
die zieh afgryzelyk diep vertopnt, en
waar in men ongeloofelyke groote fchen-
ren en ipelonken ontdekt.
Wanneer men nn op de kant van dien
Berg na de Rheede toe z iet, iS de at-
gryzelykheid van dat gezige na beneden
niet uit te drukken, alzoo de Leeuwen-
berg, die al vrv hoog is, en alle andere
daar ontrent gelegene gehergten , geen
bergen gelyken, enbyna, als ot tmaar
bultise viakten waren, voprkomen.
De huizen, ja zelf het Kafteel, doen
zieh maar als fwatte ftippen op, die men
pas met het oog onderlchciden kan, en
de grootfte ïçhepen gelyken, dan maar
zeer kleine boptjens, gelyk de boots en
fchuiten qok maar kleine fwarte vlakjes
fchynen te zyn.
Dit was ’% gezigt op de Rheede , of
daar ontrent i maar als men eens na ber
neden längs, die afgryzelyke ftede rotzen
van dezen bçrgzag , ontdekte men eenen
afgrond zoo diep , dat ’er den befchou-
wer het hoofd vap drajaide, zoo dat men
genoodzaak wiert te rüg te wyken, zoo
men niet fuizclcn , en van boven neder
Aorten wilde.
Men ziet ook, na deWeftkant by de
kuilen en inoeniiien, waar in die kikvor-
fchen zyn, tuffchen eenige fcheuren der
fteenrotzen hier en daar eenig water na
beneden ftroomen , en ook’ hier en, daar
wel heldet in die kuilen ftaan.
Om alles op dezen berg door en door
te zien , heeft men. wel een etmaal van
nooaen, om ’t welke dan , na Zoo veel
aangewende moeite, te beter te können
doen, zommige daar een nacht overge-
bleven zyn, en dan overvloedig tyd had-
den, om al het aanmerkenswaardige wel
te doorfnuffelen. -
Ik heb ’er gefproken, die dat gedaan
hadden , maar die verklaarden nogmaals
onder dat verhaal te yzen , als zy aan
’tgevaar, waar voor zy zieh bloot geltelt
hadden , maar dagten , alzoo m nu en
dan, daar in die naare nacht alleen zynde,
wel eens ’t afgryffelyk gebrul van ty-
middel was om af te komen) na beneden
te laáten zakken , dat zeer ligt quaalyk
had konnen uitvallen.
En zoo hier door nag niet fchriks ge-
noeg in deze waaghalzen was , wierd
zy nu en dan wel eens, dppr ’tzien van
mift en vuiligheid van grof wild gedier-
te , zòod^nig verdubbeld , dat zy zieh
dan, zonder eenige vreeze voor dat gevaar
gers ofleeuwen met een ziddenng , die
niet uit te drukken is, hoorden, temeer,
alzoo ’er voorbeelden waren, dat ’er yan
*t fehip Pylfwaard van 7 Tafelbergkhm-
raers maar 4 weer beneden gekomen, en
de anderen waarfchynelyk door eefüg wild-
gediertç verflonden waren.
Was nu ’t opklauteren op dezen hoo-
gen en fteilen, berg moejelyk voor deze
meuwsgierige opklimmers geweeft, net
nederdalen was hen wel hondqrdmaal
moeielyker en gevaarlyker voorgekomçn
alzoo zy hier, niet alleen , door na dien,
y'ffelyken afgrond neer te zien, als veij-
hlind en verbyftert, maar ook genood-
zaakt wierden zieh op veel plaatzen njet
hetuiterfte gevaar (hpewel’er geen ander
meer te gevpelen , maar zoo los beten
afglyden, om doch van geen leeuwen
pf tygers verflonden te worden } waar
door zulke dan doorgaans wel zoo fpoe-
dig beneden als boven gekomen waren.
