei
zeldzaame gewaflchen , toegebragt
heeft.
/ Het opzigt over dezen Thuin had een
baas Thuinier, Jan Hertog genaamt, die
alle maand 60 gülden van de E. Maat-
fchappy trok, en die , behalven den on-
derthuinier, een groot getal flaaven onder
zieh had, die hy geftadig tot het altyd-
duurend werk in dezen Thuin verdeelde.
Behalven dezen voortreffelyken Thuin
. heeft men ’er hier ( voor al als men wat
hooger na den Tafelberg en na de klpove
van dien opgaat ) nog vericheide anderen
van de Vrylieden, die wel veel kleiner;
maar pm de fraaje plantagien , wynber-
gen, e.n andere eiernden, waardig zyn
om gezien en bewandelt te worden. , ’. ’
Uit het gene wy nu reets van deze
thuinen gezegt hebben, blykt klaar ge- vruS*
noeg, dat men hier ongemeen veel fchoone ^i^nde1
boom-en aardgewaffchen, en dierhalven V en
een ongemeene gqedeen yrugtbaare aarde
heeft, hocwel men^als men de zelve
met opmerking befchouwt, geenzins
( voor al in de T^felbaay’) zeggen zoui,
dat zy in, ftaat was, om zulke fchoone
vrugten voort.te brengen.,
Aan de perken , met byzondere boomen
beplant, ziet men reets, wat voor
boomvrügten hiervallen} van welke wy
alleen nog deze engenezaaken te zeggen
hebben.
De
De poiré de bon Chrétien groeit hier ongemeen
fchoon , en beter, zoo de Franfchen
zeggen , als in hun eigen land 5
doch andere zeldzaame Franiche Vrugten,
als de renet, goude pipping, en dierge-
lyke fyne appelen, willen hier niet wel
voort.
De granaatappel heb ik in groote,
Ichoonlieid van blos, en van ongemeene
rypheid, noit zoo, dan hier, gezien.
De queepeeren worden hier niet alleen
ruim eens zoo groot, als in Holland ;
maar ook zoo ongemeen ryp, dat men die
zonder eenige wrangheid met de grootfte
fmaak ter wereld eeten kan, behalven
dat het een luft is ’er zoo 3 of 4 by een
van een ongemeene grootte, enzoo geel
als goud, aan een dun takje te zien hangen.
Doolyven, vygen, moerbezien, aman-
delen, mispelen, riet- faftraan- en winter-
peeren zyn hier ongemeen fchoon , en
de burgemotten veel grooter , als ik die
oit in ’t Vaderland gezien hebbe ; maar
zy vallen vry wateragtiger. Ook dragen
de olyven wat lui.
De aagtenappelen zyn hier doorgaans
wel klein ; doch zeer goed van fmaak.
Depruimen, okkernooten, en.kaftanien
zyn hier zeer goed ; maar de haazenooten,
kruis- en aalbezien willen hier zoo niet
voort ; men heeft mede veel kerszenboo-
men ; doch zy dragen zeer traag. Ook
word de pieflang en ananas hier zoo ryp
niet, als in Indien ; maar de gojavas
gpoeijen zeer wel. .Men had ’er ook
martgoftanböomkens,maar nog zeer klein,
en ook bamboes - ftoelen zedert ’t jaar
171z. gehad.
De abrikoozen en perziken zyn ’er
overvloedig, en ongemeen ithOon, .voor
al landwaart in.., daar de grond vry .beter
is. Het is waar , dat zy juift die roode
Vaderlandze couleur altyd niet hebben
( gelyk ik die ook zoo wel in ’t vaderland
gezien heb ) maar dat belet niet, dat ik
ze hier zeer goed heb gegeten. Ook
moet men bekennen , dat alle abrikoozen
en perziken in ’t vaderland niet even goed
zyn , en ik heb ’er daar veele gieren,
die op geen ftukken na by de Kaapze
haalen konden 5 doch ’t yerichilt .veel van
wat boomen en land zy zyn. ^
Zekere Monir. Purry , -en .eenige.. anderen
, fpreken zeer veragtelyk by na van
alle de vrugten hier ; doch daar loopt.veel
nyd , verwaantheid , onkunde , liefdèloosheid,
en jaloezy, onder hun zeggen,
weshalven wy dit maar ongevoelig voorby
gaan , voor al van vreemdelingen , die
niet fraai’s, dan in hun land,. zagen.
