
82 È E S C H R Y V IN G der K U S T
wonelyk gebed 2,8 maal, volgens *t ge-
tal der bollekens , opzeggen i dog die
minder te doen hebben, zeggen dit zel-
ve gebed 118 maal, en die nicts te doen
hebben, duyzendmaal op.
Na dat hy nu zyn gewoonelyk gebed
gedaan heeft , waicht- ny ’£
beeid van den Afgod, dien hy diend,
met fchoon water. Dit beeid is een
lleen. van een byzonder geflächt, in
welkers midden een gat is , waar in van
binnen, zoo zy zeggen, ’t wapen Gods
ftaat. J ie lleen noemen zy Halagratn-
ma. Dezen nu gewaflehen hebbende,
zetten zy ’t water , waar mede hy
hem gewaflehen heeft , (en dat zy Tier-
tum noemen) weg ,en geeft aan den Sa-
lagramma een fchoon kleedje , als 00k
wat Sandei, welriekende bloemen, en
*t kruyd Toleje, doende dit alles al bid-
dende.
Na dat hy dit ontrent dezen Sala-
gramma gedaan heeft , begeeft hy
.zieh na een koper beeid, wat hooger
llaandc, en den zelven Afgod, dien hy
diend, verbeeldende, aan den welken hy
’ t zelve, als aan ’t vorige beeid, geeft,
Hellende aan wederzyden van ’t zelve
een, o f (na dat zyn vermögen is) 00k
wel meer kaarflen.
Daar na zet hy dit beeid gekookt
eeten , o f anders melk , o f vrugren
voo r, werpende eyndelyk eenige bloemen
op dit bpeld, en gaat dan drie-,
maal rondom^t zelve1, van de regter af
eerft omgaande, dat 00k andre wel
meermaalen doenj dog zoo menigmaal
als hy ora dit beeid gaat, zoo menigmaal
moet hy ook met uytgeftrekte en
gevouwe handen zig voor ait beeid ter
aarde nederwerpen.
Daar na zet hy zig by dit beeid ne-
d e r , ncemt dan die Tiertum, werpt
daar van eens op ’t Hoofd, en driemaal
in de mond , met een weynig van ’t
kruyd Toleje, en fleekt dan een weynig
van dat kruyd in zyn ooren, hoewell
noit van die zoort, die nog ongcof-1
ferd is.
Nadat hy dit verricht heeft, ftrykt
hy op. zyn voor hoofd Angaram^ dat is,
kool van de Benzoin, die aan den Af-|
god opgeofferd is. Dit diend hem tot
een belcherm-middel tegen de zonde ,
gelyk de Toleje in de ooren hem tegen
de onreynheyd, die hen door ’t aanra-
ken van iets, dat dood i s , o f door ’t
aanraken van een Soedra , aankleven
mögt, diend. Behalven dat dan de duy-
vel hem niet genaken zal.
Maar den Tiertum ( o f dat water,
waar mede zy dien Afgods-fteen gewaflehen
hebben) neemd hy tot afwas-
iching van alle zonden , die hy van
ijongs af tot zyn ouderdom tot bedre-
ven heeft.
Nadat hy £ich nu zoo geteekend, ge-
’ ftreken, en gewaflehen heeft, geeft hy
aan dengenen, die by hem is, watTier-
tum , en, wierookt daar na een weynig,
en zoo hy dan honger heefc, mag hy
jgaan eeten, en 00k andre Bramines (zoo
| ’er dan by hem zyn) mede daar toe noo-
digen. Eer hy gaat eeten, bid h y , en
zoo weer na den eeten, waicht dan zyn
handen, werpt driemaal water in zyn
mond, noemd dan de 1 4 naamen Gods,
raakt weer de 24 deelenvan zyn lichaam
aan , neemd dan weder van den Tiertum
, waar na hy op zyne wyze dan
heel zuyver is , hoeaanig hy ook ge-
woon is te doen, zoo menigmaal als
hy oordeeld onreyn geworden te zyn.
