
zou van ons manvolk begecrt, nog ge-
. zogt worden.
Het is met geen penne te befchry ven,
hoe vuil zy overal aan haar ly f, hoe af-
ibhuwelyk zy befmeert zyn, en hoe af-
gryflelyk, onverdragelyk, en hoe verre
zy hier door in de wind op ftinken, voor
äl als het aangewind is. Zy geven daar
ongemeene preuven van, als zy aan de
ichepen komen, daar zy den Koks-ketel,
met alle Het fmeer, fwartzel, en de vui-
ligheid ’er af te haalen , geheel fchoon
weten te raaaken.
Hunne Hun ordinair gewaad is een fchaapen-
Kleede- vel 1 dat zy in den kouden tyd met de wol
ren. na binnenf, enin den warmen tyd met de
wol na buiten dragen ; doch de mans
hebben nog een byzonder bont zukje voor
lhunne fchaamelheid, en de vrouwen be-
dekken de haare met een byzohder kort
v e l, hoewel zy beide ’er geen fwaarig-
heid in vinden, om, als men hen maar
watbrood, tabak, o f iets anders, datzy
gaarne hebben, geeft, alles bloot enzeer
onbeichaamt te laaten zien. Önder de
vermögende, landwaart in , ziet men wel
dezen en genen, die o f een leeuwen- o f
een cygers- o f een luipaarts-huid, als een
mantel van ftaat en aanzien , om *t ly f
hebben, waarmedezy doorgaans van de
minderen ondericheiden worden.
De vrouwen hebben doorgaans nog een i
vel om de billen , en een menigte. dar- I
men, o f wel eenige riemen , om haare |
beenen, die daar droog aan .worden, en
’er altyd om blyven , behälven dat die !
haar in tyden van grooten hongersnood
wel voor ipyze ( als zy die maar wat op
de koolen gebraaden hebben,) doch in
tyden van vreugde, om onder Jt~danszen
geluid te geven , en ook tegen ’t fteken
aerdoornen, dienen. Alszy nogvryfters
zyn , dragen zy maar eenige roode en
geele biezen om de beenen ; en met ’er
tyd veränderen zy die in riemen o f darmen.
Veele der zelven, b y ’t baaren van haare
kinderen nietwel behandelt zynde, hebben
een ongemak, dat de binnenfte deelen
der Pufoa zieh buiten u it , byna als de
lellevan een kalkoenzen haanvertoonen,
dat van de onkundigen als iets won^ers
aangemerkt wort. Ook teekenen'zydaar
o p, even als .de koejen aan de hoornen,
by ’t krygen van elk kind, met een fchrap,
oflid meer.
Zy hebben doorgaans een hoofddekzel ,
o f een toptnuts, van een yel van een
das , rob, enz. dat boven fpits oploopt,
höedanig bene men by Tachart fol. 66.
zöo net , nevens een Hottentöt ( gelyk
nog z anderen fol. 70. in een andere gellalte)
afgebeeld ziet* dat men het niet
zou können verbetereh.
Beider floffen aan de voeten zyn gemeenelyk
van de huid van eenRhinocer,
o f eenig ander dier, gemaaktj die zy met
riemen aan de voeten vaft maaken.
In hun hair ziet men ftukjes rood K ö per
, Kraalen, G la s , Horenkens, en
andere blinkende flechte cieraaden, hangen
, o f wel niet fmeer en vet aan *t hoofd-
hair geplakt. Ook .verlieren zy7 zieh
met kopere o f met ivoore arm-ringen,
die zy aan de handen en armen dragen.
Hoe z y {ryker van, vee zyn , hoe vet-
ter, hunne Karoflen o f Schapen - vagten7, 9|eraa"
en hoofd - dekzels befmeerd zyn 5 dat men
voor al aan hunne Gapiteyns befpeurd.
Onder de cieraaden der Vrouwen zyn
haare ketens met Kopere en Glaze Koraa-
len, o f van wortelkens,, ook hebben zy
wel Kopere en andere ringen , en dus
al mede oorqierzels van geheele bosjens
met koraalen.
Doorgaans voorzien zieh de Wyven
ook van een groote.zak, van een beeften-
vel gemaakt , die voor hären buyk ge-
bonden is, waar in zy allerley fnuylleryen
bergen.
