
ge weer uyt de fchuit mede te nemen,onder
voorgeven, dat die Ádelezen dan zckerlyk
quade gedagten van hen hebben, enhen
geenzins als vrienden handelcn zouden.
Daar op vertrókken zy met hun zes-
thien perzoonen van boord, en de Heer
Pompe, van den fchipper nu geruft ge-
ileld, was ’er, zoo my door den voornoem-
den Schicman bericht is , opzynemuilen
ha toe gegaan.
Veerthicn van hen traden aan land, en
twee matroozen blcven in de fchuit , ' om
die te bewaren.
De Inlanders, die hen aan land hadden
doen verzoeken, quamen hen met hun
Hoofd, en veel volk te gemoet, beje-
genden hen aan ftrand in ’t eerifc zeer
vriendelyk, en om een water-plaats, en
eenige ververfching voor ’t volk van den
fchipper verzogt zynde, zeidenzy, hen
voorgaandc, dat zy hen zeer goed water,
als zy maar wat dieper Land-waard in
gingen, en ververfching genoeg aanwy-
zen zouden.
De fchipper, Jan van der Linden , de
onder-Koopman, en deDerdewaak, E-
vert de Clcrcq, dit vriendelyk verzoek
hoorende, en nu geen gedagten van eenig
quaad, o f van ’t aanftaahde ongevai heb-
bend?, volgdenhen, met hunne matroozen
na , latende hun geweer in de
fchuyt. J
By’tver- Z y waren nogtans zoo ras niet wat die-
moorden per Dofch-waard ingekomen, o f zy za-
Jl" den g en w e l, dat het zeer onvoorzigtigwas,
denon- * ^at ZY g een g<*wcer mede aan land geno-
der- men hadden: want zy wierden kort daar
Koop- aan van een andre troep, die uyt het bofeh
p an fchoot, op een teeken van dit opper-
cn 11 an- hoofden omcingeld, de fchipper (die ’t nog
dre, in dagt te ontkomen) eerft, en daar na de
een baey Heer Pompe dus jammerlyk vermoord,
by Oba. ^jaE aqc ancjrc} nog elf fterk, mede over-
quam, die meeft met fteenen dood geworden
wierden, uitgenomen een Matroos,die
’ t ontliep, de fchuyt nog kre eg en met de
andre nog deftig op hen fchoot, brennende
aan zyn makkers die droevige tyding,
3 uuren ’er na aan boord.
Öok gaf hy van dit geheel ongevai den
fchipper de fchuld, alzoo hen die zoo
licht niet overkome zou hebben Indien hy
den vaad van den onder-Koopman gevolgd
en geweer uyt de fchuit mede genome had.
Wanneer die van *t fqjiip Schoonen-
berg dit hoorden, ftonden zy zeer verbaaft j
maar de onder-ftierman, die hen altevo-
ren gewaarfchouwd had, wierd nu we-
gens zyne welgegronde waarfchouwing
geregtveerdigd.
Z y moeften egter door tegen-wind nog
al ettelyke maanden in die baey blyven
leggen, hoe wel hen die Inlanders nader-
hand nog van water en dézé en gene andere
dingen tot ververfching voor hun
geld verzagen, by welke gelègenheid zy
met hennu ook vcclgeraeenzamer wierden
, hoewel zy nu alles met meer voor-
zigtigheid bchandcldcn.
Zy verftonden van hen toen ook de wäre
reden, waar om zy deze menlchen
dood geilagen hadden, teweten, om dat
hunne Lands-wyze mede brengtj dat geen
Jorikman daar een vrouw krygen kan, ten
zy dat hy een man gedood, en zieh van Zelter
dcel des zelfs voor zyne bruid meefter
gemaakt heeft.
In deze ongelegenheid nu zynde, quam
’er nog een tweede b y , dat ’er zeer veel
volk v an ’t fchip ziek wierd, en ilierf,
onder welke ook de opper-ftierman was,
die hen nog uyt deze elendige baey weer
in ’t roode Meirhielp, ennaaerhandheeft
de onder-ftierman dit zukkelend fchip
(dat 93 dooden gehad heeft) nog aan de
Arabifche over-wal gebragt, alwaar zy
eenig volk met de fchuit van het fchip
Ligtenberg vonden, dat zy daar na op
de Rheede van Mocha zagen, die hen
verder gcholpen hebben dit ichip mede op
die Rheede te brengen, na dat hy bevo-
rens ook middel gçvonden had, om Iten-
nis van *t voorgevallene aan ’t opper-hoofd
van Mocha, de Heer Duyk, te geven,
die hen ontzet en hulp met een fcheepje
toezond.
