
Haren
Surgam
befchreven.
ras als iemand geftorven is , zeggen, dat
hy na den Surgam, dat is, na een van
de acht onderhemelfche werelden, ver-
trokken is.
Deze noemen zy:
i . Indre—Locon. Daar den Indra, of
*t hoofd (te weten, Dewendre) zichonc-
houd.
z. Achni-Locon 5 o f Achni’s plaats ,
die ’t vyer aanbevolen is.
Cansje , ö f Cansjewarätn, is een grob“
te ftad in ’t Koninkryk van Carnatica,
in welke 00k zeer veel Pagoden zyn. ’
3. Jamma-Locon, dat is, de helle.
4. N iruti-Locon 5 o f Niruti’s plaats.
y. Warocna-Löcon , o f Waroenas
6. Cubera-Locon, die over den ryk-
doin te zeggen heeft. '
* 7 . Wäyoevia-Locon, die over de wind
gebied.
Awentacäpoer o f Awenteutica, is een
ftad, die benoorden Agra legt.
D wäre weti, o f D waraca, is een plaats,
die wel cer by Suratte lag, dog doöt de
Zee weggenomen, en alwaar Kriftna ge-
ftorven, en wiens lichaam, als men het
nu branden zou, door de Zee weggenomen,
8. Ifang-Ja o f Ifan-Ja-Locon.
Aangezien zy nu zien, dat zy niet hey-
ljg genoeg leven, om den Weicontam
toc hun deel te fcrygen (hoewel men ook
zeer verwaande Hey ligen onder hen vind,
die zeggen meer te können doen, als den
Vedam eyfcht, van welke ylTelyke ey-
gcnwillige dicnaars Rogerius in zyn 1 f .
Hoofd-ftuk in ’t breede fpreekt) en dat
hunne zonden dit beletten, zoeken zy
veel middelen, om zig daar van te rey-
nigen, en om vergiffenis daar van tever-
werven.
Ten dien eynde bezoeken zy veel de
Heylige plaatzCn, £elyk de Jogi’s , San-
jafi’s en Avadoeta’s daarom 00k altyd in
de zelve woonen. Denaamendezerplaat-
zen, die voor äl Heylig zyn, zyn Ajot-
Ja , Matura, Ca fi, Canye, AwentaCa-
jpoeri, en Dwaraweti, en deze hebben
-haars-gdyke in Heyligheyd in deze we-
'feld 'iiiet. A lle, die in C afi (dat in Bengale
aan de Ganga rievier, en i z myl
van Ajot-Ja legt) fterven, gaan, ’t zy
menfch ’t zy beeft, aanftonds na den hemel}
dog die in een andre H. plaatsfter-
ven , komen in Bramraa’s plaats, daar
zy eenige tyd blyven, körnende daar
na weer in deze wereld, en weer in een
ander lichaam varende 5 dog na dat zy
dan in deze wereld dit leven weer ten
eynde gebragt hebben, komen zy eerft
in den hemel.
Ajot-Ja legt 12 mylen van Ca li (dät
ook we l Waranafi genaamd werd)en i ;z
myl van Preyaga, ’t geen izmylen hoo-
,ger de Ganges o p , en nader, dan Cafi,
aan Agnalegt* en inditAjot-ja isWift-
noe onder de naam van Ramma geboren.
Matura is dicht by Agra , een van des
.grooten Mogols hoofd-ileden. Hier is
Wiftnoe, onder de naam van Kriftna
geboren.
en tot Sjangernaat » o f Proefota-
mai, in Bengale gelegen, gedreven is,
om welke reden die Pagode van Sjangernaat
00k voor een zeer Heylige plaats ge-
houden werd. Ook mag een Bramine
daar in de Pagode uyt de hand van een
Soedra, na dat hy ’t .de Pagode opgeof-
ferd heeft, eeten, dathy in geen andre
plaats doen, vermits geen Soedra hem
maar aanraken mag} om welke onrey-
nigheyd voor te komen, enaf teweeren,
zy ook altyd ’t kruyd Toleje in hunne oore
dragen.