Het heugt my » dat ik den ouden Heer
Simon van der Stel^ en ook Juffrouw de
Man, huisvrouw van den T weeden perfoo.
n daar, , in ’t jaar i<S8f. heb hooren
zeggen , dat zyn Ed. met de meeite 1 reden
van aanzieri, en met verfcheide jut-
fers, van welke zy ’er een was, eemgen
tyd te vooren op dien berg geklautert,
en dat zy ’er allen boven opgekomen,
en daar eenigen tyd zeer vrolyk geweeft
zyn , zonder dat hen eenig quaad ont-
moecte, dat wel te gelooven is, alzoo ’er
toen veel volk by een was, en nu endan
gefehlten, dan eens een groot vuur ge-
maakt, -pok zomtyds eens wakker op
trompetten gébìazen, en opgetrommelt,
en daar door al het wild gedierte , dat
daar ontrent wezen mögt, verjaagt wiert.
Egter heb ik noit yemant, van allen
die ’er op geweeft zyn, geiproken, die
luft had, om ’er weer op te gaan.
Daar zyn ’er hier, die voorgeven ontrent
de krans van den berg van verre ’s nachts
een vervaarlyk licht, dat zieh bewoog,
gezien te hebben 9 en die daar uit oor-
deelden, dat dit een karbonkelfteen
was ,^die voor in de kop yan een groote
{lang, ftont, maar zy zouden my meer
voldoen,- die dezen fteen: eens gevonden
hadden. Ik houde het voor een fabel,
en oordeele, dat dit eenig ander licht
zal, geweeft zyn , dewyl n0iz yemant
hier, of elders, iet verder daar van ont-
dekt heeft. :
Daar zyn ’er, die de hoogte van dezen
berg nét afgemeeten, en bevonden hebben,
-dat de Zelve i8f7 R^hynlandze roeden
hoog is 5 waar uit men dan z iet, wat
ttaat ’er op de meeting van Mr. Nicolaas
de Graÿf t;e maaken is^ die zegt de zelve
ook gemeeten, ep< bevonden te hebben,
dat by Zp? ^hynlandze roçden hoog was.
He.t Is verworiderenswaardig , dat
men, wanneer dpZ«v0. wind doorwaajen
zal , boven op dpzen berg gelyk als een
heirleger van w(itte wplken , «u van
verre derwaarts heenen dry ven, . °P
een koppel by een vergaderen , en daar
na ook die wplken den berg allengskpns
aís by trappen, en als of, het afgefphaafde
krullen waren, afdalen ziet, zonder dat
men nog den allerminften wind in de tafelvallei
gewaar word j maar zoo ras die tot
op de aarde en beneden gekomen zyn,
dan begint die wind zoo fterk door te
poetzen, dat men, halver weg zynde,
werk heeft om op zyn beenen te blyven
ftaan , ol niet in weerwil in een gat of
hol voort te waajen , waar van ik by
ondervinding fpreken kan, alzoo ik met
nog een wakker jong Heer, dus halver-
weg van dezen wind overvallen zynde,
genoodzaakt wiert my nevens hem in een
diepen kuil, die wy daar vonden, voor
een tyd vaft te zetten , alzoo wy anders
zekerlykr zouden weggewaaid , en het
Qnmogelyk gaande geh ouden hebben.
Wanneer nu deze wind zoo doorblaaft
(dat zomtyds wel ’s morgens, maar
meeft ’snamiddags , hoewel ook wel den
ganfehendag, en ettelyke dagén aan een
gebeurt) zoo wort niet alleen het ftof
van de grond als tot aan den hemel op-
gedreven j maar men ziet’er zelf fteenen
als knikkers onder, die demenfehen met
een groot geweld tegen ’t hoofd geflagen
worden , behälven dat men van wegen
het fto f, dat in de lugt is , by na niet
van zieh zien kan, alzoo ’t de meníchen
indeoogen enmond, en, íchoon de deliren
dan over al gefloten zyn , zoodanig
in alle de huizen waaid, dat zelfs geflo-
tene kaíTen enkabinetten, hoedigt ook,
doorgaans vol ftof leggen.