Dit geval is my zeer omllandig van den
voornoemden Schieman,dic ’t bygewoond
heeft, verhäalt, behalyen dat ik dit ook
zoo in een brief van het Opper-hoofd,
den onder-Koopman Duyk, en in nog een
andren, gelezen heb. ,
Ik zie uyt zêker gcfchrift, dat zy den
23. Juni, dog uyt een brief van de Heer
Duyk dat zy den 1. Juli 1720.0p de rheede
van Mocha quamen, van waar zy den
ij\ Augufti na Ceilon zouden vertrek-
ken.
Ontrent dien zelven tyd wierden onze
opper-hoofden hier veel door ’t brand-
ftigten van d’ Inlandersgeplaagd, inhope
van onze Logie dan te plünderen ’t geen
al niet nader aiende gekomen te hebben;
alzoojdevlam al over de Logic iloeg.
Kört *er na raäkte ons opper-hoofd,
en de Tweede in een nog grooter gevaar
door #t inftorten van een fteene galdery,
waar onder zy eenige üuren als begraveö
lagen, dog uyt welkers puynzy eindelyk
gered wierden ; gelyk ook de opper-
meefter, die eerft lang daar na gevonden
wierd, zynde alle vry fwaar gekneuft,
en gequetft.
Dit is wel het voornaamfte, dat wy van
Moçha, en ons Comptoir aldaar, weten
te zeggen, daar wy met cen woord nog
byvoegen, dat behalven veele andre vol-
ken de Franfchen en Engelfche nu zedert
eenieenige
jaaren op deze ftad ook hebben
beginnen te vaaren, en zig daar neder te
zetten.
DeCoffi- Vermits nu deCoffi-boom wel den voor-
boom, naamften handel , eñ trek van zoo veel
vreemdelingen derwaardsgeeft,zoodunkt
gebruyk. ^et my nict ongevoeglyk, dat ik hier ne-
’ vens ccn befchry ving van dien boom,_ des
zelfs vrugt, en gebruik volgen laat.
Daar is ccn groot onderfcheid tuflehen
dezen boom, zoo als hy in zy n eigen grond
in Arabien groeid , en tuflehen die gene,
die men van daar na Batavia, Amboina,
en elders, vervoerd heeft.
Hy groeid in Arabien van 6 tot 12 voe-
ten hoog, en werd wel 10, i z e n ifd u i-
men in ’trond dikj maar is teer enfwak,
hoewel hy zieh zeer gemakkelyk voort-
planten laat.
Ik heb ’er 1707, 6 fluks van Batavia
mede na Amboina genomen, waar van
ik ’er 2 bchoüden, en de andre aan deze
en gene vrienden vereerd heb.
Van deze, en eenige weinige, *t jaar
bevorens ’er door den Heer Land-Voogd
van der Stel gebragt, wierden in zeer
körte tyd alle de thuinen van Amboina
zoodánig vervuld, d a tik in ’t 3. jaar van
deze boomkens, todnikze vervoerde een
jaar oud, meer vrugten, dan ik , en veel
andre noodig hadden, en wel in de fettig
Cofli-boomen alleen in myn thuiri bequam.
Ook vondik de vrugt zeer fmakelyk, en
ook zoo waterig niet , als de Batavifche5
waar van men nadie tyd zeer veel planta-
gien zoo daar, als verder in Amboina ,
onder den Inländer, aanlei.
Ik heb toen ook de meefte boomen,
op dat zy wat dikker ftam krygen zouden,
wat kort gehouden, latende die niet hoo-
g e r, dan een groote Arbornyn, pas vyf
a zes voet hoog groejen 5 en dan zyn zy
op zyn allerbeft, zeer vrugtbaar, enon-l
' trenteen mans armdik. De Schors iswit-
agtig, en wat oneflen, en ’t bladgelykt
wel wat na eenCitroen-blad; dogiszöo
fcherp, nog zoo dik niet, en is donker
groen.