Indien hy met eeten tot den middag
wa ch t, wäfcht hy zyn lichaam nog
eens, trekt weder een fchoon kleed aan,
teekend zig weder, werpt nogmaalsdrie
reyzen water in zyn mond, en neemd,
even als te voren, den Tiertum weder.
Dit alles gedaan hebbende , komt hy by
zynen Afgod, bcilroyd die met bloemen,
o f (by gebrek van dien) met T o le je ,
fteld her eeten, aat hy voor zieh heefc
laten bereyden, aan den zelven eerfl:
voor (alzoo hy geen andrefpyze zou mögen
eeten, als die den Afgod cerlt aan-
geboden was) en reynigd zieh dan weer
op de voornoemde wyze. |
Met het vallen van den avond, dog
eer de zon ondergaat, waicht hy zieh
weer, en teekend zieh, doet weer Japon
(met ’t noemen der 24 naamen Gods)
geeft, even als ’s morgens, weer water
aan de zon, en gaat dan, zoo h y dat ge-
woon is , (alzoo de Bramaiäris , en San-
Jafi’s , maar eens daags eeten) zyn avond-
maaldoen, gelyk dat de Grabaftas, o f
de getrouwde, gemeenelyk gewoon zyn j
doende, eer hy ruften gaat, weder een
gebed.
1 ’S morgens, ’s middags, en ’savonds,
is h y , na ’t leezen van 24 naamen Gods,
00k gewoon ’t een o f *t ander uythunne
Poraanen (zynde de gefchiedeniflen van
hunne voor-ouders, en van den ouden tyd)
te leezen, en zyn oorentewaflehen, op
dat hy 00k tot ’t hooren leezen der zelve
bequaam mögt zyn.
Zoo moet een Bramine, die eenig werk Wat de
van zyn Gods-dienft, en van den inhoud tninfte
des Vedams maakt, dagelyk^levcn, hoe-ie.VCi*Se
wel zy het alle juyft zoo ftipt niet vol-gj.^
8 e n - I uten.
Egter werd dit ftipt van die gene op-
gevold, die den voornoemdendientt ontrent
het Beeid van den Afgod waarne-
raen j dog andre waflehen in de plaats
van ’c Hoofd, hun lichaam, en, in de
plaats
Van C H O R O M A N D E
plaats van hun lichaam , handen en
voetenj maar het leezen van de 24 naamen
Gods , en ’t . gebruyken van het
Tiertum, maggeenzins nagelaten werden.
„
Dit nu van een perzoon in dat huys
ontrent den Afgod gedaan zynde ,
werd het gerekend, als. o f zy ’t alle ge-
daan hadden.
Watfpys Een Bramine cet noit iets, dat leven
een Bra- heeft, o f gehad heeft, gelyk dit de
üÜllS I Weynsia’s mede navolgcn;nooirect. * J j o j maarde•Set-
alsookdetrcas en de boedras eeten vilch en
Weyns- vleeich , uytgcnomen Koejen - vleefch ,
waar van zig de vier voorname geflagten
(dog geenzins dievandePerria’s) onthou-
den.
ja's.
«9 len, die in de kruyden zyn, zieh in de
allerflegtfte lichaamen onthouden, waar
in zy zouden können zyn., en dat zy
dus by deze verhuyzing zekcrlyk
van ftaat komen te verbeteren , en aat
zy , zoo *er een ander- middel, om te
können bellaan, voor hen was, 00k
de zielen in de kruyden zouden laten
i ruiten 5 dan dat zy n u , om te leven,
van twee quaden, het minfte verkiezen.
Ook zyn ’er zommige , die hier over
duttende, zichzelf van de kruyden onthouden
, en alleen maar van de bladeren
van zekere boomen leven.
Egter gebeurd het, in tyden vanhoo-
gen nood, dat zommige ßramines ook
wel gedwongen werden vleefch (als zy
Noit zullen zy uyt een vat drinken[niet anders bekomen können, en van
(en dat is by alle die Inlanders gemeen) honger zouden moeten fterven) teeeten,
waar uyt iemand, die van hun geflagi
nietis, gedronken heeft, en fchoon’er
toe.gedwongen zynde, zetten noit dat
vat aan hun mond, maar houden ’t ’er
boven , en laten het ’er zoo inloopen.
