
B 9l E S C H R Y V I N G «ter K Ü S T Bramma, Viftnum en Ixora, die (zoo
zy zeggen) zeer voorbeeldelyke Heyligen
in hun leven geweeft zyn, en daar door
verdiend hebben , om ondcr-Goden en
voorfpraken der menfchen te zyn.
Ixo ra , o f Mahadeoe, onthoud zieh
in Calaja , Viftnum (de God der uyt-
vindingen en veranderingen) in de Mclk-
Ze e , en Brammain Sattialogam, dat de
hoogfte plaats des Hemels is. Wat ’er
verder van dezen Ixora en zyne kinde-
ren is,können wy by de Heer Baldeus zien,
daar hy van de Afgodery derHeydeneniri
zyri i.Deel 3. Hoofd-ftuk, en vervolgens
in het breede fpreekt , gelyk verfcheyde
andre zaaken, die twee andre betreffende
zoo daar, als ook in zyn 2. Deel,
alwaar ook alle hare veranderingen
befchreven, en na ’ t leven vertoond
werden.
Bramma is uyt een Kruyk-bloeme,
die uyt Wiftnoe’s Navel quam, doe hy
op een blad van een boom in de gedaan-
te van een kind op’t water met zyn groo-
te teen in zyn rnond dreef , voort geko-
©en.
Hoe deze wel eer v y f hoofden had,
en wat verdre zottigheden zy hier af, en
van zyn hoogmoed verhaalen, können
wy in 't i . Hoofd-ftuk van Rogerius
tweede Deel zien.
Aan dezen Bramraa fchryven de Bramines
to e , d a th yd e wereld gefchapen
heeft, eri die zoo beftierd, dat de Op-
gerfte God dit volflagen aan hem laat.
Deze alleen bepaald ook ’s menfchen le-
vens-tyd, en alle andre zaaken, hem betreffende
Hannemonta, in de gedaante van een A *f
uyt een Aapinne kreeg) Ramsjindra, Ma-
heyferam, en mecr andre, ter eerc van
alle de welke zy pragtige Tempels ge-
bouwd hebben, onder welke die van
Ramsjindra ongemeen koftelyk en van
veel porfyre pÜaaren onderfteund is ,
waar m den Afgod in *t koper verguld in
zulken kring verbeeld ftaat.
, gelyk ook het onderhouden
van alles, na hun oordeel, alleen aan
hem flaat.
Andre onder hen ftellen wederom, dat
Bramma alles gefchapen heeft, datVift-
num alles beftierd, en dat Ixora alles
dood, en alles zyn eynde geeft.
De wonderlyke verbeelaing van Ixora
inet zyn 3 oogen, en 16 armen, en van
verfcheyde andre, kan men by D . Baldeus,
fol 1 1 , & c : ter plaatze, daarhy
y. Aan dezen Opperften God üu ge5*
ven zy alle öok eenige vrouwen.
De Weiftnoewa’s geven aan hunnen
Wiftnoe de fchoonc Laetfemi, die ook
altyd een Teropelken in *t begrip van
Wiftnoe’s Pagode heeft.
Evenszoo zeggen de Seivia’s ook ^ dat
Parvati de vrouw van Eswara is.
van deze Heydenen fpreekt, nevens de
befpottelyke en onnoozele verhaalen van
hunne Bramines daar over, zien.
Qndertuflchen hoord men hen meeft
van hunnen God Bramma rammelen, die
weer eenige andre Goden onder zig heeft,
onder welke weer Dewendre het Hoofd
der agt werelden (die zy verdichten, en
die weer ieder een Hoofd hebben) de
, aanzienelykfte isj en men kan daar in dat
zelve 1. Hoofd-ftuk van Rogerius bree-
der a f leezen.
