
hebben; hoedaanig eene in *t jaar 1707.
door de Heer van der Stel in deTafelbaai
doodgefchoten is. Men heeft hier 00k
veel narder, Hottentots-vifch (die £lap
v.alt) doch by den fteenberg, en ontrent
de baai van Kaap Faliö, heeft men ftomp-
neus, vette fteenbraaflem j elft, van fmaak
als devaderlandze, doch, op den roofter
ebraaden , zeer lekker. Z y valt vry
reeder, als de elft in Holland.
Daar is mede roch, tong, van een voet
lang, kleine ipiering, en een vifch, die
een foort van zalm, en byna van gedaante
als de konings-vifch, doch die wat zagt,
niet hairig , gebraaden zeer fchoon is ,
eil die men 00k Kaapze zalm noemt.
Ik heb ’er de Pampusvifch , fpringer ,
Zeer fraaje klipvifch, wonderlyk fchoon
geteekent, en van allerlei verwen, Kaapze
kabbeljaauw, die ongemeen goed was,
doch nietfchilferde, gezien. Ook vallen
’er moflelen, en kreeften, groote en kleine,
en een ibort van oefters in de Tafelbaai,
waar in ook nu en dan paerlen vallen.
In de rivieren heeft men ook zeer goede
grundeis, enwel paaling, doch zeer weinig.
Daar vallen ook Torpedo's^ o f kramp-
viilchen , zee,-robben , Kaapze pekel-
haaring, en meer andere viflchen.
By den Heer Gouverneur heb ik daar
pok Japanfche goud- en zilver-vifchjens
in een tank o f water-bak gezien , die daar
zeer wel tierden.
Daar is ook nog een andere zoort van
goud-vifch , en zilver-vifch » zynde een
ioort van fchoone braaffem ,, als ook
Karper, Kreeften, Krabben, en ook
een zoort van Moflelen, waar in kleene
en gemeene peerlen* vallen, dog die van
weynig weerde zyn.
Men heeft ’er ook Zand - knypers, dog
zy worden niet, dan van de Slaven, ge-
geten.
De Zee-Robben geven hier ook veel
Traan , en daar zyn ook Zee-Eg els ,
Rivier - Krabben , Loots - Mannekens,
Jacob Evertzen, en meer andre zoorten
van V if c h , ook Zec-fterren, Rivier
Moflelen by de Moflelbank, Zee-Peer-
dekens, &c.
En dit is wel ’t voornaamfte, dat ik van
de Kaapze waterdieren weet te zeggen.
Egter moet ik hier nog byvoegen, dat
hier , op deze en gene ftranden , fraaje
zeehorenkens vallen, waar van ik ’er et-,
telyke zelfs in de duinen. gevonden en op-
geraapt hebbe.
D it waren verfcheiderlei patellas, witte
caracollen, Kaapze groote en fraai getee-
kende alikruiken.
Ook heb ik ’er by een vriend een Nautilus
gezien, die daar op ’t ftrand geflagen,
van zyn volk gevonden, en waardigwas,
omin ’tbeftekabinet, dat ik kenne, be*
waart te worden , alzoo ik diergelyken
ftiik van grootte noit gezien heb. Het
was een grootenanderhaivenvoet lang, en
van agteren ( daar hy anders pas een vin-
er breed dik valt) wel twee groote
ujmen breed 5 doch hy was van agteren
tegen de klippen (dat jammer was) in
flukken geflagen. Ik ilont verbaaft over
des zelfs grootte, alzoo de grootfte, die
ik ergens zag, zeer klein daar by geleken
zou hebben. Ik had wel groote zin in
dit ftuk, fchoon zoo gebroken 5 doch de
bezitter wilde dat niet miflenj weshalven
ik ’er van afkyken moeft. Daar nu zulke
flukken vallen , daar zyn ook zekerlyk
andere van die foort 5 doch hier zyn geen
liefhebbers, als van geld.
Verdere ZAAKEN van de Kaap.
