
by , dat de Leeuw hem met de eene
klaauw in de karos floeg , en met den
bek daar in beet, meenende den Hotten-'
tot te hebben, maar die was hem te gaauw,
liet zyn karos Rippen, en duuwde hem
een aflegaai in de ribben. AanHonts
iprongen de andere Hottentots ook toe,
en vergierden hem met hunne werp-
fpieflen, dat het wel een yzerverken ge-
lgek, evenwel hield hy nog niet op met
fpringen en brüllen , maar beet eenige
der aflegaai ftokken a f , tot dat hem de
wildfchut, yan Harmanszoon, eenichoot
in *t oog gaf , die hem deed kenteren,
waar op de anderen hem verder dood-
ichoten.
Het was eenvreezelyk groöt beeft, en
hy had kort tevooren nog een Hotfentot
uit dezeKraal gehaalt, en opgepeuzelt.
Ik ben hier dus langwylig geweeH,
om dat my niet voörflaat oit diergelyke
aflurantie van een beeil gehoort te hebben
, en de kloekmoedigheid van dien
Hottentot is mede aanmerkelyk.
Des mans lichaam was door hem van !
agteren met de Iräkerpoot, aande linker-
zydbvan het hoofd geflagcn , met den
bek in de fchouder gevat, en dus voort-
gedragen \ beide de billen , en linker
fchouder, waren opgegeten.
; W y bragtenz'e alle beide aan de tent,
en begroeven den man, daarhy gegrepen
was , gelyk wy den Leeuw mede onder
de aarde Haken, op dat hem het vee niet
ruiken zoude.
Het was dien gafifchen dag branden!
wedr, en de Hottentots waarfchouwden
ons , dat ’er nog z wyfjes hier'ontrent
waren, waarom ik des agtermiddags een
Kraal van doorn liet maaken, en op drie
plaatzen, o f paflagies, volk metgeweer
Hellen, maar vernamen dien nacht geen
onraad. ö
Woemdag den 4 dito.
Maakten w y voortgang met de railing
daar wy devoorige 2 dagen over getalmt
hadden, en quamen einpelyk, na een on-
tallyke meriigte praatjes, en reden-mar*
telingen, zöo verre, dat wy 33 Runder-
beeflen railden, voor 3 3 ponden Tabak,
en 33 boflen kopere Kraalen, mitsgaders
eenige Glazen dito , en Pypen 5 bene-
vens 14 hahiels voor 7 ponden tabak,
en vereerden de Cap\teins, en hun gevolg
4 bosjes kopere koraalen ,' en z ponden
tabak. L
De zonnefchyn was hier by na onver-
dragelyk , en in de tent was het als in
een oven.
Des avonts brulde het längs dit n-
viertje y,. x5f alle de Leeuwen van Africa
by malkanderen waren. Ik prefumeer,
dat het de z wyfjes waren , omme het
gedoode mannet je te zoeken, dies ver-
wagwagtten
wy niet anders dan hun bezoek
dien nagt, hier tegens hadden wy ons
door ’tverhoogen onzer Doornc-kraal,
en ’t Hellen van roers, op de paflagien,
längs welken zy hunne coers moeflen
nemen , mitsgaders het Hoken van vuu-
ren rondom ons , en ’thouden van dub-,
bele wagt, wel voörzien5 maar zy qua-
men niet.
En wyl hier ontrent geen meer Kra-
len leggen, en voor ons niet te doen viel,
rezolveerde ik weder te rüg te keeren,
om deGonnemafche Kraalen op te, zoe-
ken.
Het verdroot my geweldig, in een
tocht van 1 z dagen, längs zoo een ver-
drietigen moeyelyken weg, niet meer dan z Kralen, en die (fchoon uyt 10 Capi- j
teyns beflonden) zoo Hegt van veevoor-
zien waren, op te doenj hier door heb
ik met leetwbzen ondervonden , hoe
door de laatHe opengeflelde vrye ruyling,
en de gcpleegdc onhebbelykheden van
die landloopirs , het gantfche land be-
dprven is j want als de eene Kraal het
vee door de Hollanderen ontnomen was,
ginggp die het weder anderen ontroven,
en die, dan verder hunne naaHleggende,
waar mede ze dan in ’t gebergte liepen,
en zoo lang gaflereerden, tot het op
was, zoekende dan al weder ander, en
dus zynze van menichen , die hun in
vrede, vernoegd, en onder hoofden en
Kralen verdeelt, geruHely k met den vee-
teelt erneerden , meeit alle bosjesmans,
jagers, en rovers geworden, en over al
tuflchen , en in gebergtens verflrooyt.
