
1705. TVoensdag den 11 dito.
Dat’er in de gegravene kuylen , 200
veel gekomen w a s , om 3 o f 4. kleyne
vaatjes te vullen, en het vee even te
ververffchen, ’twelk gedaan hebbende,
togenwy weder voort , dezen dag leydde
ons de fchelmfche Hot.tentot Dikkop,
in dit zandige veld, geduurig heen en
weder, in een brandende zonnefchyn,
dat de beeften ten eenemaal magteloos
wierden, op ’tlaatft kroop hy in de bos-
jes w eg , latende ons in ’tvelt Haan, wy
gingen egter v o o r t, en vonden op den
agtermiddag wa ter, daar wy ons ver-
blyf namen.
Digt by onze ruftplaats vielen 2 trek-
oflen door gebrek van water onder de
voet. Ik zont hen Horxentots, en vo lk ,
met putzen, en balytjes vol water, om
ze te yerquikken, maar ’t mögt niet hel-
pen, op den avond warenze beyde dood.
D onderdag den 12 dito.
Moeften w y , om de zwakheyd van ’t
vee, in onze leger plaats, daar wy goed
gras en water hadden , blyven ruiten,
en dezen heeten dag, en volgende nagt,
alhier verflyten, tot
Vrydag den 13 dito.
Als wanneer wy met zonnen - opgang
weder aan ’t marcheren gingen 3 de on-
magt van trek-beeften noodzaakte ons,
om die ontrent 9 uuren weder uyt te
ipannen, en de zelve aan een mooy Fonteint
je, in een brave gras-vlakte gelegen,
eten , f vervorderende als doen onzen
tot ontrent een uur na de middag te laten
weg weder längs de zelve valley, tot ontrent
ten 4 uuren , dat wy aan een hel-
der water, in een brave gras - vlakte onze
tent nederiloegen, en daar verbleven.
S ater dag den 14 dito.
Trokkenwy weder voort, enquamen,
na het pafferen van een zand - rüg , in
een fchoone groene gras-valley, die wy
volgden, en längs welke tegen den avond
aan de Nöord - hoek van den picquet-
berg (ter plaatze daar wy den 23 Oftober
gelegcrd hadden) quamep te kam-
peren.
Sondag den i f dito.
Ging ontrent ten agt uuren de marfch
weder voort längs de Ooftkant van den
Picquet - berg. Hier quamen my weder
aangcname valleytjes en fchoone gras-
ruggen te vooren , die wy in dat ver-
drietige Grigriquaas-land , daar het al-
temaal zand is, niet gezien hadden.
Längs dezen kant van den genoemden
Picquet-berg, zyn fchoone vee-plaat-
zen 3 de grond zoude 00k goed koorn
draagen , als ze gemift was 5 het is
meeit ligte k le y , en de berg vol klo-
ven, uyt yder van welke, een kleyn ri-
viertje kom t, en zig met een valleytje
na de vlakte heen ftrekt, alwaar ze alle
in malkanderen vereenigende, een begin
maken van deopden 23 Oftobergemelde I7°s‘
rivier, die. om den Noordhoek van dezen
berg heenloopende, en onderwegen het
water van eenige fonteynen nog ontfan-
gende, die groote Queecomaas rivier uyt
maken , welkers uytgang wy aan ftrand
zagen.
De zon fcheen dezen dag weder zeer
kragtig, zonder dat eenige wind ons
koelde, dies wy genoodzaakt wären
tegen den middag den beeilen wat te laten
ruiten , en op den agtermiddag weder
voort te flaan , körnende op den avond
aan een plaats, genaamd de groene Kraal,
daarwy by een nelder ftromend riviertje,
onze legerplaats formeerden 3 hier quam
ons in de nacht een Rhinocer digt voor
de tent ftaan, gaande de wagens rondom
befnuffelen, maar kuyerde op het helder
-vuur ftooken zagtjes voort.
Maändag den i<5 dito.
Lietenwy het vee eerftbraaf dik eten,
voor dat wy weder op weg floegen, vervorderende
ontrent ten 9 uuren önzen
raarfch nog al längs den zelven berg,.
zynde de coers na de berg -rivier* alwaar
ons gezegd wierd , dat 2 Gonne-
maas Kralen lagen.
W y hadden weder een zeer warmen
dag , en quamen na 3 mylen vorderens
op den agtermiddag by 2 o f 3 fonteynt-
jes halte te houden, en te verblyven, tot
Dynsdag den 17 dito.
Dat wy onzen weg des morgens vroeg
in de koelte weder vervorderden,.en tegen
de middag aan een drift quamen,
daar wy de berg - rivier paffeerden 3 hier
brak het voorwiel van eene der wagens
t’eenemaal aan ftukken , weshalven wy
dien wagen met j* man daar moeften lat
e n , en met de andere voorttrekken,
tot tegen den avond, dat wy ter plaatze
quamen, daar de 2 Kralengelegen hadden
, die elders anders heen - getrokken
waren , en wyl de tent op de agter ge-
blevene wagens was , moeften wy hier
in de klippen kruypen , en nachtruft
nemen.
TVoensdag den 18 dito. .
Sont ik met lumieren van den dag den
eenen wagen, dienwygeloft hadden, te
rüg , om des anderens vragt op te nemen
, en die dan ledig met zyne 3 w i llen
te laten voortllepen 5 ontrent den middag
quamen ze beyde by ons.
Insgelyks liet ik yemant te paard nä
de24 rivieren ryden, (daarwy ontrent 3
mylen van daan waren) omme van de
Weduwe Elberts poft,een anderen wagen,
o fw ie l, te leenen. Daar op quam des
anderen daags, zynde
Donderdag den ip dito.