Dit fchynen zy van Pythagoras, o f
zyne Leerlingen, overgenomen te hebben
, die ’t vleeich eeten mede , om
de zelve reden, als de Bramines (te we-
ten, om de zielen uyt harelichamen niet
te verftooren , en te öntruften) aan de
waar van zy zieh paderhand doormenig-
vuldige cn ieverige . gebeden moeten
tragten te ontzondigen en te zuyveren.
Z y zyn zeer matig in hunne fp y z e ,?UBne
etende niet danryft, en aard-gewatchen, CE
weten van geen lekkernyen, cn drinken v
niet, dan zuyver water j hoewelzy noit
in eens anders huys , maar dan, gelyk
ook onder het eeten, wel eens Koejen-
melk drinken.
Dronken te drinken is een van de f
zyne verbood -, Een gevoelen, dat zeer doodelyke en byna onvergevelyke zon-
van hy egter de eerfte den, die zy hier in bepaafen.
uytvinder niet is.
Z y ftellen, dat door’t dooden vaneen
beeit, zoo wel als vaneenmenfeh, de ziel
van ’t lichaam gefchcyden, en genood-
zaakt werd in een ander, lichaam, waar
door hären ftaatc verergeren kan, te va-
ren, alzoo een zie l, die te voren, in een
koc gevaren w a s ,. wel eens weer in ’t
lichaam van een veracht dicr, ofin eenig
aard-gewas vaaren kan , dewyl zy vatt-
ftcllen, datdebeeften, boomen, kruyden,
en menfehen , alle eenerley ziele
hebben, en dat tuflehen alle de zelve geen
ander onderfcheyd, dan dat van hareby-
zondre lichaamen, is.
Vermits nu de Settreas en de Soedra’s
allerlcy vifch en vleefch eeten, hou-
GefAil- den de Bramines hen voor grootc zon-
over tus- ^aars j a^20° ZY by *t dooden der viflehen
liehen de en beeilen, zoo vecl zielen doenverhuy-
Settrea’ s zen. Hier tegen zeggen de Settrea’s
en Bra- weer, dat zy beter als de Bramines doen,
unes. alzoo zy door *t flagten van een beeft,
waar mede zy zoo veel menfehen fpyzi-
gen , maar eene ziel doen verhuyzen
aaar de Bramines, door ’t eeten en uyt
de grond rukken van zoo veel worteis
en kruyden zoo veel zielen uyt hare
lichaamen doen verhuyzen.
Waar tegen de Bramines weer zeggen,
dat die zonde zoo groot niet is,
0 1C n lA u . n /1a J 1 •
1. Zyn moeder tc beflapen; waar- De .
door zy een eygen, ook een ftief-moe-groote
der, en de vrouw van iemands Lceraar200*^'
verftaan.
2. Een Bramine te dooden.
3. Goud te tteelen.
4. Zieh dronken te drinken.
f . Met dronken-drinkers te verkee-
ren.
Indien iemand een van deze zonden
bedryft, heeft hy zeer groote moeice
om te bewerken, dat hem die vergeven
werden.
Gelyk nu de dronkenfehap, en ’t ver- Zeer
keeren met zulke , ’er twee zyn, zo o ¿ cy*ig
weet men onder hen by na noit vankaards
menichen, die zieh daar aan ichuldig onder
maken. hen.
In de maand December hebben zyeen
zoort van een Potrazie, waar mede zy
zieh de ganfehe maand behelpen. Z y
bellaat uyt ryft , en zeker graan, daar
mede gemengd, als mede uyt zuyker en
eenige vrugten, waar van men de zotte
reden, ter gedagtenis van zekergevecht,
by Rogerius in zyn X V I I I . Hoofd-ftuk
nazien kan,
Vermits de Bramincs, als de eerfte
in rang , en boven alle andre zieh
zelven agtende, daar op moedig en zeer
hoog van inbeelding, zyn , zullen
als die van de Settica s , om dat de zie- zy ia geenerley wyze in *t huys van ie-
E 2 mand,