
m tm ¿. Siam , Cambodia, Tonkin i
Weft-kuft, én Bantam.
de
Deze waren noch in den zelven ftaat ,
als ’tjaar te-voren.
Tayouan.
Dit was nu volkomen van al het nöo-
dige tot de vefting-bouw voorzien,: ook
was hier alles tot een grooten Handel ge-
fchikt, behal'ven dat ook de Chriften-
leere by deze woefte Formofaaneningang
begon te krygen.
Japan.
V Í N G E van
die quade gedachte der lapandersvanom A. 163$.
ook zeer verminderd. Egter zou de Keizer
Hy had over de 2.0 jaaren in dit Land
gewbeft, daar hy eindelyk Opperhööfd.
geworden , en van waar hy in ’t begin
van A. 1641 op Batavia gekomen was,
om daar verder zyne verlofling na ’t Va-
derland te bewerken, gelyk hy, gedu-
-Tende zyn verblyfop Batavia ook p maan-
den in Rade van Iadiaals Lid,of alsbüi- I
tengemeen Raad, gezeten had.
Hy toonde haar Hoog Mögende,hoe
wy door de Portugeefen by de Japanders
zeer verdagt gemarkt zyn, als ofwy ipaar
Zee-roovers, banditen , en een weder-
fpannige höop, zonder Land, zonder
Koning, Vor ft, öf eenige vafte levens-
wyze, waren, weshalven w y , na hün
voorgeven ook, alzoo wy geen inkömen
noch levens-middelen hadden, genood-
zaakt waren om met Zeerooven de koft
te winnen. Dit had .hy wel wederlegt,
en de Japanders grondig van onzen ftaat
onderrigt ,' doch egter bleven wy by dit
volk,dat zeer argwanende, en voor alles
bang is, noch al verdagt, hoewel hy
hoopte, dat wy dit met ’er tyd nog wel
te boven zouden komeny ^gelyk dit dan
eindelyk ook by dezes Keizers Grootva-
der blaar bevonden wierd,enkelykmaar
üit haatrtegen ons, door de Portugeefen,
onze vyaiiden, verbreid te zyn, dog die
Keizer was nu dood, en de Portugeefen
hielden niet op, om. ons weer by den nieu-
wen Keizer zw.art te maken, gelyk zy
ook al eenigen ingang aan ’t Hof gekre-
gen haddteny waar door onZeZaaken hier
nu wat verminderd waren,'te meer, als
wy tcr Zee eenige winften ophen,cf op
de Tsjineefen, by ’t verbveren van hunne
fchepen, d»eden, en de veroverde waa-
ren aan- in Japan quamen Venten , of
op Firando tegen zilver verruilden, waar
uit de I.apanders dan weer gfond kregen
om tegeLoqven ,dat wy Zee-roovers waren
, fchoon zy dat voor ons nog quan-
fins ontvein^den.
Zedert dat nu egter ditbüit-haalenvan
ons eenigen tyd opgehouden heeft, is
ons al over lange geloofd en afge-
dankt hebben, zoo hy ons niet maar tegen
de Portugeefen aangehöuden had,
om dus de Rotten, voor de Katten bang
te maken.
Zy fcholden ons dan eens voor een
fchuim Ván alle volken, en voor menfchen
zonder eenigen Godsdienft , doch dan
zeiden zy eens weer, dat wy zoo wel,
als zy, Chriftenen waren , hoewel de la-
panders ons vöor niet minder, dan Chriftenen,
hielden. Ia zelf dorften zy ons
(als zy ons na onzen Godsdienft vraag-
den, en Wy hen zeiden, dat wy Chrifc
.tenen waren ,‘ ; die in den Almagtigen
Drieeenigen Göd gcloofden) al lacchendé
wel in ’t aangezicht zeggen, wat zoud
gy lieden van Chriftus, of van zyn geloo-
ve, weten, gy verftaat u veel beter op
plünderen en roo ven, dän öp de zaakeri
van Godsdienft.