Ontrent den Koperberg leggen, volgens
zeggen van deze Hottentots, eenige Kralen
van de groote Namacquaas, maar
dat was ons te verre , en ook de tyd
van ’tjaar niet , om derwaards te ga^n,
dies namen wy Donderdag den f dito.
Van deze Grigriquaas , en Namacquaas
Capiteyns affcheyd, en verlieten
dien ongeluks-hoek ,. werdende met
Wonderlyke, com plimenten en tabeetjes-
zeggingen, door de gemelde Capiteyns,
die zeer voldaan fchenen, nog een groot
end weegs vergefelfchapt, wy troklten
dan te rug, en quamenop denagtermid-
dag weder aan de Olifants-rivier , die
nu wel 4 voet hoger, als toen, wy’er
doortrokken , gezwollen was, onze
tent neder te flaan. De lchrik voor on-
gedierte, fchoon wy geen fpoor vernamen
, was in ons zoo groot geworden,
dat wy aanflonts weder doornen kapten,
een Kraal maakten, op 3 plaatzen cours
Helden, en dus, na het eyndigen van een
brandende dag, gingen ruflen. Vrydag den 6 dito.
Was het water ontrent een voet ge-
vallen , maar nog al te hoog, en Herk
Hroomende, om’er door te waden 5 dies ,y0, ’
wy in ons campement bleven flil leggen y
hier konde het vee zieh weder dik eten,
wyl längs de rivier fchoon gras llond.
Op den agtermiddag quamen de voor-
gemelde Capiteyns ons in deze leger-
plaats nog eens bezöeken , zy waren na
ons yertrek mede uyt dat ongedierts*gat
opgebröken, en met hunne Kraal, ontrent
een quart myl onder ons , aan de
Olifants - rivier komen leggen. Des
avonds Helden wy weder onze Helroers,
en Saterdag den 7 dito. .
Met Het lumieren van den dageraat,
ging een der Hellen los 5 door-een jäk-
hals afgetrokken zyride, en kort daar na
marcheerden wy van daar voort.
Ontrent den middag quamen wy ter
plaatze, daar wy de rivier overgekomen
waren, maar het water was nog te hoog ,
dierhalven namen wy hier weder ons‘
kampement, en verüeten het reHerende
van dien heeten dag, en volgende nacht
alhier. Sondag den 8 dito.
Was het water tegens den middag wat
gevallen, dies wy opbraken; en de re-
vier pafleerden j beneden Hrooms liet -ilc
een touw dwers over de rivier ipannen ,
alwaar 7 a 8 man längs flonden om het
vee voor het wegdryven, ' wylze alle
zwemmen moellen , te behouden , datf
ons goeden dientl deed, alzoo’er yeeljong
goed onder was , en de Rroom iterk
hep. Alles geraakte zonder ongemak
over, en wy hielden pptrent een myl
verder in een mooy graskloofje weder
halte , floegen de tent op , bezorgden
het vee , maakten onze Hellen gereedt,
en gingen in Gods Naam rulten. Maandag den p dito.
Sloegen wy met het aanbrekenvan den
dag weder op reys, onder faveur van
een betrokkene lugt, nu en dan met re-
gen-vlaagjes verzeit, en quamen op den
namiddag aan Olofs-Fonteyn, daar wy
onze leger-plaats weder tormeerden,
en nachtruH namen. Dynsdag den 10 dito.
Scheyden wy met zonnen opgang weder
van de plaats onzer iegering , en
namen eenen ander en cours längs de Zuid-
kant van den Tho - berg , regt op den
Picquet- berg aan , door aanraaden van
den Hottentot, die onze Gids was, op
verzekering van een nader en beter pad ,
als wy op onzen heen-tocht gehad hadden
, maar wy vonden ons bedrogen,
want op de rultplaats körnende , verha-
men gras nögwater, dierhalvenmoeHen
wy aan ’t graven, en kregen zooveel,
dat even de keetel konde koken, drink-
water hadden wy nog 3o f 4fleiTchenvol,
daar wy ons mede behielpen, tot N z fFbent"