De uytgezonden man met een wagen
van Juffr. Elbertsz , en haalde onze
ba-
1705.- bagagie tot aan hun huys , daar wy na-
demiddag quamen, en het refterende van
dien dag verbleven.
Vrydag den 20 dito.
Rced ik met eenige manfehap geheel
vroeg na Bootsmans Kraal, zoo omme
de geruylde beeften, die wy daar gela-
ten hadden , af te halen, alsom te zien,
o f ik hem niet perzuaderen konde , ons
met nog wat meerder tevoorzienj maar
alle mync redenen waren vrugteloos , en
ik moeft, niet tegenftaande hy eenfehoo-
nen troep Qflen hadde, met de voorige
negen vertrekken , en quam daar mede
by de wagens.
Ik had gelegentheyd, door dien eenige
wagens met hout paileerden , zommige
bagagie voor uyt, na ’t huys van Harman
JanJz van Noortboorn te zenden, en zoo
by pozen met dien eenen wagen voort
te talmen. Op den agtermiddag quamen
wy mede daar, en vemamen dat’er eenige
Kraalen in ’t land van Waveren lagen,
werwaarts wy , na een kort vertoeven
heen trokken met eenen wagen, latende
den anderen gebroken, en ’t refterende
goed, benevens den Corporaal, met 4
man , om het gade te ilaan, aldaar, en
quamen met den donkeren avond over \
de kloof, - en vervolgens ten mynen huize,
alwaar wy dien nacht verbleven.
Hier hoorde ik van myne Hottentots,
waar ontrent de Kraalen lagen , en trokken
Saterdag den 21 dito.
■Na de breede rivier, daarwy even aan
dezc kant 3 Kralen vonden , beftaande
uyt de Capiteyns.
iKoekezon.
De eerfte sHoere Homa, en
(jthouza.
(Prins.
D e tw e c, dje H-oju^te^be e£nn.
yRuyters Vader.
( Kuyper.
[Jan.
De derde ^ Harramoe.
I ! fhorrobaoe , en
\Tambottrs Vader.
Aan die van Koekezon, namen wy ons
verblyt, en zonden volk met tabeetjes
Tabak na de andere Capiteyns, die daar
op by ons quamen.
W y gaven hen de oorzaak van onze
komfte te kennen , en befchonken hen
met wat Brandewyn, Tabak, &c. daar
op gingen z y , onder belofte van des anderen
daags braaf te ruylen, na hunne
Kralen.
Sondag den 22 dito.
Bragtenze ons alle re zamen niet meer
dan 26 ftuks, dat ik hen te kennen ga f,
veel te weinig te zyn voor 3 zulke groote 170J.
Kraalen.
Zy zongen mede dat deuntje , dat de
Bosjes mans hen ’t vee ontnomen, eh tot
arme duyvels gemaakt hadden , maar ik '
toonde hen aan , datze piet ter goeder
trouwe met ons omgingen , en hunne
Oflen weg gezonden hadden, houdende
eenlyk Koeyen by de Kraal, om datze
welgehoord hadden, dat ik die niet ruyl-
de , gelyk aan de Kraal van Scipio duy-
delyk bleek, daar over de'200 Koeyen,
en maar 10 jonge Offen waren.
Eyndelyk na den ganfehen dag pratens,
kreeg ik ’er 38 ftuks , waar voor hen
gaven, 38 ponden T a b a k , 38 boffen
Kopere Koralen, eenige glaze dito,
eenige Brandewyn, en ipyzen.
Mitsgaders voor 8 Schapen tot pro-
vifie, 4 ponden Taback , en vereerden
aan de Capiteyns, f ponden Tabak, en
6 bosjes Kopere Koralen.
Met welk vee wy dan tegen den avond
vertrokken, en op myne poft nacht - ruft
namen, tot des anderen daags, zynde
Maandag den 23 dito.
Dat wy tegen den middag weder voort-
togen, ik met den wagen nadeSonquaas
drift, en Hartog na den agtergelaten gebroken
wagen, en refterende bagagie.
Zoo dra ik aan de Sonquaas dnft gekomen
was, liet ik de tent opilaan, het
goed aftoffen , en zont den wagen aan-
ttonds heen , om het andere te halen,
en ging, zeer vermoeyt zynde, flaapen.
Dynsdag den 24 dito.
Quam de weg-gezonden wagen met
de bagagie , en ’t ändere volk by my 3
ik ging te paard zitten, omme te zien ,
o f ik niet ergens längs de berg - rivier
een wiel konde leenen, wyl dat mar-
telen met eenen wagen, endubbeld heen
en weer ryden, zeer moeyelyk en ver-
drietig viel 3 eyndelyk kreeg ik by Pieter
RuJJoww een wiel, en zont om den kreu-
pelen wagen, die op den avqnd by my
quam.
TP oensdag den 2f dito. .
Maakten wy het wiel aan de wagen,
en vertrokken na een Kraal, die wat
hooger op ontrent de vleefch-bank lag.
Hier ruylde ik 4 beeilen, voor 4 ponden
Tabak , en 4 boflehen Kopere Koralen,
&c. En vereerde den Capitein een
pond Tabak.
En reed zoo na ’s Compagnies poft aan
Riebeeks Kafteel, daar ik Hartog tot
onze byeenkomft befcheyden hadde,
wyl hy een anderen weg was omgetogen,
om nog een Kraaltje aan te doen. Op
den avond quamen wy weder alle by malkanderen
, hebbende hy geruyld 6 beeften,
voor 6 ponden Tabak, en 6 boffen
Kopere Koralen, &c. En vereerden een
pond Tabak, en 2 boffen Kopere Koralen.
N 3 Don