Haare neusdoek'is de Haart van een
bofcb-.kät, die^y over een ftokjehalen,
waar mede zy ’t^tof, zand,. vliegen, en
alle vuyligheyd, van haar aanzicht vegen.
Hun gewoon voedzel beftaat zeer ael-
deri in vleefch , alzoo zy voor zieh zelT ^ 46,
ven,,alzyn zy nog zoo vee - ry k , zelden
vee , ten waare ziek, te oud, o f gelemd
zynde , zullen dooden 5 maar zy eeten
veeltyds ’tingewand der dieren , o f van
geilagte beeften , daar zy de vuyligheyd
maar. wat uytdouwen , waar na zy het
wat op de koolen leggen , en na dit dat
het vyer maar wat geroken heeft, dus half
raauw maar binnen fl aan.
By tyden van nood aazen zy zelf op
doode Krengen, Z-ee-robben, enNoord-
kapers } als’er nu en dan een aan ftraud
(gelyk wel eens gebeurd is) komen aan-
dryven ; ja de traan der zelve zullen zy
ook indrinken. Ook zyn’er wel tyden,
dat zy , genoodzaakt zynde 2, 3 o f 4
dagen honger te ly den, aan ookwelAli-
kruyken , doode viilchen , Hukken van
hun fchaapenvel , wat op de koolen geiegt,
enzelfs ook wel hunne luyzen voor
wildbraad, doch ten deelen ook uyt een
bittere wraak tegen de zelve , op eeten.
By gebrek van vee gaan zy ook wel op
de Olifants-jacht, welker vleefch z y , na
die gevangen te hebben, ook eeten.
Nu en dan graven zy ook wel eenige
kleene wortelköns uyt de aarde, ( by de
Kruyd - kenners Sifynrickium Africanum
minus angufiifolium, flore minore varie-
gato , genaamd , en dus beter bekend)'
welke in gedaante wel wat na kleene 4juyntjes, en in fmaak, als’ Zy gekooke
ot gerooft zyn , .wel wat na drooge aat;d*
nooteri
nooten gelyken. Zy eeten ook geerne,
brood, en icheeps biichuy t , datzybrok-
wa noemen. Op de vrage , of zy ook
menichen - eeters zyn , zeggen wy ja ,
en men heeft maar de reyze van Georg
Andriefzen na te zien , die fol. 6 zegt,
dat de Hottentots 2 lieden van hun volk
voor hunne oogen vericheurden, en op-
aten.
_ , Hun gemeene drank is water , ook
wel melk van dieren } doch niets drin-
ken zy liever , als Arak , Brandewyn,
en W y n , ja de allerdikfte moer der zelve
flingeren zy al mede na binnen , als een
groote leckerny, en ik heb’er gezien,
die extra£t van Alzem by volle glaazen
uytdronken , hoewel ’t alles aanftonds’er
weer uyt moefl, en dit heb ik den Ko-
ning der Namaquas ettelyke reyzen aan
een zien doen, terwyl hy gedurig, on-
, der ’tovergeven , niet. anders , dan ’t is
myn fchurt niet ( ichuld wilde hy zeggen )
zeer luyd uytriep.
Zeer ilerk zyn zy , zoo mannen als
vrouwen , ook pp den Tabak , en op
hunnen Dacha ( ’tgeen Hennip is ) ge-
lleld, waar van zy een ganfche pyp zullen
uytrooken , zonder dat men eenige
rook uyt hunnen mond ziet gaan , maar
als de pyp ledig is, dan zullen zy al den
rook te gelyk eerft uytblazen.
Ook is het verwonderens weerdig, en
een groot bewys van hunne liefde onder
m alkanderen , dat zy , zoo wyven als
mannen', met hun 4 a f by een zittende
yder een fchuyfje o f een trek van zulk een
pyp doen , en die zoo by een gedurige
overgaveover en weder zullen uytrooken.
s„dheid , z y zyn z o o ° ngemeen !?d, ter be™ .
in ’t loo-dat zy een Peerd in zyn volle loop zullen
pen. byhouden , en zoo wonderlyk gezwind
(gelyk ik 16pf. in een fpiegel- gevecht
van hen in ’tFort gezien heb) om de
pylen van hunne vyanden te ontwyken,
en zieh met een draai op een been zoo ge-
fwind uit de plaats van gevaar tebegeven,
dat men het naauwlyks zou können ge-
looven.