Dus nú bégón dé Keizei* dePortiigée-
fén, om *t verbreiden van'hun geloové
aldaar, en ons, om deze en gene kleene
mifñagén önzer bedienden tegen zyriebe^
vélen (dat hy gfeenzins dulden wil) möede
te werden, tragtende zieh dus allengskens
Van alle vreemdelingen te ontflaan, dat
hy al voör lange gedaan zouhebben,zöo.
hy niet eenigzins daar doof weerhöudefl
was , dat hy door de vreemdelingen ván
verfcheide wáaren , die hy niet iniflenl
kon, éh in zyn Land van noodén had,
geriefd wierd. Én dus wbog dit laatfte
tot noch toe ’t zwaarfte by hem. On-
dertuflehen ,had hy nochtans beiloöten,
om de Portugeefen ontrent Nangafacki
op een kleen Eiland te plaatfen, en hen
daat onder een geftrenge en fcherpe wagt
tc houden, ondef verbod van met de la-
panders om te gaan, hen den handel
alleen door én métgefWorenTolkehtoe-
latende, gelyk dat ook ’s jaars ’er aan
in ’t wérk géfteld, en tot noch toe zoo
gebleeven is.
Eenige jaaren vöor en bntrent dien tyd
groeide onzen handel in dat Ryk zeer
aan, waar by de Iapandersondervonden,
dat wy met zilver handelden, en niet meer
met buit, gelyk wel bevoréns, hier aan
de markt quamen, waár door wy indie-
per gunft by hen geraakten, en fraaije
winften deden, die ons te meer aänmoe-
digden, om deze trotfe Natie dog maar
in te Völgen, en hen geen reden van misf
hoegen te geven, zoo dat wy ’t alles ’et
na fchikten om hunne beVelen, hoehard
öok, maar ftipt na te komen, om ons
daar döorby den Keizer, en by dit volk
aangenamer te maken , gelyk hen die
opk in allen deelen zeer finakelyk voor- ,
quam.
Dit nu was ook de grond , waar op
de
J A ^
Keizer vobrnam, om de Portugeefen
(alzoo de N edcrlanders hem rykelykvan
alles, ’t geen hy van nooden had, voor-
zien konden) uit zyn Land eenigzins tc
verdryven , en zieh daar door van dfe
vreeze, dat zy hunnen Godsdienft hoch
verder uitbreiden mogten, te ontflaan.
Hier van maakte hy eerft een begin
met de zelvc op allerlei zichtbare wyzen
Zoo te plaagen, dat hy vaftftelde dat
z y , dit niet lang kohnende hardeö, hun
aficheid zelf Avel verzoeken zouden j dog
de Portüge'eien verdroegen dit alles inet
een verwonderlyk geduld. Ook deden
zy., in deze elenden zynde, hun beft,
om ons, als Chriftenen, mede in dat
zelve war-net te helpen , waar toe zy
hunne verloochende Paapen, ende Gouverneurs
van Nangafacki (die ons meeft
altyd tegen waren, en Hen begünftig-
den) gewööri waren te gebruiken, doen-
de doö'r de zelve geftadig zeggen, dat wy 1
Zoo wel Chriftenen waren, als zy , en dat ;
wy in een en den zelven Godnevens hen
geloofden.
Deze Zakk qüarh de Japanders in *t
terft zeer vreemd voor, gelyk zy die ook
zoo niet ten eerften geloöven konden,
ter tyd toe dat zy met ons zelf daar over :
gefproken hadden, al’t welke, ha hunne
bevatting , dan daar op uit quam, dat
wy,endeP6rtugeefen, een enden zelven
boom des geloofs hadden, en dat wy maar
als zekere takken van dien van malkan-
deren verfchildeh, waar uit zy dan voor
ons ook ganfeh geen voordeelige gedag-
ten behielden.
