
¿ $ 6 ZA AKEN v í a n d e n * GOD S DIENST o p C E
De oneenigheid veroorzaakt veel moe-
jelykheden.
‘ , v Afs gy met uwe Borgers in vree-
de leefd,. hebt gy geen fehade te wag-,
ten.D
oor altyd te kyven, werd men niet
geadht , gelyk de Waterflangen in de
N eli (pf R y ftr) velden-, die door de gewohnte
de menfchen niet vreefen.
Mäakt u wooningetf, daar goed water
is.
Be'denfcr ecrft , eer gy een zaak by
der hand neemd.
Eerd wyze en geleerde Lieden.
Daar is geen grooter geveinftheid, als
in ’t hert der menfchen.
Als het Bidden gefchied uyt den grond
des herten, is het goed.
Schoon g y zoud gedood werden , zo
ip reckt egter altyd de waarheid.
Die een Leugenaar is , werd niet ge-
agt.H
et recht vaften i s , zyn begeerlyk-
heden, o f welluften te dooden.
In ’t bouwen van’t Land, kent men
de arbeydzaamheyd van een man.
Schoon gy melk voor u hebt, zo
moet gy nogtans weeten, o f hettyd is
om te eetcn.
Daar iS geen getrouwer hulp ,.dan
van uw Broeder.
Leefd rhet uwe HuisvrouW wel.
Onthoudu vanongeregtigheid, dood-
flag, dn dievery.
Quaden en boozen, hebben geen barm -
hertigheid nog beleefdheid.
G y Zult üw Vader, en, uw Moeder,
niet bedrocven met quaad fpreeken.
Veränderlykheid des gemoeds is der
vrouwen eygenfchap.
Al zPuw tiwe Reyzelangiäam geichie-
den , zoekt uw ruftplaats , ecr de zon
ondergaat.
Begeert noit, het gehe quaad is.
Imaftd onderhoud te geven , is een
d yk , of fteunfel, om Konftcn voort te
brengen,
Schoon g y niet veel hebt , ont-
haald egter uwe gailen.
Zonder regen kan men geen Gezaey
hebben.
Na het Weerligten volgd de ree-
"gen; ?
Daar is geen Klip zpnder Schipper.
Ommegarig met quaden zal uw fcha-
de veroorzaaken.
De Spreuken der Ouden zyn zeer
goed.
• Zagtelyk leggende, flaapt men wel.
In ’t zw^et uwes aanfchyns uw koft
te yftnnen , is zonder opfpraak.
Ontrekt üw handen van de Hoeren.
Het gene gy ze g t, zegtdatklaar en
onderfcheydeiv.
Daar is geen grooter quaad, dan de
welluftigheid.
Wacht u voor een geveynsde vrou-
we*
Zo de Hemel zieh toefluit , verminderen
alle weldaden op der aarde.
Een haaftig Man hout maat nog ftaat.
De kracht van een lterke is als eea
voortgedreven pyl.
Lieden van een genereusgemoed, zullen
niet bedelen.
Als met de Rykdom vvysheid verzelt
gaat is ’t een heerlyke zaak.
De opregte hebben geen erg o f quaad
gemoed.
Als de Koning vergramd i s , is ’er
geen hulp tegen.
In wat plaats het ook wezenmag,zo
aanbid God.
Leg t u te ilapen op een bequame
plaats.
Die niet b id , heeft nog zo rge, nog
gedachten.
Deze Spreuken zyn van de zelve’Vrou-
we al mede opgefteld.
Om nu verder kennis van de Boeken
dezer Malabaaren , die zy bunne Rinderen
te leeren geven, zo we l, als van
de Zeden-Leflen, die zy hen inftatnpen,
te bekomen, heeft men maar *t volgen-
de Bericht, na te zien.
Het eerfte ßoek , dat de
Malabaaren aan hunne Ränderen
te leeren geven, werd
genaamd C o n n e v e n -
d a m ; en des zelfs
Inhoud is deze:
In ’t begin danken zy hunne Goden
in dezer voegen:
IK toon myne eerbiedigheid voor de
voeten van den Soon des Heeren', die
bloeizel draagd aan zyn hoofd, welke is
Vinagam.
