
ren , zoo lang zy ongehuwd zyn.
Aan zulke nu verbiedden Vedam, dat
zy , gedurende dezen tyd, geen Pinang
eetcn, (alzoo zy vaft Hellen, dat die de
lulltot byflapen verwekt) nog geen vrouwen
bekennen mögen, enzygebiedhen
maar eens daags, en niet, als gcbedelde
ipyfe, te eetcn..
Z y overladen zieh in die tyd noit met
meetfpyfe,op dat hunne zinnen te fterker
o p ’t gene zy te leeren hebben , zouden
ingefpannen zyn, en op dat dit hen geen
beletfcl toebrengen mogc 5 hoewel alle
de Bramafaris die juyft niet even net na-
komen.
Indien dit koordje by ongcluk
Heringen hebben, vaft-ftellende, dat die
dan van twee Raatsjatsja’s ,• die als Hangen
zieh vertoonen, en met welke Zy
oordeelen dat de zelve dan in eenen zwaren
ftryd zyn, ingeflokt werden.
Eenige van hen nogtans weten deze
verduy Heringen nu 00 k net uyt te re-
kenen. Wan<
Z y dragen al zeer vroeg zorg 5 om neer' y
hunnc zoonen en dogters uyt tehuwely-hunne
ken, hoewel de Bramines, mitsgaderskinderen
de twee naallegellagten aan hen in rang, j j j i g j j |
dit niet zullen ondernemen, voor dat
hunnen zoons de Dfandhem, o f hun koor-
deken, al hebben aangedaan.
Zommige, en voor al de rykfte, on-
Op wat
tyd ry
dit aan-
doen.
De Bra-
mines
. Leer-
ineeilers
van de
kinderen.
Hebben
meeft
ueea
kennis
van de
fterkun- 11
quam te breeken,.zou hy niet mo- dernemen dit a l, zoo ras zy dit koorde-
, ------ ken maar dragen, en dus dikwils al van
hun vyfde ja a r , altyd zorg dragende,
dat zy na een dogter , die jonger, als
hunnen zoonis,omzien,en dat w e l, om
dat geen Bramine met een vrouw, die
hare maandftonden reeds gehad heeft,
trouwen mag, gelyk z y , om die zelve
reden, hare dochters 00k zeer vroeg uy t-
huwelyken , alzoo- niemand anders
een Bramine’s dogter, die hare ftonden
al gehad had j voor zyn vrouw
zou willen nemen; en daarom houden
zy dit, als hen zulken dogter al onver-
loofd bybly ven mögt, zoo Itil als het mo-
gelyk is, om met dezelve niet altyd te
blyven zitten.
De Settreas zien daar zoo naeuw niet
na, en trouwen zoo wel met die hare
ftonden hebben, als met die ze nog niet
gehad hebben»
Geen huwelyk zal door een Bramine
voor zyn zoon verzogt werden, zoo hen
eenig quaad voorteeken ontmoet. Ge-
beurd hem dat ten tweedemaal, hy zal
het tot een andren dag uytftellen 5 dog
zoo dat ten derdemaal voorvalt, dan zal
hy ’er geheel van afzien.'
Zoo de Weinsjas op zulken dag maar
een quaad o f ongelukkig dier hooren noe-
men, houden zy dat voor een quaad
voorteeken, en zoo zy op dien dag,
zulken dier z ien , durven zy om dat
voorgenomen huwelyk noit meer denken.
Ook fmelten zy wel een halve ducaat .
aan goud, en zoo zieh die dan klaar ver-
toond , is ’t een goed teeken, dat ’t
huwelyk wel gelukken zal j dog zig
duyfter vertoonendc, dan werd dit ver-
zoek niet ondernomen. Van zulke zotte
bygeloovigheden zyn zy vol.