N A dat wy nu byna alles, dat’er van T. ,
dezen Zuyd - hoek van Africa te ^ear^“ e
zeggen valt, voorzoo verre ons bekendvan de
is, aangehaäld hebben, zullen wy nu de Kaap.
zaaken, hier voorgevallen, zoo verre ons
mogelyk is, van de grond a f opbaggeren ,
voornamentlyk, om eens na te ipeuren ,
wat Volkeren hier nu en dan algeweeft,
o f wanneer zy dezen Stormhoek eerft
ontdekt hebben.
Dezen en genen hebben, zoo al op
hunne w y z e , over de Kaap der Goede
Hoope gefchreven, dog niemand beter,
dan de Heer Pieter Colben , Re&or tot
Nieuftad , aan der Ayfch , die ’er van
I7®y. t o t 1713. gelegen heeft} hoewel
hy över zommige onnoodige zaaken wat
te wydloopig , waar door ’er een Foliant
van gegroeit is , en over zommige
noodige vry wat te bekrompen , en in
een andere ordre handelt, als men hier
onrmoet.
° Dder de oude.nis’« groot gefchil ge- Wameer
weeft, wanneer deze Zuydelyke uy thoek en door
van Africa eerft ontdekt, mitsgaders w*e de
door w ie , en wanneer, die door de ou-^ijf
den rond gereyfd is} over welken twift- St-
appel het de geleerden van deze eeuw
nog geenzins eens zyn.
Dat Pharao N e cho , en ook Xerxes
(wanneer hy Satafpes over zyne Vrou-
wen - fchending ftraffen wilde) laft ge-
geven hebben , om Africa van uyt het
Roode Meir rond te reyzen, lees ik by
Herodoot'fVazzr fchoon die lchryver dat daar
ze g t, daarom gaat dit by my alzoo weynig
door, als een groote menigte van
grollen, en openbaare verdigtzelen, die
hy voor waarheden verhaala, en daar
niet het allerminfte van waar bevonden
werd. Die man heeft zieh veel fabelen
laten op de mouw fpellen, en hy heeft
ze ook z o o , als hy die kreeg, aan anderen
overgeleverd.
Ik heb in ’t eerfte deel van die werk
daar
daar eenige ftaaltjes van gegeven, en
zou ’e r , zoo ’t my lulle 5 een groote
menigte hier können byvoegen } dog
meyne, dat ik reeds klaar genoeg ge-
toond heb , dat men zonder Com-
pas, dat de ouden noit gekend hebben,
al zoo weynig na de Kaap, o f na Ooft-
Indien, als na America, zeylen, of dat
ontdekken kan , en alles , wat men de
wereld daar van tracht wys te maken,
is een ftelling van menfenen , die nog
geen begrip van de miswyzing van ’t
Compas , nog van de gronden der zee-
vaart, hebben : want fchoon de ouden
’tCompas al gekend, en gehad hadden,
zou ’t hen egter ommogelyk geweeft zyn
America, ae Kaap, o f Ooft-Indien, te
vinden, en om daar van verzekert te zyn,
heeft men hier over maar met een erva-
ren Schipper, die in Ooft-Indien geweeft
is, te fpreken, en die zal moeten
bekennen, dat, zoo men maar blootelyk
na *t Compas wilde zeylen, men noit de
Kaap vinden , en op een geheel ander
geweft te land komen zoude.
Willen nu anderen egter ftyfhoofdig
hier in zyn , en tegen de reden aan gelooven
, dat de ouden de Kaap der Goede
hier ontrent de Kaap, als een merk-tee-
ken van dat men die naderd , ontmoet,
zyn zekere groote zee - buyzen , rieten
o f trompetten, raet lange bladeren , die
men ook met menigte in de Tafel -baay
ziet} welke men geen 7tüd(Xog, nog Alga
Marino, noemen moet, (dat men , als
wäre het een en ’t zelve, zeer önkundig
onder een mengt, daar *t nogtans on-
eyndig veel van den anderen verfchild)
maar een geheel andere naam geven ,
dewyl ook de zee-lieden beyde deze
dingen , en de zeen, daar in zieh die
opdoen , zeer klaar in de dag - regifters
van hunne reyzen, in opzigt der breedte
daar zy vallen, onderfeneyden. Behalven
Hoope gekend , en omgezeyld hebben
(gelyk ook de geleerde, maar my ns oor-
deels, daar in zeer misleyde Heer Huet
aangenomen had te bewyzen, ja dat de
Kaap al in Koning Solomons tyd bekent
geweeft z y ) ik laat hen dat , zoo lang I
’ t hen behaagr , gelooven} maar ik zeg,
dat ik het niet geloove, om dat het tegen
de reden , en de dagelykze ondervinding
van alle hedensdaagze zec-verftandigen,
als een ommogelyke zaak, aanloopt.
