
Frnie Bybel
Waar uit men kan zien , hoe wein’g
ZOO veel Predikanten in al dien tyd ir,et
hunnen arb.eid onder deze ingezetenen
van de Kaap gevordert hebben, datgeen-
zins aan den yver der zehre, maar zeker-
lyk äan de doiheid, en traagheid dezer
Burgers, zal gehapert hebben. Ook is
my gebleken, dat ’er onder de Bedienden
veel Lutheraanen zyn.
Als ietzeldzaamsmoet ik hier ook aan-
Byba haalen , ' dat de Oude Heer Simon ■van
inetPren-^r Siel my in ’tjaar 16pf. een uitmun-
ten van ten(jen fraajen Bybel in Folio heeit laaten
WM F zien, van welke bevoorens reets gefpro-
van der ken is. j , .. ,
Std. En dit is het al , dat lk van den
Chriftelyken Godsdienft weet te zeg-
gen i dan alleen, dar ik nog dit hier
by te voegen heb , dat ik hier onder
den Raad van Juftitie ook eenen William
Hirns, zynde een Papift, heb zien zit-
ten , dat niet behdort te zyn s maar
daar niet eens op gelet wort 5 behalven
dat ’er ook verfcheide Lutheraanen in
zaten. , .
Men kent hier geen anderen, dan
den Hervormden Chriftelyken , en den
Heidenfchen Godsdienft der Hotten-
Tw e e-
derlei Gods-£ cnft. rtotetisa ,e nizconoc um en dat gene , —d- at men m.
K r hen daar af befpeurt, ook zoo noemen
maOg.m nu daar over wat nader te clpre-
Van denken, moet ik zeggen, dat ik onder hen
Gdioednfst- der pwchely nv erhfcehbebiedne dianlsg eno fb ehipeetu rndae , edeime geeenn Hottentots.
maar waar over wy
:en zullen vooritel-
Godsdienft rook ,
nu nader onze
^H e r is zeker, datzy op ’teerfte gezigt
van de nieuwe Maan, dien ganfchen nacht
over een groot gejuig en handgeklap
maaken -, ook werpen z y , met hun to
o f i z op een rivierkant zittende, wel
feenige klei-bollekens met de hand m
’ t water, doch zoo men dit alvoor Godsdienft
zou mögen aannemen , zoo zou
dat nog maar de mans raaken , alzoo de
vrouwen.dat noit mede doen behalven
dat ik ook , daar na verneinende, noit
van yemant uit den hunnen hebbe können
hooren , dat dit eemgzins na Godsdienft
fmaakte, vermits zy zeiden dit al-
leen tot hun vermaak té doen. '
Als men wat naauwer op hunne «raffen
le t , die zy ontrent de overfpeelers,
en bloedfchenders, gewoon zyn in ’t werk
te ftellen , zou men al mede können of
wel mögen vaft ftellen , dat hier onder
iets loopt, dat na Godsdienft fweemt -,
doch als men dit by hen wat naauwer
uitpluift, heb ik bevonden, dat het al-
leen uit een zuivere jaloezy, en bitterheid
desgeefts, zonder eenige bctrekking tot
Godsdienft, by hen geichied.
Egter is het zeker, dat ik hen
dikwils van een grooten Capiteirr, die
daar boven woonde , heb hooren fpreken,
dien zy in hunne taal ooktbikwa,
o f fhufow, noemden , en dien zy voor
al, als het donderde en blikzemde, vrees-
den. 1 ,.
Ook weten zy van den Duyvel, die
zy Damob noemen, als. van een fwarten
Capitein , die hen veel quaad doet, en
voor welken zy zomtyds moeten weg-
vlugten, te fpreken, daar by voegende,
dat hy hen zomtyds yflelyk plaagts doch
als men dat wat nader-onderzoekt, dan
komt het op hunne veidigtcyW/ävw 's en
fpooken uit.
Daar zyn ’er onder hen ook , : die den
opperften God (waar uit blykt, dat zy
’er meer, dan een ftellen) ook wel
Khourrou noemen , en die van de eerfte
menfchen ook alzoo iets weten te fpreken ,
noemende den eerften man Nob , en de
vrouwe Kingnogb, welke beide door dat
Opperwezen, na hun zeggen , gefcha-
pen waren.