Ik heb, by het doorfnorren van dezen
vreezelyk fterkenwind, verfcheide boek-
houders, die dan over de ftraat gingen,
zieh van huis tot huis aan de venlters
zien vaft houden, zonder dat zommigen
zieh van ’teene huis na *t andere dorlten
begeven, moetende daar zoo eenigen tyd
ftaan, om een tuflehenpoozing van dezen
wind (die ik dus eens 8 of 9 dagen aan
een even fterk heb zien doorwaajen) af
te wagten , en dan zoo längs de huizen
tot aan hunne wooning heenen te flui-
Pen* . . i Op zulken tyd is ’t uitgaan als verboden,
voor aíaan de juflfersvau rang, die
dan met een zonnefcherm zouden willen
gaan, alzoo die in een oogenblik geheel
na boven toe omwaajen , en in flarden
raaken zou. En wat de mans betreft,
die wegens hun ampt dan in ’tFort, of
elders, moeten zyn, die hebben het dan
(gelyk wy reets getoont hebben) quaad
genoeg.
Die dan van boord na land moeten
roejen, hebben ’t met dien boozen wind
zeer quaad : want die agter in de ichuit
zitten , können zieh van de digt over-
waajende en als overregenende golven
(die zieh als witte lammerkens op die
dan zeer groen zynde zee vertoonen)
onmogelyk droog houden j en fchoon zy
al redelyk digt by ’t Fort of Vlek ten
V . D e e j .
anker leggen , können de ichuitsroejers
’er zomtyds wel 1 of z uuren over bezig
zyn , eer zy hun volk in de Rochebaay
aan land können leveren. Doorgaans
waaid deze wind fterk in de zomermaan-
den, van September tot Maart door, en
in dien tyd ziet men ook doorgaans die
witte wolk ’er boven op -, die zieh , als
de Z. O. wind doorwaajen za l, vooraf
op dien berg vertoont.
Die lang hier aan de Kaap gelegen
hebben, können dien Z. O. wind al van
zeer verre, en zelfs al van de Tygerber-
gen (íchoon vry verre daar af gelegen)
zien aankomen, wetende daar uit by er-
vaarentheid ook lang te vooren te voor-
zeggen, dat die wind binnen körten tyd
waajen zal. Dus heugt het my, dat ik
in ’t jaar 168 f. met den ouden Capitein
Hieronymus Crufe , en met eenige lchip-
pers, van *t ronde bosje (eenfraaje thuin
der E. Maatfchappy ontrent 1 myl van
’t Fort na ’t O. gelegen, en anders Ruften-
burg genaamt) rydende , hy tegen een
van deze fchippers , die zyn aficheid al
volkomen had , enmaar na de wind, die
toen nog N . W. waaide, wagtte, zeide :
Schipper, ryd vry wat aan, want eer wy
aan 7t Fort zyn, zal de wind Z. O. waajen ,
en dan zoud gy wel een töbtonfehoot, om
aanftonts te vertrekken, na uwe kleeren können
krygen, dat ik u niet raaden zou af te
wagten. De fchipper, dithoorende, en
de wind nog N. W . , en de baay vlak
in ziende waajen, .ftont, nevens ons allen,
hierverbaaft over, envraagde, waar aan
zyn E. dit wift te voorzeggen , ’t geen
Hy ons, aanftonts zeer klaar aan die
witte wolken, die van verre al vry fterk
na dien berg quamen aañdry ven, toonde,
waar op dan die fchipper ook aanftonts
op een fterke galop van ons afreed, ter-
wyl wy hem maar zagtkens volgden ;
maar eer wy aan ’cFort quamen, zagen
wy zyn fchip de baay met een fchoone
Z. O. wind al uitzeilen, zoo daf hy, of
fterk aahgereden , of m’et de landfchuic
moet nagevolgt , en zoo aan boord gekomen
zyn.
Hoe fterk nu deze wind in de Tafel-
baay ook doorblaaft , moet men egter
hier nevens zeggen, dat zieh zyn geweld
maar meeft in die baay vertoont, en hoewel
ik den zelven wel eens wat fterk pas
voorby ’t Fort en den W indberg , zelf
tot een ftukweegs O. op , ’ vernomen
hebbe, is het egter Zeker, dat men wat
dieper landwaard in daar niets ter wereld
van weet.
Deeze Tafelberg fchynt van buiten bar
en onvrugtbaar , alzoo men ’er loover
nog gras befpeurt j doch hy is boven
op met zeer goede groente bewaflen.
Ook zyn in de klpöve veel wortels,
hooge boomen, en ruigte, die ik ver-
B fcheide