Alle deze Heylige plaatzen hebben ook
eenen kring, binnen welken zy Heylig
zyn. Die van Cafi is maar i m y l, die
van Ajotja is 12 mylen groot , en dus is
ook de kring der andre grooter,. o f ook
wel kleener, dan deze.
By Preyaga loopen ook drie iptuyten
van de Ganges rievier in malkanderen,
en dit water houden z y , ter plaats daar
dit gefchied, voor zeer Heilig, en ge-
looven, dat, zoo zy daar in fterven, al
hare Zonden {^t Zy van menfehen , o f
beeilen) daar door in eene reyze afge-
waflehen zyn.
Z y oordeelen yt nietaHeen dienftig en
verdienftelyk, die plaatzen te bezoeken,
maar meynen ook , dat z e l f ’t noemen
van de zelve hen van de zonden reyni-
gen kan 5 om welke reden z y , alle
moTgen zeer veel (voor, al de groote en
opmerkende lieden) aan die H . plaatzen
gedenken, en die als opzeggen.
Het weil vieren der Feeften is ineSe
een groot middel, *6tn de vergevmg der
zonden te erlangen.
Het waflehen van hunne lichamen helpt Met zieh
(zoo zy denken) hreralmedetoe Y dat zy te was-
dan o f met zout, o f raet zoet waterfcon-. en*
neii doen} hoewel dit al mede niet met
alle zout wa ter, o f « ltyd, maar alleen
dan, wannecr het reyn i s , te weten op
den SaCrawanam (dat is,, qp den eerften
dag van ieder maand) gelyk dit öök als
het de tyd van een zons o f maans-ver-
duyftering i s , en als ’t Ardhodeä, en
Mahodea is (dat is , wanneer zieh 25eke-
re fterren vereenigen) gefchieden kan. •
Ook houden zv *t daar voor, dat de
Zee, en VZee-wäter aan den oever der
Pagode Rammeswara , ‘(die de Malaba-
ren Ramanatakovil noemen)- ailtyä reyn
fs, weshalven zieh veele, zoo om de Heyligheyd
der plaats» als ook voor al, om
kich daar in te waflehen, derwaards be-
geven.
Vooral, Deze kragt fchryven zy niet alleen *t
met wa-20ut water van deze Pagode } maar ook
ter yan ay e zoete Waters en rievieren} dog voor
darnga_ieral de Ganges, toe, ftellende, dat ’t water
van die rievier hen volkomen van hunne
zonden reynigt, om welke reden de
Bengalers, en andre veel van hunne fieken
op den oever van deze rievier brengen,
en de zelve met ’t halve lichaam in ’t water
leggen, om aldus voor hun dood de
vergevmg van hunne zonden zekertebe*
komen.
Vermits nu veelen verre Van de Ganga
afwoonen, zoo gedenken zy alleen
aan die rievier, gedurig niet als Ganga
Sjanam, dat is , de Ganges waflehemy
uy troepende} dog andre laten zig dit water
ook van verre in potten brengen.
Om wat reden de Heydenen van dit
Water der Ganga zoo veel werks maken,
en dat voor zoo Heylig houden ,
toond Rogerius in zyn ip. Hoofd-ftuk.
Ook toonen wy dit nader onder de hier
na volgende ftoffe van Bengale, ter plaats
daar w y in ’t byzonder van de Heyligheyd
van de Ganges handelen.
Van waar, o f waar door, dit Gaya
zoo heylig geworden is, toond de Heer
Rogeriüs m zyn ze. Hoofd-ftuk.
De fträf na dit leven. ftellen Zy Voof
de godloozen vaft, zeggende, dat zom-
mige na hun döod in deze wereld , en
andre buyten de zelve geftrafc zullen
werden.
Allen nu, die de voornoemde middelen,
tot erlanging van de vergevmg hun-
ner zonde, o f niet in ’t werk gefteld hebben,
o f ook dit wel niet konden doen,
Z y gelooven , dat de zielen by hun Van de
idood uyt hunne lichaamen in een ander, yerhuy*
’t zy van een menfch *t zy van een beeft,
varen.