De Heer Vojfius heeft dit mede ge-
loochend , en hoewel hy daar in groot
gelyk had , geloove ik egter n ie t, dat
hy het op de zelve gronden en reden,
die ik’er tegen hebbe, ftaande gehouden
heeft j behalven dat’er ook (als het al
waar was , dat men van ’t Roode Meir
tot aan de Colommen van Hercules , en
dus rondom Africa gezeyld had; geenzins
uyt deze omreyzing van Africa
volgd , dat daarom die uythoek den
ouden zy bekend geweeft , of ook ooit
door yemand aangedaan zy : want was
dit door yemand gefchied, zy zouden
ons daar wel iets van opgegeven hebben,
’t geen’er na geleck, dat egter nooit gefchied
is. .
Ik weet w e l , dat men hier tegen m
brengen zal, dat het by de ouden immers
’t Prazum promontorium, fflTo']o'U7rgcc(J'ffU,
van wegen zyn zee - wier, of zee - kvoos,
(zoo men zegt , en dat men voorgeeft
hier zeer veel te vallen) genaamd wierd}
doch’t zee- kroos valt daar niet, maar
wel van de 19 o f 10 tot de 38 of 3^
graaden, N . breedte, en ’t geen men
dat ook ’t zee-kroos niet groen,
maar geel van verwe is , gelyk ik m een
fles toonen kan.
Maar genomen, datwy dit nu al toe-
ftonden, dat deze trompetten een zoort
van ’KgctCOQ waren , blykt dan daar by
klaar, dat het Prafum promontorium een
en ’t zelve met de Kaap der Goede Hoope
is} geenzins. W il men zeggen, dat
Ptolomeus libri 4. cap. $> nevens Marci-
anus Heracleota , z e g t , dat her. ontrent
’t Eyland Menuthias legt. Men is ’t immers
tot nog toe niet eens, wat dit voor
een Eyland z y , en dat egter zeker ge-
leerd lchryver, al mede maar op zeer ♦
lofle gronden, vaftfteld ’tEyland Mada-
gafcar te zyn } dog hoe kan dat Mada-
gafcar , en hoe kan 't Prazum promontorium
, de Kaap der Goede Hoope zyn ,
daar Ptolomeus dit promontorium zegt op
i.y graaden te leggen , en daar de Kaap
op 342 graaden Z. breedte legt.
W il men hier op alwederom zeggen,
dat men Ptolomeus niet al te veel in ’c
opftellen van de lengte en breedte der
plaatzen (gelyk zommigen zieh hier door
zeer kreupel redden) gelooven moet}
ik zal’er op antwoorden : het is zoo}
maar daarom geloove ik 00k, dat hy na
al de reft , als een blinde na de kouleu-
ren, maarflaat, en dat men’er zieh geenzins
op kan, nog mag verlaten:
lk laat dan alle die betwifters van dit
gevoelen der ouden in zyn geheel, ge-
vende hen vryheyd, om daar van te denken
, en te Hellen } ’t geen hen welge-
v a lt, dog blyve nogmaals by myn gevoelen,
dat ik uyt al het duyfter fchry-
ven der ouden niet zien kan , wat zy
door hun prafum promontorium ( by zom-
mige geleerden voor Mozambike, en by
andre maar voor een Eyland nevens ’t •
Americaans gebergte gehouden ) en door
hun Menuthias ,' verllaan , gelyk my
daar uyt ook niet het allerminfte ken-
teeken, dat dit de Kaap der Goede Hoope
wezen zoude, voorkomt.
Het is een klaare waarheyd, uyt ’t
eeene wy over die ftoife in ons eerfte
5 p 5 deel