By verzoek van een aoehter van deze
o f gene ten huwelyk , zal des dogters
vader verzoekenden vryertezien,en
na hem vernemen, zoo hy alles wel be-
vind, . mag die vryer eerft by hare
vrienden en daar na ook welonder ’t 00g
van
gen eeten, voor en al eer hy weer een
ander om den hals heeft, alzoo dit een
onwaardecrlyk eneen hoog-noodig hals-
cieraad is , ora dat zy zonder het zelve
voor geen Bramines erkend werden j maar
om dit voor te koqaen , vernieuwen
zy dit jaatlyks in Auguftus op *c Feeft
Tsrawanala, Pondewa, op de tyd der
volle Maan , gelyk men ook dien
zelven tyd waarneemd., om alle de Bra-
mafori’s hunnen Dfandhem aan te doen.
Dit koordeken mag van de andre ge-
flagten mede wel gedragen werden, ’t
geen van zulke, die andre in iever over-
treffen willen, wel meeft gefchied, maar
zy moeten die van een Bramine, alzoo
die alleen vt recht hebben, omzetema-
ken, koopen, en dan is dit hen een leu-
ze en een bcwys van hun geloove.
Gelyk nu de Bramines de voorname
Lecraars dezer Heydenen zyn (hoewel
z y , nog de Settrea’s oftc de Weinsjas
geen kinderen der Perria’s leeren füllen,
dat gemeenelyk de Soedra’sdoen, endat
zoo maar wat henen gaat) alzoo leeren zy
obk hun eygen kinderen, o f zy beftel-
len dieby een andre Bramine, dieichool
houd, die hen .leezen, fchryven, cyf-
feren , en de gronden van hun geloof
leerd. Ook mögen zy noit van eenMce-
fter van een minder geflagt, dan ’t hunne,
onderweien werden, dat een onuy twifle-
]yke fchande zyn zoude, en waar in hen
ook de andre geflagten der Settre’a s ,
Wensja’s , en der Soedra’s , na volgenj
dog de Perrias, die deflegtfteenveragt-
fte van allen zyn, nemen dit zoo naeuw
niet, gelyk ook zeer weynige van hen
lezen of fchryven können.
Schoon zy nu de grootfte Leeraars
onder deze Heydenen zyn , hebben
zy dog de grootfte kennis niet
van alle zaaken, en voor al hebben
zy by na alle (zeer weynige uvtgezon-
derd) een geringe kennis van de lterre- ’
künde, gelyk zy ook een zeer befpottc-
lyk begrip van de Zon-en Maan*verduyvan
de vryfter komen, en zoo zy dan
malkanderen en de vrienden behagen,
gaat dit huwelyk voort.
Die van de Soedra’s geven hunne dogters
niet u y t, ten zy dat zy ’er een zeke-
re bedongen zomme gclds voor trekken,
dat zy egter geen koop-penning, maar
alleen een zuyvere gift genaamd willen
hebben.
Wat verdre plegtlykheden, by ’tfluy-
ten en voltrekken van zulken huwelyk,
onder hen gebruykelyk z y n , kan men
by Rogerius in zyn 1. Deel, en in ’t 1.
Hoofd-ftuk zien.
Zy mo- Geen Bramine zal zyn kinderen aan
gen aan eenig ander geflacht, dan’t zyne, uyt-
Ire" dan huwelyken, daar de andre geflachten
aan Bra- zoo ftipt niet opletten, die hunne dochters
mines» nu en dan wel eens aan die van een hooeer
trouwen. geflagt g even.
Wel is waar, dat zommige Bramines
egter wel vrouwen uyt een ander geflagt
hebben, d ie zy , oudergewordenzynde,
en. juyft geen zin in die gerte hebbende,
die hunne Vaders hen belchikteq ,dan na
hun zin, en ook wel uyt andre geflagten
nemen, dog alle andre Bramines keuren
dit fterk af, en vooral, zoo zulkeen een
vrouw uyt het geflacht der Soedra’s
neemt , vermits die Bramine , uyt
zulken vrouw kinderen nalatende, en
ftervende, zoo lang van den Surgam,
o f Hemel, verfteken is, als die kinderen
in ’t leven zyn , ook zeggen z y , dat
dit een groote zonde is , waarom het
ook zeer weynig gefchied.
Ontrent de trappen van maagfehap laten
zy mede hun 00g zeer naeuw gaan,
en hebben een afgryzen van bloedfchan-
de,houdende die voor een van hünne vyf
groote zonden.