By taanen van de Zon o f Maan zeiden
z y , dat de groote Capitein Moeskey dat
is, quaad, op hen was.
Dat ’er zoo nu en dan eenige van deze
Hottentos wel 2.0 jaaren, en langer, by
de Holländers, in Hollands gewaad ge-
woont, en dan egter weer na hunne
Natie geloopen heboen , is van ons bevoorens
al aangemerkt ; maar nu en dan
zyn ’er ook by zekere gevallcn wel
eenige van de kinderen dezer Hottentots
hier gedoopt, als wel byzonder zeker
kind , dat zy mct de overleden moeder
levend begraven hadden, en dat de vrou-
wen van Eimer Diemer, IVwter Moßaart,
die van Hendrik van Suurwaarden (na-
maals met den Difpenfier Willem van
Dieden getrouwt) en de weduwe van N,
Bofch ( namaals met den Affiitent Joannes
Pratorius hertrouwt) dus uit ’tg ra f gehaalt
, en eenigen tyd , na gedoopt te
zyn, hebben opgevoed, tot dat het quam
te fterven. . , I
Ook heeft de Heer Kaldenmy m tjaar
170f. op zyne Buitenplaats, Sandvliet
genaamt, gelegenheid gegeven, om met-
een Hottentot over Godgeleerde zaaken
te fpreken, die my, op alle.de vraagen,
die ik hem dede,zulk een bondig antwoord
g a f , als een ervaaren Catechizant zou
hebben können doen. Ik moet bekennen
, dat ik hier over in myn hert niet
alleen zeer verblyd wa s, dat het God
behaagde in zulken gering vat zoo veel
licht der genade tot verdere verlichtmg
van deze allerwoefte , bottte en vuilfte
Heidenen, die ik oit ergens ontmoet heb ,
te geven ; maar moet daar nevens zeggen
, dat ik over de grootheid van zyne
kennifle in Goddelyke zaaken ten uiterfte
vcrbaaft ftont. ^
Deze (zoo ik geloove) is het geweeft,
dien zyn Eerw. ook na Holland in ’tjaar
1708. medegenomen heeft, en die (zoo
my blyfct) FredrikAdolf, in ’tKlcefs-
Jand, terwyl denGraavev«» der Lip over
hem alsGevader ftont, gedoopt, en na-
d er hand wederom na de Kaap gezonden
js ; doch van den welken dit alles niet
behoorlyk , by zyn te rugkomft äan de
Kaap, wiert beantwoord, alzoo hy op
’t Robben - eiland vry flegt geftorven
Heeft zyn Eerw. dit aan dezen Hottentot
können doen , zoo blykt het,
dat ’er egter in die menfchen,, hoe bot
en onkundig men hen tot-nog toe be-
fchreven heeft, merter tyd, fchoon met
veel raoeite , eenige gronden van kennis
tebrengen zyn, waar toe de Predikan?
ten aldaar alle hunne kragten behoor-
den in te fpannen, alzoo dit heilzaam
werk, maar eens ter degen aan cle gang
gebragt zynde , metter tyd een grooter
voortgang, als men wel denkt, zoude
können hebben; het welke, zoo in op-
zigt van hen , als in opzigt van de flaa-
ven der E. Maatlchappy alhier, een van
de grootfte en heerlykfte zaaken , die
eenig Predikant met lof zou können uit-
voeren, wezen, en waar over zyn loön
by God groot zyn zoude. Waar toe ik
wenfche, dat de Heere zynen ryken ze-
gen gelieve te geven.
Met een letterken moeten wy ook hier
nog by voegen , dat de eerfte Predikant
in dienft der E. Maatfchappy , die my
op de vloot van den Zeevoogt Jacob van
Neck voorkomt , en die onder de Heer
van Warwyk met die y ichepen in ’t jaar
ifp8. op *t eiland Mauritius quam , geweeft
is D. Philip Pieterzoon , een zeer
zedigman, van Delft, dieden zoftcn September,
en op meer andere tyden, hier
gepredikt, en den i7 ften dito hier ook
een Madagascaar Laurens gedoopt heeft.
