
geen bekommering behocfd te hebben ;
hoewel men het ook wel myden lean,
ten zy men he,t van nooden had, om,
b y ’t opftoppen na Palleacatta , in de
bogt te geraken.
Wanneeer men n u ’t R i f van Mazuli-
patam genaakt, zoo heeft men, wegens
de modderige grond, veel wit water al
daar; dog men mag’t egter buy ten vree-
ze ; tot op 6 vadem meteenOofter-gang,
laten doorftaan, tot dat men met een
Noord-welter* cours op de Rhecde van
Mazulipatam komt.
Vandaar, meeft Ooft aan, moetmen
’ t R if van Narfapoer myden, e n ’t op 6
a 7 vadejn een Myl van de wal houden,
en zoo Gocwari'(indien men ’er wezen
moet) aandoen: want anders loopt men
*er tot Bimilipatam toe voorby, alwaar
men i kleene Myl verder z klippen ont-
moet, die wat van de wal af leggcn, die
men öp i 8 a ip vadem buy ten om, en
op 6 a 8 dito binnen door, voorby loopt,
waar na men al längs de wal meeft Noord
Ooft aan geheel zuy v e r , tot aan de Ca-
lappus-of Palmeer-punt, op zo f graaden-
Noorder Brcedtc zeyld , en zoo verder,
o p ’t lood ter diepte van 12, a 14 vadem
gcraakt, van waar mca dan na Pipeli
loopen kan.
Met wat Het loflen en laden der fchepen, als de
Vaartuy-zelve hier op de Rhccdc gekomen zyn
gen mengjat n o g al redelyk gemakkelyk toe, ten
laad.Cn ware ds de wind wat te fterk op de wal
ftaat.
Dit gefchied met verfcheydenerley
Vaartuy gen. Op Nagapatam gebruykt
men Molfiils o f Salengen, Vaartuy gen,
daar geen eene fpyker aan komt, en die
maar met Cayer (touw, van Klappus-
bolfter geraakt) aan een eenaeid ; dog egter
zeer goed, en van drie a vier hegte
ftutten voorzien zyn. Zy buygenbyzon-
der wel tegen de Z e e , en men roeyd *er
met 6 a 8 fcheppers op , en als zy wat te
veel geleden hebben, werden zy een
reys te meer vernaeid, dat voor 3 a 4
fchellingen gedaan werd ; dog men moet
de Inlanders volflagen met deze- hun vaar-
tuygen, die zy beft, gelyk 'zy ook .de
kragt en aanflag van hunne Zee zeer wel
kennen, laten begaan , zoo men, door
hen buyten hun beftek te brengen, hen
nice ver warren, en zieh met alle degoe-
deren in gevaar ftellen wil.
Op Sadraspatam, daar mencenuytfte-
kenden hoek, en geenRievier, dan wel
z mylen ’er bezuyden, heeft; legt men
wat dichter aan aewal, daar’t zeer fterk
aanbrand met de Zee-wind, dat dan meer
moeke geeft.
Op Palleacatta gebruykt men Toni’s ,
om uyt de Rieyier te vaaren, die wel 4
a f laßen door de branding hcnenkomen
flcepeh, alzoo zy, even als de Mofliils, on-
trent 36 a 40 voeten lang, en 8 a pvoe*
ten breed, en hoog en regt op boven water
getimmerd zyn, varende wel 14 a i 5
man op zulk een vaartuyg, waar mede zy
ook,zoo dc wind diend,zeylen konnen.De-
zc zyn boven open, en zonder verdek,
weshalven de goederen altyd met prcfen-
nings, o f geteerde Zeylkleeden, tegen dc
regen, e n ’t klctzen van dc G o lf , moc-
ten gedekt werden. Zoo nudeRievicren
open , en door gebrck van afwatering
(dat men’er veel heeft) niet toegeftopt
zyn , gaat dat loflen nog redelyk gemakkelyk
to e , maar anderzins moeft *t
goed wel een Kanon-fchoot verre over
land na dc Veiling van Palleacatta gedra-
gen werden, daar men, zedert het Hoofd-
Comptoir na Nagapatam verplaatft wierd,
a f bevryd geweeft is.
T o t Mazulipatam heeft men z openin-
gen, de eene Benoordcn het Suri-ofTo-
wac dorp, de andre meeft Beooften de
L o g ie , en *t Crabbegat gcnaamd. De
Tony’s en Zee-Vaartuycen, die men hier
heeft, overtreffen de PaUeacatfc in grootc.
Zy können ook wel 6 a 8 laften, o f
wel 40 a 70 pakken voeren ; maar men •
kan de zelve ’s namiddags niet wel in Zee
krygen, om dat zy gewoon zyn *s morgens
met de Land-wind inZeete iteken,
en met de Zee-wind weer na Land te körnen
, dat vry gemakkelyker toegaat, dan
wanneer zy ’s namiddags tegen de Zec-
wind moeten aandruyzen, dat zy niet
gewoon zyn, hoewel ae Rheede hier well
o f z Mylen van de Logie zeer vlak is.
In Mey, Juni, cn Juli, miflen zy ook de
Zee-wind, in hoedanigen tyd zy het dan
moeten binnen roejen, daar zy niet veel
zin in hebben.