De orangie- en limoenboomen ^roejen
?er mede ; doch niet zeer overvloedig ;
maar ik heb ’er een ibort van kleine ci-
troenen uit de hand gegeten, zoo ongemeen
lekker ' en verquîkkende, dat ik noit
een vrugt, die my meer bekoprde en ver-
voerde, weet gegeten te hebben, alzoo
ik my aan de zelve niet verzadigen kom
O f ’er die veel vallen, kan ik niet zeggen
; maar de Heer Adriaan van der, Stel
vereefde’er my in ’tjaar iö8f. twee hon-
derd op de reize na Batavia 5 welke my
zoo ongemeen wel fmaakten , dat zy in
de eerfte week zeer gretig en met berouw
van my niet beter daar af voorzien te
hebben, al weg waren.
Veel boomen, uit ’t Vaderland gebragt;
wilden hier niet tieren; doch geent, of
geocculeert zynde , groeiden de zelve
hier aanftonts vry weelderiger en voor-
fpoediger, dan in Holland, daar zy doorgaans
tot in ’t voorjaar moeten wagten.
Een van de heerlykfte vrugten , die
hier vallen, is de druif, die hier ongemeen
fchoon, ryp, enmenigerleiis, waar
van de oude Heer van der Stil eerft, en
daar na zyn zoon , de Heer Willem Adriaan
van der Stel, de voornaamfte lof en
eere, als de grootfte voortzetters zoo van
den landbouw , als van den wynoegft,
buiten alle cegenipraak toekomt ; wann
fchoon men hier voor hun tyd reets drui-
ven gehad, en ook eenige wynen geperft
heeft, is het egter zeker ,. dat ae oude
Heer te» der Stel hier op zyne uitmun-
tende buitenplaats, Conftantia, .Zeer veel
iborten van wynftokken, uit Duitsland,
en andere geweften, ontboden , en die
men hier bevoorens noit kende, gebragt
heeft, behalven dat ’er tot nog,toe geen
wyn is, die by de roode Conftantia-wyn
kan vergeleken worden ; maar toen zyn
zoon hem quam vervangen, heeft hy nog
ongelyk meer andere foorten van wyn-,
ftokken, by zyn vaders tyd hier nog on-
bekent, in zuiken menigte aangebragt,
dat men ’er over heeft verbaaft ge ftaan,
voor al na dat hy zyn plaats , Pergele--
gen, volbouwt had.
Men heeft hier de fteendruif, de blaauwe
muscadel, of; de Catalonifer , de witte
muscadel, de kleine blaauwe druif j en
de kriftaldruif. Ook zag men (doch al-
leep by den jongen Heer van der Stel).
de Erontinjacdruif, de Ruflelaar, de
Pottcbakker , de Avignon , de* Champagne
, de Burgoigne, de Wyntint, en
een Perziaanze lange witte druif, de hon
Jefus genaamt, d\e ongemeene fchooqe.
witte wyn ga f, en die hem door den
Heer Desmarets gezonden was.
Alle deze foorten van druiven tieren
hier ongemeen wel , en ftis een luft öm
door de wynbergen , zoo aan de Tafelbaay
(die men ’er verfcheide4 by deDie-
naars der E. Maatfchäppy, en' voor al by
de Vrylieden, ziet) als.v.oomamelyk lancf-
waard in, te wandelen, daar men aan zeer
laage ftammetjes zoo veel duizenden ongemeen
fchoone groote endoorrype tros-
C j zen