§trat Ontrent zulke, die zig hier aan fchul-1
over dig maken, beveeld den Vedam, dat
bloed- men hen de fchamelheyd affnyden , hen
fchande. ¿jg ¡n hand geven , en zoo zal
laten fterven, zonder hen eenig genees-
raiddel toe te ftaanj dog tegen de vrouwen
vind men daar in geen itrafbepaald,
79 dogter, maar niet met des zelfs broeders
dogter, en dus ook wel met haar fufters
dochter, maar niet met haar broeders dogter
alzoo zy vaft-ftellen, dat die uytzigzel
ven daar niet toe komen, maar daar toe
wel können verleyd werden.
Zoo men nogtans de trappen van bloed
verwantfchap, die de bloedfchande zou *
de veroorzaaken , eens onder hen na-
gaat , verfchillen zy merkelyk met
b n s a l z o o men by hen met zyn wyfs
iufter, en met vericheyde van hare fufters
trouwen mag; dog’tisongeoorloft, dat
twee broeders ieder een fufter hebben.
Ook mögen zy met hün vaders fufters
Zoo als de Bramines fchryven ,
Sjaittram, o f, April. ’ ;
Newaysjachatn Mcy.
, trouwenjwelk laatlteftogtans de Sou-
dra’s wel mögen doen.*
Veci Vrouwen te hebben is gemeen *
zoo onder de Soudra’sen andre geflagten ,
als onder de Bramines.
Hoewel nu de Bramines in ’t trouwen
van veel wyven geen zonde Hellen,
zyn 7y echter van oordeel, dat het be-
ter en zediger is , ’er maär eene te hebben
, en zig daar mede te vergenoegen,
verwerpende geheel en al aat men ,
buyten zyn vrouw , o f vrouwen, nog
byzitten heeft.
Zy verfoejen ook alle hoerery enover-
fpel, houdendehet eerfte (fchoon*tjuyft
zoo net geen van beyde nägekomen
werd) de ftraf, ’er toegefteld'i en ’t laatfte
de dood weerdig.
Zoo een vrouw dér Bramines zieh in Hoe
overipel te buyten gaat , zullen zyeeriöver-
die wel niet öpenbaar verlàten , o f ditjPc,ff
aan een iegelyk bekend maken 5 maar cn*
zy metielen haar tuflehen eenige muuren,
en verzorgen haar daar van ipys, en drank.
Indien egtér de man dit- aan ztilk
een vrouw , door te groöte liefdeEn wcer
wil vergeven, rieht hy1 een -maaltydgg^yk
aari, waarop hy veel Bramines, en San-doen ver^;
Jafi’s , npodigd , alle welke dan vanklaareru
die ovcripcclfter gediend werden. Wan-
neer nu ae Bramines de Ipyze van hare
hand nemen , nemen ook de • andre
genoodigde gaften die van haar, en daar
j na werd zy weder als een eerlyke Vroüw
van ieder een aangemerkt.
Alle de Braihines zyn ook fterke dag-
vefkièzers , waar toe zy tweederley Zy zyn
Panjangam, ò f Almanach, hebben (zoo ^cr^e
Rogerius in ’t X IV . cn X V . Hoof-ftuky^'™'
toond) zullende niets, danop eengoeden
dag, ondernemen, dat hen veel moeite en
lchade geeft. Egter durven zy hier in ’t
beftier en befluyt van Bramma, die ’tbe-
wind over de zaaken hier beneden heeft,
niet tegen gaan.
Hun iaar begind met de nieuwe Maan
in April, op welken dag z y , by deintre- Han
de van -hun jaar , een groot Feeft heb-?ieuw‘
ben. Het beftaat uyt i z maanden, dieiaar*
alle hare byzondre naamen hebben, by
de welke zy om de drie jaar en maand
meer voegen, om egter met de zonne-
maanden uyt te komen. Ook beftaat hunne
week uyt zevCn dagen, die mèn al mede
in dat Hoofd-ftuk uytgedrukt ziet. Naamen
De naamen der maanden van April be-der.
ginnende, zyn deze : maan-.
den.
Zoo als de Malabaaren fchryven,
Chitteri. ’•
Wayjachi,
Jccft