
Thuin heeft, maar ook een menigte der
zelve, waar van men of niets in alle die
andere thuinen , of immers geenzins iets
Zoo volmäakt, dan hier, virit.
Ik laat dan aan de thuinen der Ouden
en der hedensdaagze liefhebbers, waar 7.y
ook zouden mögen zyn, hunnen juifter,
en aan de andere beroemde thuinen in de
4 deelen der wereld hunne eere , maar
zegge vlak . u it, dat deze thuin aan de
Kaap iets uitmuntends en bekoorlyks
heeft, ’t geen men in geen andere thuinen
op den ganfchen aardbodem ontmoeten
Zal, gelyk ik noit iet diergelyks van eeni-
gen thuin in eenig land gelezen, of ge-
hoort heb , dat in zyn gewigt daar by
zal können ophaalen.
Ik zal dan een begin maaken onzer
befchryving van dezen uitmüntenden
Africaanfchen thuin j te wonderlyker,
om dat men die heeft op den barften uit-
hoek die men zou können vinden.
Vlak voor den zelven längs zyne breedte '
itaat een zeer groot flaavenhuis , zynde
een gebouw met een enkele verdieping,
ontrent 30 voeten hoog, boven plat, 77
treden lang , en 46 diep , waar in een
groot getal flaaven van ae E. Maatfchap-
py , by ons aanwezen op ontrent doo
ftuks begroöt, zieh onthoud, en waar
over een Mandoor en een Onderman-
door ’t gezag hebben , om de zelve
’tzy in de Thuin, ’tzy elders, tot den
arbeid te verdeelen.
Dit flaavenhuis is vaft aan de muur,
die aan de O. zyde längs den thuin een
groot ftuk weegs na den Tafelberg loopt,
en ontrent 11 voeten hoog, van klipftee-
nen opgetrokken , en neemt allenskens,
na ’t opgaan van de weg na den Tafelberg,
ook af, zynde voorby zeker huisje
pas 7 of 8 voeten hoog.
Men gaat aan de O. zyde door een
roote poort in dezen Thuin, ter regter-
and van welk de onderthuinier in een
klein huisje woont. Deze poort heeft
2 pilafters. In ’t frontifpies itaat:
G
1 67p.
Zy beflaat in ’t geheel 19 Mergen lands,
is inj* van mync treden lang , en 293
treden breedt j welke meeting met die
van een myner vrienden, dien ’t ook luftte
dit toen na te paffen, zeer net overeenkomt.
Men heeft in de zelve drie groote wan-
delpaden , die van ’t voornoemd flaavenhuis
na den Tafelberg loopen.
Her middelpad is binnen de boomen
i f treden en buiten de boomen nog ij
trede (behalven de kleine paadjens aan
wederzyden, die yder nog wel i\ en dus
te zamen nog 3 treden beflaan) in ’t geheel
i 8 treden breedt, zynde över al (gelyk
ook de andere wegen ) zeer digt met
roozeboomtiens milchen beiden beplant.
Hetwandelpad aan de. O. kant van den
thuin, by de fteene muur, is 18 treden,
en dat van het Wefterpad , anders het
eikenpad genaamt (om dat men daar een
dreef van enkel fchoone eikenboomen
heeft) is 16 treden breedt, en des zelfs
binnenpad milchen de eilten en de heggen
in , beflaat nog 8 treden , behalven dat
-het aan wederzyden nog een weg van 4
treden heeft 5 buiten welke 3 hoofd-
wandelpaden zieh in de lengte, daar nog
4 körte andere paden in de breedte ver-
toonen,. die yder pas 9 of 10 treden lang,
en 4 of f treden in ’t midden breedt zyn,
die men längs de breedte mede alomme
met een menigte van roozeboomkens tus-
fchen de andere in bezet ziet.
Buiten de wal van dezen Thuin heeft
men , na de kant des Tafelbergs, een
watermoolen,en door dezen ganfchen thuin
van boven tot beneden zeer fchoone ge-
metzelde diepe waterleidingen en gaten,
1 door welke men ’t water , dat van den
Tafelberg komt atftroomen , door de
ganfche thuin leiden ziet, dat ongemeen
veel tot de vmgtbaarheid des zelfs doet.