D it is al een zeer oud gevöelen, zoo
van de aloude hgyptenaars (die dit al-
lereerft ftelden) als ook van Orpheus, Plato
redden zy weder door andre middelen,
om hen egter dit hun oogwit te doen
bereyken.
. Ten dien eynde werpen zy *t gebeen-
heute-"tc van zu^ een de Ganga, <fie dan zyn
beente zonden affpoeld , voor ieder jaar van
der doo-welk leggen in de Ganga de ziel van
den wer- j j en overleden duyzend jaar vreugde in de
pen* plaats van Dewendre geniet: want dip
water kan niemand in den Hemel brengen,
, Plotinus, van Pythagoras , van de
Druide?, mitsgaders van veel Joden, en
ook van zommige Chriftenen , en wel
in ’t byzonder van Valentinus, Colorba-
fus, van de Manichei en Gnoftici geweift.
hoewel het den weg daar toe , en
om ’er te komen, aanwyft.
D it water bewerkt hen ook, dat zy
daar na altyd niet in een flimmer leven,
en tot een beter ftaat komen , waar door
zy dan eyndelyk echter den hemel bereyken.
Daar beneven gaan zy ook na Gaja,
een zeer H. ftad , 30 mylen van Cafi,
na ’t Zuyden gelegen, alwaar een fteen
is , waar in God, zoo zy zeggen, zyn
voetrgezet heeft. Hier maken zy eenig
deeg, waar af zy eenige ltukjens op die
fteen leggen, telkens, als zy dit doen,
de naam vaneenhunner overledene vrien
den, en ieder reyze al weder een andren
vriend noemende, waar door zy meynen,
hen zelf uyt de helle te können verlös-
fen, en zieh in Dewendre te können
brengen.
Ook heeft Zamolxis dit gevoelen
tot de Gethen overgeb ragt, zy ftelden,
dat ieder in een dier na zyn gedrag voer 5
de dappere in Leeuwen, en Arenden-}
dog de quade in flangen, draaken, & c :
Dat de zielen der menfchen om hunne
zonden in een beeft voeren, ftelde Pla-
pythagoras, de Joden, en die ge-
melde Chriftenen vaft, waar in ook deze
Heydenen met hen overeenftemmen ,
Plotinu?, een Leerhng van Plato, ftond
wel de verhuyzing der zelven, maar al-'
leen van *t lichaam van de eene in *t
lichaam van een ander menfch toe, maar Hoe die
geloofde geenzins , dat de ziel van een ft0£
menfch oit in een beeft voer. jn deze
Z y hebben dit gevoelen (zoo men wereld.
meynd) overgenomen van Pythagoras,
die zeyde, dat hy eerft Kthalides, de
zoon van Mercurius,daarna£uphorbus,
doe Hermotimus, daar na Pyrrhus, een
vifleher van Delos geweeft en dat hy na
zoo menigvuldige verhuyzingen van zyn
ziel, eyndelyk Pythagoras geworden is.
En dit gevoelen is waarfchynelvk van
Babel, daar hy geweeft i s , na Indien
o vergebragt.
Zelfs gevoelen deze Heydenen , dat de
zielen der menfchen niet alleen in men-
(chen, en beeilen, maar zelf ook in de
krüyden en gewafleben vaaren, en dat
zy ieder .daar in ontmoeten » ^t geen beft
met hunne vorige Werken over een komt}
Egter agten z y , onder diegene, welker
zielen in beeilen vaaren, die gehe It gc-
lukkigft, die in een Koe vaaren, omdac
een Koe Gode ’t alleraangenaamft van
alle beeilen, en ora dat Nandi o f Baswa
die os is , waar op Eswara omgeVoerd
werd. Ja zelf zy zullen een dooden os
(want dien te flagten, doen zy noit)
zoo veel ecre, als een dood menfch, aan-
doen, over hem ook op de bazuyn bla-
zen, hem overdekken met een kleed ',
hem bewierooken, & c : N 3 Zy