w Zy gebruiken landwaart in doorgaans
enOorlo- ^orte werppylen van 4 o f f voeten lang, i
gen, enmet een yzerfpits, tegen hunnevyan- 1
den, en tegen ’t wild gedierte, en veel-
tyds pyl en b o o g , en by gebrek der
zelve (gelyk ook al de itrandloopers) nu
en dan wel maar ftokken, en fteenen
( daar mede zy zieh ook al ongenieen wel
weten te verdedigen) en ook hazagaayen 5
maar al hun oorlogen zyn meeil om ’t vee,
dat zy malkanderen ontrooven, o f anders
tegen *t wild gedierte, als zy op de oli-
fants- leeuwen- en tyger-jagt gaan; in al
*t welke zy zieh zeer dapper weten te
dragen.
De huisjens, waar in zy woonen, Hellen
zy gemeenelyk in een ronden kring
V. Db i l
o f kraal, om hunne koebeeHen en vee
’savonts in ’tmidden der zelve tegen leeuwen,
luipaards, tygers, en ander wild
gedierte, te bergen, om ’twelk te ze-
kerder te doen , zy groote vuuren daar
ontrent ilooken, die hen ( voor al in den
regentyd) niet belettendaar op egterwel
eenen aanval te doen, om dat ’er dan gebrek
van klein vee voor hen is, gelyk zy
zieh in dien tyd wel niet ontzien, hebben
tot aan ’t Kalleel te komen, en paarde%
bokken, en fchaapen ofte koeyen, van
daar uit de Hallen en Kraalen te haalen.
Wat nu *t fatfoen van hunne huisjens Hu tten'
betreft, ’t zyn maar zeer ligte, läge en en Sped-
boven ronde hutjens , van takken van
boomen, die zy in de grond fteken, en
krom buigen , en die zy met de huiden
van dieren o f oude bieze -matten bedek-
ken. Deze zyn zoo laag, dat men ’er
gekromt en gebogen in Haan moet; ook
is de deur , o f liever ’t g a t , waar door
men in ditdroevig hol kruipt, zoo laag,
en die hut van binnen zoo donker van zieh
zelven, en door den rook van ’tvuur, dat
zy ’er midden in ftooken, dat men moeite
heeft om de deur, en om ’er een goede
plaats in te können vinden , alzoo zy
gewoon .zyn rondom ’tvuur te flaapen,
mannen en vrouwen onder malkanderen,
en dus met 3, 4, o fy huisgezinnen by een
zieh in zoo eene hutte te onthouden,
daar men hen doorgaans in een, dikken
rookdarap met een pyp van hunne Dacha
1 (ofte hennip ) in den mond , tegen de
1 grond voor ’t vuur ziet leggen fmooken,
o f zomtyds op een fpeeltuig met eene
fnaar, als een kleine trompet maryn, o f
op een fluit, ofte tromp, al welke ipeel-
tuigen ik onder hen gezien h eb , ziet
Ipelen. Ook fpannen zy wel een dikke
maar aan een langen krommen boog, aan
welkers einde een veertje is, waar op zy
al aardig fpelen. Van, hunnen huisraad,
die maar in een Hegte pot o f pan , o f in
een moflelichelp ( die hen voor een lepel
dient) beftaat, valt zeer weinig te zeggen.
Wat de mans belangt, die zvn , o d d . •
hun zelven aangemerkt, de luifte fchep- Cenn8
zels, . diemen zieh verbeelden kan, alzoo
zy gewoon zyp niets, o f zeer weinig, te
doen j en dit is ’tlevenvan de regte vrye
Heeren en bezitters der aarde, hoedanig
zyzich zelve noemen, daarzy ons als de
grootfte flaaven der wereld, met onze zoo
net bepaalde en reine wyze van leven,
aanmerken. Zoo ’er wat te werken valt,
dat laaten zy hunne vrouwen doen.
Ik heb’er gezien, die 17 o f 16 jaaren,
en langer , by de Holländers gewoont,
zieh geheel en al reets op zyn Hollands
gekleed, ja zelf met ons, en de Engel-
Ichen, cogten na Indien, en na Holland
gedaan, en dieTaalen al vry wel geleert
O had