Buyten deze mindre Goden eeren zy
nog veel andre, als Gowindoe, Bhimond,
Scmberoe, Malifparam, Iswanata, Is-
werara, Paley Ifwaram , Kefleri (die
Wat grollen zy van de geboorte der
eerfte verhaalen, können wy by Rogerius
in zyn 1. Deel en 10. Hoofd-ftuk
zien; en wat zy van Parvati verdichten,
leeft men in ’t 1. Hoofd-ftuk van zyn
z . Deel, gelyk mede de befpottelyke reden
, waarom Eswara in zulken onbe-
fchaamde gedaante in hunne Tempels (die
beter in een Bordeel paffen zou) afgebecld
werd, hoewcl zy hem in een gemeene
menfchelyke gedaante buyten ac zelve
vertoonen, en omvoeren.
j Van hunnen Wiftnoe nu ftellen zy verder
, dat hy thien byzondre gedaanten
aangenomen, en zig daar in opder aarde
vertoond heeft, te weten,
1. Als Matsja, een VHch.
z . Als Koerma, ecu Schild-pad.
3. Als Waerraha, een verken.
4. Als Narafimhaj half menfeh, half
Leeuw.
r . Met de naam van Wamana» een
kleenc Bramma-
fari.
6. - - • - - van Paresje Ramaj
een Sectrea.
7. - - - - - vanDajerrathaRamaj
inAyot-ja.
8. - - - - • van kriftna; Broeder
van Bella Ra-
maj een Sectrea.
p. - - - - - . "van Bocddha.
10.Onder de gedaante van Kelki 5 een
Paard.
Het geen daar verder aan te merken
valt, o f ten minften van bekend i», zien
wy by Rogerius in zyn 3. Hoofd-ftuk
des z. Deels.
Het zyn verdichczclcn, die zidh zc!-
ven fchamen. '
z y
Van C H O R Ö N i A N D E L , 9;
Zy Zeggen o ok, dat Wjftñoe zynen bevorens toonden, doe w y van Dewendre,
den Opper-gebieder van deze agt
Wat t y
Van da
Schep-
Garroeda, en Annemonta, o f Hannemonta
, ceri Aap tot zyne getrouWe Die-
naaren, en onder-Goden-, dè eerfte in
den Hemef, de andre op de aarde, heeft j
van welke Hannemonta den wind is.
Wat verdichtzelen zy daar af opge-
ven , toond deze Heer ook in het vol-
gende 4. Hoofd-ftuk zeer net.
Wat voor andre onder-Goden dé Seivia’s
aan Eswara toefchryven , zien
wy daar al mede ter neder gefteld.
«. Z y fchryven de Sthepping der wé-
reld wel aan Bramma, dog zoodanig toe
—bejj’ r dat hy die magt van Wiftnoe ontfangen
wereld beeft.
:oordea- Ook gclooven z y , dat ’er verfcheyde
len. werelden zyn, en dat die alle in de gedaante
van een Ey op *c water dry ven,
dat buyten de wereld is, door welk water
zy God zclfs verftaan.
Z y ftellen vaft, dat ’er voor deze wereld
verfcheyde andre geweeft zyn, en
dat ’er na deze nog verfcheyde anare zullen
volgen , zonder dat dit ophouden zal,
waar by zy dan een eeuwigdurentheidaan
de wereld fchynen te willen toefchryven,
hoewel zy dat niet recht uyt zeggen.
Altoos zy zeggen, dat deze wereld, die
'er nu is, veel honderd duyzend jaaren
langer geftaan heeft, als Gods woord ons
leerd.
Ook fchryven zy vier eeuwen daar aan
to e , van welke ’er nu al drie voor by
zyn
N a hunne rekening zou de eerfte Eeuwe
der Wereld. 17 Lck,en
D e Tweede. 1 1. . ei
De Derde. . 8. . ei
werelden *, fpràken) en dan fpreken zy eens
weer van veerthièn werelden, die zy al
mede in dat Ey pläatzen.
Z y fpreken ook vàn den Patacam* o f
den afgrond, onder de aarde, en boven
hunnen Surgam, o f Hemelj ftellen zy
Bramma-locon , en daar boven Kailaiom
Lila Wcifcontam, 1en Weicontanr, drie
plaatzen, daar God zig ònthoud.