Over deze nieüwheit vefheügderi zicH
de Gouverneurs van"Nangafacki, en deden
ons daar mede aan ’t Hof zeer veel
nadeel. Ontrertt dezen tyd deed zieh
ook de opftand in Arima en Amaxa,
door de Chriftenen veroorzaakt, op., na
*t eindigen van welken öorlög deze Gouverneurs
väh Narigäfiicki niet nalieten ons
Wederoth by den Keizer zeer zwart te
maken, hoewel de zelve, noch al vein-
zende, des niet i6 min Vöortging met
ons zeer wel te handeleri, hoewel hy
aan die zelve beftierders van Nangafacki,
(onze gezworene vyanden) in der ftilte
mede laft ga f, . om dog wel na öris
geloove en gedrag te verhemen, dat zy
ook zöo qüaadaärdig, als ’thenihogelyk
was, door behulp der Portugeefendeden
, en waar van zy eenopftel maakten,
zoo als zy oordeelden ons by den. Keizer
den meeften ondienft te zullen doen,en dat
zy dan, zoodanig van hen ondertekend,
aan de Raaden des Keizers overzönden. ,
Deze lazen dit fehrift zeer aandagt-ig,
overwogen het, en beiloten, na alles
wel gewikt te hebben, dat alle onze
dienften maar enkele Veinzeryett, en in
allen deelen mede maar daar toe ge-*
. A . N i .
rieht waren, oni eveh ebhs^ als de Pdr-a
tugeefen,' onder een fchoonen fchy n , zdb
ras wy onze kans maar klaar zager!, önÜ
oögwit als Chrifteneri ödk te berykbn;
Waar op hy toen in bbdenken nam, om
alle de Chriftenen eens klaps zyn Land
te ontzeggen j doch ftelde dat noch üit
tot de komft det Nangafäckifche Gouverneurs
aan’t Hof, die, na ’t vertrek
der Portügeelen, en rta’tvolbrengenvan
hunnen laft, daar veHcheneri.
’ -Na dat nu de Keizer alles met heri
wel overwogen had, vond hy goed,orri
de Portugeefen voor altbös üit Japan te
bannen, even gelyk bevorens dok met de
Gaftiliaanen gefchied was, en deNeder*
landers met veel andre bepaalingen (daar
wy bevorehis niet van willen) na Nanga-
Äcki te doen verhuizen na dat zelve Eiland,
waar op zieh de Portugeefen by
hun laatfte aanwezen alhier onthouden
hadden, ftellende daar eenige byzondre
en eigen Gouverneurs , die hen beftie-
ren, en die zieh ontrent de uitbreiding
van hun geloove zoodanig van Heri
verzekereri zouden, dat inen geehrederi
Zou hebben, om daar voör te vreezen.
Egter hield de Keizer dit iiogeenigeti
tyd in beraad, oordeelehde het beter te
zyn, dat hy ons Jäpan moede maakte,
en ons. dus dwingen mögt, daar een walg
vaii te krygen, en zoo vari zelf öns ab*
fcheidt te vefzoekeri;
Dög eindelyk ziende , dat dit; hiet
volgde , vond hy goed ons te belaßen,
met al onzen omflag van Firando op te
brekeh, en na Decima te verhuizen.
Ondertüflchen had de Keizer aanheni
(Caron) dbn io Juli A. 163p,¿00 fchui-
ten,zilver (een gunft, noit bevorens aan
de Portugeefen, en ook noit aan eenig
ander Nederlander gefbhied) gefchonken;
en 'Jöi'dagen ’ef na quam een der grootfte '
Cömmiflariflen des Keizers, Siekingodon-
ne genaamd, om orize wöbning te Hegten
, en om meer andre zaaken tc verrichten.
Na myn vertrek (zeide de Heer Canti)
belaftte die Majefteit, dat de Nederlan-
ders öp of ontrent Nangafacki zieh zouden
nederzetten , zeggends , dat hy
hdri uitgenade alleen toeftond in zyn Land
teblyven, hoewel hy zieh weiriig aan
hun verblyf’er in liet gelegen zyn, waar
by hy dan ook allengskens het mom-
aängezicht begon af te lichten.
Alle deze onlydelyke quellingefi eri
mishandelirigen, hoe oridrägelyk ook in
zieh' Zelven, hebben wy möeten verdü-
ren 5 örii öns oogwit öntreht den aaüwäfch
van den Handel daar te bereikeri, en orii'
öns by den Keizer, en deZc Natie, zocT
aangenaam te maken ', dat Zy onS ten min-1
ften als ftille Köoplieden zouden willen
dulden/ - 4
E t Zoo