Aan weerzyden van elk pad heeft men
zeer hooge heggen van uitnemende hooge
fpeklaurier, populier, ook van een wilde
boom , die een zattynblad , van ge-
daante als een wilgenblad , vertoont,
van elzen, en van meer andere boomen,
die alleen maar dienen, om de vrugten,
en andere gewaflchen, ’t zy in de laanen,
*t zy in de byzondere perken van yder'
ibort van boomen, tegen de fWaare val-
winden, die van den Tafelberg in dezen
thuin nederftorten , en anders alles dik-
wils om verre zouden flaan , te dekken.
Binnen deze heggen, die ik wel 23 of 24
voeten gifle hoog te zyn , heeft men in
’t middelpad veel eiken, limoen- citroen-
orangien- en veelerlei andere boomen in
ryen geplant 5 doch de eiken in dit pad,
en die in ’tpad by de muur Haan , zyn
niet boven een gemeen been dik * maar
die in ’t buitenite pad ha ’t Weiten zyn
vry dikker , en ook veel meer in getal,
alzoo hier aan yder zyde 117 eiken ftaan.
Ook ziet men hier en daar, tuflehen de
heggen in , groote cardamomboomen,
of wel eenige andere foorten , daar na
gelykende.
Deze ganfehe thuin nu is verder in
een groote menigte van middelmaatige
byzondere moesvakken , die weer haar
heggen van 7 of 8 voeten hoog hebben,
verdeelt 5 in zommige van welke perken
men niet als fälade, in andere niet als pie-
terzeli, toekruid, en fyne moeskruiaen ,
in andere niet als zuuring, in andere niet
dan kool, in andere niet dan rosmaryn
een
een half mans lengte hoog heeft, in andere
niet dan wortelen, in eenige niet dan
boontjens, en peultjens, in andere niet
dan allerlei bloemen, in andere weer niet
dan byzonder fchoone bloemkool, of
artisjokken, in andere knollen , of wel
konkommers, karooten, en wat dies meer
is, aanqueekt, alle de welke weer met
haare byzondere, doch vry lager, heggen
afgeperkt, en ömheint zyn, om de zelve
voor de valwinden te bewaaren.
' Dus heeft men ook byzondere perken
van allerlei vaderlandfche, en weer byzondere
van Indifche boomen , in yder van
welke geen andere , dan zulk een foort
van boomen, gezien worden.
Men ziet daar een abrikoozen - perk,
een perziken-perk, een queen-perk, een
kaftanien-perk, eenvygen-perk, een ap-
pelen - perk, een peeren - perk, van ge-
meene dito, (en elke foort byzonder) een
kerzen-perk, een granaat-perk, een pifang-
perk, een pompelmoes-perk, een mispel-
perk, een pruimen-perk, een.okker- en
cen haazenooten - perk, waar van alle de
boomen zeer net in ryen , na de konfl
geplant, eri met een byzondere hegge
omzet, en afgezondert zyn.
Dus is ’er ook een perk alleen met allerlei
Medicinale boomen, en ook vakken
om by dezen koninklyken Thuin eenig-
zins vergeleken te worden , alzoo men
alles, wat alle de vermaarde thuinen der
aarde nuts en zeldzaams uitleveren , hier
als in den fchoot van dezen Africaanfchen
Moederthuin kort by een gezamelt ziet.