. 28000 jaaren
. pöooo qito.
. 64000 dito.
Die zy
als een
E ybe-
fchryveu.
37 L e k , 188000 Jaaren
Íjeftaan hebben, wanneer men nu die 37
ek (ieder van honderd duyzend jaaren,
eens bv een voegd , zoo blykt, dat er
al 3880000 jaaren (bchalven die van de
loopende Eeuwe) voor by zyn.
Z y ftellen ook vaft, dat de vorige of
eerfte eeuwe veel beter, dan deze, geweeft
is , en dat doe degeregtigheyd vol-
komen plaats had.
De geregtigheyd van die eeuwe ftellen
Vccljgroilen verteilen fcy öok van den
Berg Meroewà, die wy breeder in ’t j*.
Hoöfd-ttuk van Rogerius können na-
lecién.
Z y verdichten ook, dàt de Aardklöot Hunne
7 werelden inzithbegrypt, dat tuiTcheng^g®
ieder wereld een Zee is , daàr zy veti!Van den
andre ¿otheden van verteilen -, als dat ’e r Aardom
zy dat viermaal zoo groot was , dan
die van de jegenwoordige eeuw.
Die van de Tweede drieraaal, die van
de derde Tweemaal zoo groot, dan de
jegenwoordige > raaarde lfimfte van alle
n , zeggen z y , is deze, die wy nu be-
leven.
In het e y , hoedanig zy oordeelcn dat
de werelcl is , zeggen z y , dat de Hemel,
de aarde , en de afgrond vervat werden.
Deze noenaen zy zomtyds de drie we-
rclden. Dan fpreken zy eens weder van
agt onderhemelfche werelden (gelyk wy
de eene een Zee van zöet water, 00t*
om de andre ceri van melk, om een andre
weer efen van botet’, o f vän Tayer
(zynde dikke melk, o f Zaan) o f vàn
wynj ofvan Syroop, o f Van zout water
(hoedanig die van onze wereld is)
loopt.
Zy ftellen Wel vaft, d.ät deze wereld
niet alrydv dog egter zeer läng duuren,
dat dan de wereld door vyer vérgàan, en
dan alles met water zal bedekt werden.
[. Z y eeloòven ook j dat *er Engclen ^ Hun gc-„
en duyvelen zyn. De eerfte notinen zy ya°vJe
Deweta’s , en de laatfte Ratsjatsja’s , enEngelen
ftellen vaft, dat zy beyde van menfchen en duy-
vooreeteeld zyn. Hün beyder vader^®11*
was Kaffiopa, de nioeder der eerfte, Dit
i , en der laatfte j Adéti, dat beydé vroü-
wen van Kaffiopa waren.
Over eenige dezer duyvelen, booze
menfchen geweeft, en gedoemd zynde
door de wereld te fwerven, (hoewel zy
geen quaad können doen) iSBéifewà^ Es-
wara’s zoon, gefteld, die hen belet iet
te können doen i maär buyten deze zyn
’er nog andre Ratsjatsja’s , die zeerboos j
en kinderen van Aditi zyh. Deze können
de menfchen, ja z d f de Dfewetä’s *
quaad doen,
Het verdre, dat zy van deze Ratsjatsja’s
, en Dewetä*s, ftellen $ kan men in
*t 6. Hoofd-ftuk van Rogerius zien.
ij. Zy gelooven ook, dat j niet Göd, v«* den
maar Bramma denmenfch Hetedelfte van raenfeh
alle fchcpfclen, gefchapen heeft j en dat cnzynq
'er in *t eerft niet een o f tweej maar ping
negen, zyn geweeft, die alle van Sara-
w a ti, Bramma’s vrouw , Vöortgebragt
zyn.
Z y oordeelcn j dat het voörtreffelyk fte
in den raenfeh niet de ziel j maär ’t lic-
haam is, alzoo zy geen onderfcbeyd tus-*
fchen de zielen der beeilen eh der menfchen
maar wel tuffchön hunne Hchaamen
ftellen te zyn. M 3 Ver