En dan- volgd:
i . G y zult altyd trachten Goed te
doen.
z . Onthoud u van Gramfchap.
3. Doet niet, ’t gene gy niet kond
doen.
4. Geen Aalmoes zult gy ontbou-
den, en zo voorts lezen zy die
Boek door, vervattende 113 Les-
fen over yerfcheyde Stoffen.
Het
Het tweede Boek, genaamd
A N E M f I D £ E,
Den Inhoud des zelfs is :
n P O n g , loofd den Grootmogende,
■A enz., die de Rivier op zyn Hoofd
heeft, en met Aazen is bcftreckeo, daar
geen gebreken zyn.
En daar onder volgd:
1. De eerfte Goden, die Wy kennen,
zyn Vader, en Moeder.
z . Gaät na de K e rk : want dat is
goed.
3- Daar is geen grooter barmhertig-
heid, als Aalmoeflen in ’t huis
te geven.
4. De overgadering van Gierigaards
zal de zelve medenemen, o f ver-
branden.
Met zulke , en diergelyke Leflen ,
voleyndigd dit Boek, ider Les zyn by-
zonderen zin hebbende.
Het derde Boek I genaamd
M o d i r e i , is mede vol
LeiTen ; en begind
a ld u s :
LOvende en eerbiedende aan de voeten
van den Soon , van den Heer
van den beginne, die *t aangezigt heeft
van den'Olifant.
En volgd verder:
1 . Dat men voor het goed , dat wy
aan imand döen , geen vergoe-
ding in hunnen voorfpoed van.
hen moeten afwagten: want! zy
zyn niet gelyk de Clappus-boo-,
men, om in hären bloey van derj
zelver kruin vergelding te heb- j
ben van ’t wa ter, dat men aan !
de Stam giet.
2. *£ Goed , dat wy aan eenige goede
Lieden d©en,is gelyk de Let-
ters, die gegraVeerd zyn in een
Steen. En ’c goed, *t welk wy]
. aan de Quade toonen, is als ofj
wy op het water fchreven.. J
Met 30 zulke Leflen eyndigt dit!
Boek.
Y L O N. 3 9 7
Daar na Leeren zy ’t Boek
U r i c h a l . mede met Les-
fen, en in ’t begin van de
Maanden hunncr Goden,
en voorts over ver-
fcheyde dingen handelende.
Den Inhoud luyd aldus:
r \ E n Heer van v y f armen , die de
L - ' zelve Fimjtgam is. 1k zal u met
blydfchap , melk , luyker , rype vrug-
ten, en Lanjos (of Cocos-nooten) ver-
eeren , en doen eerbiedigheid voor uwe
voeten.
Helpt my Heere.
Deze 100 Verien werden XJrkhäl genaamd
, en onder *t zelve volgen nog
eenige Verfen.
Na d e ze Boeken , werd hen gd-
le erd het Boek T iv a g a r a m , in
z ig b egrypende i z Capittels, op
d e w y z e van e en Wo o rd en-
b o c k , voo r d e Poeten, e n in'
. ’t eerfte Hootd-ftuk werd
gewag gemaakt van allede
Afgoden, en op jder zy«
ne betekenis , na de
magt en dapperheid,
door ider betoond.
Beginnende in ’t eerfte Hoofd-
ftuk aldus:
"^JEdrig buigende voor de voeten van
r" r ^en het aangczicht
heeft als een Olifant , en aan de voeten
Bellen. Die de zelve fänajagam is ,
die zal my ’t hert doordringen , en ik
daar door licht des verftands fcrygen,
om recht en grondig tc leeren.
_ D e 1 z Hoofd-ftukken, zyn genaamd
Tivagaraott, en onder de zelve leeft men
hetnavolgende :
Cbangaran, beteekend uytroeyen van
alle Vyanden.
Jerejwi, de-oorfpronk van alle din-
g en-
Catnadaganan.
Cangadarane , en zo voorts werd daar
gewag gemaakt van alle grootc
en kleene Afgoden , met de paa-
men, en met onderfcheid van ider
der zelve.
D d d 3 Het