Met eenen boom heb ik ’er een preuve
afgenomen, o f men die in Ambon niet
hooger, dan men die gemeenelyk heeft,
zou können doen opfchieten, o f hoe hoog
hy wel zou willen groejen, en ‘bevond,
dat die ontrent 12 voeten hoog fchoot3
maar hy bleef, na evenmatigheyd van zyne
hoogte, te dun, alzoo hy pas f a 6
duim in *t rond dik wierd, zoo dat hy om
zyn zwäre kruin, die anders redelykyeel
vrugten droeg,niet recht kon blyven ftaan,
en als toe wilde buigen , o f in ftukken
breken, dat hem o ok , zoo ik hem niet
gefchoord had, by de minfte wind, zou
overkomen hebben.
Deze boom gelykt anders wel na een
jongen Appelboom van 7 o f*8 jaar, is al*
tyd groen, noit al zyn bladeren te gelyk
wiflelende, en draagd ’t geheel jaaj-door
bloeflem en vrugten, zoo dat men naeu1
lyks een vallen tyd daar af bepaalen kan:
want men ziet ’er rype cn groenc Vrugten
met menfgten te gelyk aan..
De onderfte takken kromtnen zig al-
lenskens wat na boven toc om, zoo dät
zy een fraejc kroon maken.
Men heeft aan zulk een tak gemeene*1
lyk 10 a 12 bladen, twee aan twee wat
boven1 malkandren. Men fiet de bloeflem,
die w it, en by na als de Jafmyn bloem,
ook zeer aangenaam van reuk is, en uyt
v y f kleene fcherpagtige v/ytloopende
blaadjcns beftaat, tuflehen de ftam cn ’c
einde van het blad uvtkomen, van welke
daar na de vrugt voortkomt, die ik in
groote en verw, als zy ryp is , nergens
betcr by vergelyken kan, dan by een
Coernoelie-vrugt. Zy is eerit groen, en
daar na geheel roodj dog werd metter
tyd bruin fwart, en droog, wanneermen
ook gewoon is de zelve te plukken,
en in de zon nog meer te laten droo-
gen.
Z y heeft buit6st om dan een zwarte
Schors, welke ’er afgedäan zynde, zfet
men de boon twce-ledigtegeneenin een
vliesje beflpten leggen, van welk vlies ik
aanftondsrnog nader fpreken zal.
Daar zyn ’er, die zeggen, dat men die,
ryp zynde, eeten kan, en dat het vleefcfv,
dat om de kern is, zeer welen frisfmaakt,
dog ik heb daar noit de proef afgenomen,
gelyk ook niet, om de rype-boou te eeten,
die (zoo zommige zeggen) al mede zeer
zagt en aangenaam van fmaak is. Eindelyk
hoe de vrugt alryperen brüiner, höe
de boon‘ook al harder werd y waar na zy ,
wel gedroogd’ zynde, eerft bequ.iäfm werd
om vervoerd, en tot denCoffi-drankge-
bruikt te werden.
Men eet deze boon niet, maar men Hoddte
plant de vrugt, en die fchiet in 2 a 3 we- hoom bi-
ken al boven de grond. Men heeft ’er inhan<Jdd
een jaar al een fraey flammetje, en in hetw
3. »4. jaar een boom van 6 voet hoog
af, die men, met gedurig te fnoejen,
ook zoo houden, en niet hooger moet
laten groejen, cn dan zal hy zeer weel-
drig vrugten dragen.
De Arabiers planten de zelve meeft aan
de voet van ’t gebergte, en aan defcha-
duwagtigfte envogtiftehoeken. Ook wil
hy wel wat vogt en lommer hebben,
voor al als hy nog jong is. Z y Hebben
ook daar zekcreCanaalcn en gooten, door
welke zy deze boomen nuen dan bevog-
tigen, tot z y , ziende al rype vrugt*
jens onder de boömen leggen j daar mede
ophouden, om de vftigt äan de boom te
doen droogfeh. ■ !M - ■
A a 3 Zoö