Ook is my uit de Batavifche Kerkelyke
Papieren (daar dat al aangehaalt is) gebleken
, dat hier nu en dan eenige Krank-
bezoekers gelegen hebben , en dat eens
een Predikant, die daar al mede genoemt
wort, herwaarts op een togt geweeft is,
zonder dat my blykt, dat hier eenige de
allerminfte voortgang" onder de ingezetenen
van Mauritius in de zaaken van den
Godsdienft gedaan is.
Hier mede nu befluiten wy onze ge*
dagten , niet alleen over de Kerkelyke
Zaaken van de Kaap , maar ook van dit
ons ganfeh Werk , dankende God voor
zyne zonderlinge genade , dewyl *t hem
behaagt heeft my het leven en de gelegenheid
te vergunnen , om zoo klaar,
als van my het ganfeh Werk door
gedaan is, te bewyzen, dat alles, wat
ons de oudfte Schryvers van de togten
derOuden na Indien, envan hunne ont-
dekkingen van die Landen, gezegt hebben,
niet tevergelyken is, by de togten
en ontdekkingen, door die dappere Ba-
tavieren enNederlandersvan tyd tot tyd,
wel met zoo kragtig doorflaande bewyzen
van dapperheid in *t veroveren van
zoo veel Landen en Koninkryken in
’tOoften, gedaan, datwy (zonder roem
gefproken) oordeelen , dat geen Europeers,
o f eenige andere Volkeren in
tOoften, in magt, vermögen, aanzien
en bezit van landeryen , daar eeniger
maaten by hen können vergeleken worden
, aangezien zy het öok zyn, die, ten
teeken van hun groot gezag in die landen
, Köningen en Keizers na hun
goeddunken a f en aanzetten , en daar
wönderen verrigten, waar over de gan-
fche wereld moet verbaaft ftäan, en waar
over men zig nog veel meer zoude ver-
wonderen, zoo de inzigten van Staat ons
toelieten alle zaaken wel zoodanig , als
zy daar by de onzen wyzelyk en voor-
ZIgtig uitgevoert worden, in allendeelen
ophet papier te brengen, dat geen regt-
fchaapen Nederlander my vergen , nog
geen verftandig man van my verwagten
moet, fchoon ik weet, dat ’er zyn , die
dit van my gevreeft hebben, vaftftelien-
de , dat ik veel zaaken wift , die juifl;
yder een niet bekent waren. En zoo ik
de befcheidenheid gebruike, van die zaaken
voor deNederlanders geheim te hou-
den, zoo moet geen vreemdeling , zoo
hy my regt kend , zig van my verbeel-
den, dat ik hem daar van ten nadeel van
myn Vaderland , kennis zou willen geven
; fchoon ik zeer wel weet, dat vcclen
dan myn Werk nog veel liever, als anders,
gezogt zouden hebben ; doch die
alles zal ik alleen hier mede beantwoor-
den , dat ik dit Werk gefchreven heb,
om myne Natie , en in ’tbyzonder de
E. Maatfchappy van Nederland , zoo
grooten dienft , als *tmy mogelyk was,
maar geenzins, om de zelve eenigen den
allerminften ondienft te doen , als heb-
bende enkelyk getragt om de zelve boven
alle dappere Reizigers en kloekmoe-
dige Volkeren, by de Ouden bekent, en
die iet groots en heldagtigs , zelfs met
de' uiterfte gevaaren , dorllen onderne-
men, zoodanig te verhelfen, als ik niet
wete bevoorens zoo oit door yemant gedaan
te zyn , hoewel ik het my tot veel
eere agten zal, als dit myn gering Werk
alleen daar toe maar dienen kan, om andere
, die meer verftand, cierlyker pen, en
een verhevener fchryfftyl, dan ik , hebben
, hier door kragtig aan te zetten, om
den luifter van mynen Natie nog veel heer-
lyker en grootzer, dan by my gefchied
is , op haaren throon van eere, die zy
door haare dappere daaden zoo wel verdient,