Een Thuin te gelyk van een ongemeene
groote nuttigheid en verquikking voor
onze en andere vlooten ,< en door zyn
zeldzaame boomen en planteewaflchen,
enverdere natuurlyke cieraaaen onverge-
ly kelyk. Een getuigenis, dat buiten my ,
alle onpartydigen, die dezen Thuin gezien
hebben , en dus ook de Engelfchen en
Franfchen aan den zelven geven 5 en dit is
te wonderbaarlyker, om dat men dit alles
met allerlei Medicinale planten , onder
welke eerfte men den Draakenbloedsboom
( zoo dik als een halve ton) den kamfer-
boom (de moer van alleKaapze kätnfer-
boomen, die op zekeren nacht zeer fchie-
lyk verdort, en uit zyn wortelen zoo,
als men hem nu ziet, weer uitgefproten
is) en een groote menigte van andere
zeldzaame boomen , die in de vier deelen
des aardryks vallen , en my nu niet te
binnen fchietenj alle welke foorten weer
j^der na ’t deel der wereld , daar zy in
vallen , byzonder afgeperkt, en onder-
fcheiden zyn. Daar zyn ook de kaneel-
boom van Ceylon (hoewel in ’t verborgen)
deacmelia, de coffi- enpfiacbe boom, de
arbutus uit Italien (die fchoone doch wat
wateragtige vrugten geeft) enverfcheide
fraaje Madagascaarze boomen. Ook
geeft de Hortus Amßelodamenßs van de
leer Commelyn veel klaare bewyzen hier
af by de overgezonde Kaapze gewaflen.
Men heeft daar perken met olyven-
boomen, moerbefyen-perken, amandel-
J>erken-, poire de bon Cbretien-perken,
affiraanpeeren-perken, burgemotten-per-
ken, rietpeeren-perken, limoen-perken,
en zeer veel anderen, die ik voorby
Ik heb hier verbaazende groote que-
keryen van meloenen , geheele kamers
vol, en ongemeen fchoon, en weergade-
loos fchoone en groote watermeloenen in
menigte gezien, zoo dat alle de thuinen
- en fraaje plantagien , die ik in ons land,
of elders gezien heb, niet waardig zyn,
in een geweft ontmoet, dat van buiten
in den eerlten opflag den vreemdeling zoo
uittermaaten dor, bar, en klippig voor-
komt, en daar men, zoo men zieh aan-
*t einde der zelve na de zeekant wend ,
den heerlykften Thuin ziet, die men zieh
verbeelden kan , terwyl men zieh maar
omkeerende , den barren en klippigen
Tafelberg, met alles wat naar en yflelyk
, zoo naby, en voor zieh heeft.
Men heeft in den zelven de fchoonfle
lommer van allerlei foorten van boomen,
behalven zeer fraaje en luftige prieelen,
daargroente overloopt, endaar men zeer
lang, zonder gevonden te können worden
, verborgen in zitten kan. Ook zyn
’er hier en daar in de paden verfcheide
ruftbankjens onder overdekte en lommer-
ryke plaatzen by deze en gene ruifchende
beekjens, dat aan de. afgefloofde en
icheurbuikzieke vlootelingen een ongemeene
verquikking geeft, gelyk ook het
vermaak van de wandeling in dezen
Thuin op de drie groote paden, voor al
als men van boven af na de rheede ziet,
en zoo na beneden komt, met geen pen
uit te drukken, en nergens by te verge-
lyken is, om dat de natuur en de konft:
hier toe alles, wat verluftigen kan, zoo
volmaakt fchynen byeen gevoegt te hebben,
dät men zieh zelven, terwyl men
dit befohouwt, en aandagtig overweegt,
daar in als verlieft, behalven dat men zieh
ook , hoe meenigmaal- inen daar in zou
mögen gewandelt hebben , noit daar in
ten vollen vergenoegen kan, maar gefta-
dig zieh weder als met een nieuwe luft
aangedaan vind, om weer op nieuw daar
in te wandelen , dat ook daarom altyd
even aangenaam voorkomt, om dat men
’er altyd weer iets in ontdekt, dat men
bevoorens riiet eens opgemerkt, en over
’t heofü gezien had.
Boven aan het middelpad plagt een
fteene (peelhuisje te zyn, aat ’er wel had
mögen blyven ftaan, alzoo daar een ongemeen
vermaakelyk uitzigt op de rheede
is j zoo dat ik met bedenken kan, om
wat reden dit hier van. daan genomen is.
C 2 Over