Op Bimilipatam gebruykt men een
kleener flag van Mofliiles, Salengen ge-
naamd, alzoo de Rievier hier meeften
tyd onbequaam is , zoo dat het ’er zomr
tyds al wat op aankomt , om door de
branding te geraken; maar als men den
Inlander hier mede begaan la at, gaat
dat gemakkelyk en zeker toe, omdatzy
het gewoon zyn, en op zyn tyd wakker
weten uyt te halen , om ’er buyten gevaar
door te geraken, als de zwaarfte
branding o ver, o f meeft gebroken is :
want zoo dat niet net op zyn tyd gefchied,
zou men Zeer lic h t ’t onderfte boven, o f
geheel op de zyde geflagen werden ,
daar, zoo men hen begaan laat, niet voor
te vrcezen is.
Al dezen arbeyd doen zy om een zeer Hun
gering loon, trekkende voor een vaar-flccht
tuyg van een laft (dat wel 4 a 7 togtenloon.
op een dag kan doen) pas i z ftuyvers
op zyn minft, en 18 ftuyvers op zyn
meeft, waar a f de mecfter van *t vaartuyg
dp
Waar
van de
Boeren
beitaan.
de helft trekt, en de andre helft de Roe-
jers, die dus niet boven y a 6 ftuyvers
daags können winnen, hoewel dit maar
tuflehen beyden werk en meeft gedwon-
gen is, alzoo zy zieh anders methet vis-
ichen op Kattimaraüws (dat f a 6 balkjes
aan een zyn) erneeren, zynde in ’t gemeen
Makwaas en Perrias, & c : o f ’t veragtlle
zoort van volk , gebooren Malabaaren;
dog Jentiven van geloof.
Die met grooter vaartuygen vaaren
trekkeneenRyksdr., en, na de vaartuygen
zyn, ook wel meer, dat mede op die
wyze als bevorens gezegt is , verdeeld
werd.
En die van Mazulipatam zetten zig
geheel en.al ’er toe om met die Toni’s tc
vaaren, om dat zy ’er gedurig werk mede
vinden,om na Petapoeli,Narfapoer,
Konipgs Landen, die daar gemeenelyk
onder cen Hawaladaar b f Landvoogd
ftaan, behoorlyk beplant en bezaeyd werden
, zy doen kleenö gefchillen ori-
der hen af, zieh met ’t verkoopen van
Ryft enz. en opllellen van alle, con-
traclen bemoejendc , waar in zy vatt
deMoorzeQpper-beilierders gehandhaafd
werden. Vele van deze Moradoors zyn
Bramines van andre gcwellen, daar toc
ontboden , die gemeenelyk Kannekappels
(of fehryvers) genaamd werden , en
gewoon zyn tc beitaan, van dat zy van
alles een nette aanteekening, en rcekc-
ning houden.
Alle deze menfehen zyn nu zedert een Wat
groote menigte van jaaren onder ’ t geweld VoorLic*‘
der Mooren geraakc, die hen zeer ftreng Mora*
onder bedwang houden, Zy zyn meeltdoor**
hier en daar verttroyd , en t’eenemaal zyn«
van Krygsvolk ontbloot, zoo dat zyniec
in ftaat zyn, om iets tegen dezelve te
Goedewari, Wa tar i, en meer andere
daar ontrent gelegene plaatzen, tot Pon-
df toe, Noord aan te vaaren. Mennoemd
deze hier Barragas, dat weer cen ander ondernemen.
geflacht is: zommige der zelve zyn Moors, Zy plagten onder den Koning van Caf-
andrcHeydens; vermitsmehnu ’t ganfeh natica te ftaan, dog die regeerd nuzyne
jaar door op dc Rheede van Mazulipatam Lerfknden van Sadraspatam , tot Arria-
veel Moorze, Jentiefze , en andre in- magon niet meer ; alzoo hy in^de eerfte
landfehe fehepen heeft, zoo leggen hier [tyden verre van daar yerdreven, en zyn
en gemeenelyk daar ook wel 30 a 40|land in de later tyd door Eurangzeeb,
Toni’s.
De Boeren alhier zyn ook zeer arme
lieden , die mede lezen nog fchryven
können, beftaandeof vandenLandbouw
(waar a f zy i trekken) o f van ’t weven
en fchilderen der kleeden , om dat de
Landen om de zwaaredroogtealdaarwel
zes maanden braaak leggen, en hen dus
altyd geen werk geven; dog hoe men
hen aanmerkt, zy zyn hun ganich leven
door maar flaven van de Hawaladaars,
en Landvoogden, die hen geweldig kne-
velen, en verdrukken.
Als zy tot den Landbouw 4 a 6 plocg-
oflen hebben, en van cen kleene houte
ploeg nevens eenige houweclen voorzien
zyn (dat hen 60 a 70 g l : komtte koften)
dan zyn zy gelukkig, alzoo zy dan ten
naaften by dc koft können winnen: want
al hare Kleeden beitaan meeft in een liegt
opperkleedje, en een Commerband, om
hun fchaamte te dekken , hoewel zy
het eerfte minil dragen.Zy branden niet;
dan wat Koejen-mift, die zy laten droo-
gen en met gehakt ftroo mengen. Al
hun huysraat beftaat in eenige aarde
potten, en Ichotels, en kopere beckens.
De vermogenfte hebben zclf een Verve-
wery , o f Schilder-plaats, dog die het
zoo beged niet hebben, gaan op dag-huur
uyt werken.
Benalven deze gemeene Lieden zyn
’er eenige Hoofd-Moradoors, die gc-
fteld werden, om opzigtover den Inländer
te hebben, en om te bezorgen, dat !s
V . D e e l .
o f wel door de N abab, zy nen Veld T^eer ,
ingenomen is , tcrwylhy zelf hier arme-
lyk leefde;
De gelukkigfte van deze Volkeren zyn
d ie , welke onder de E. Maatfchappy
ftaan, alzoo die w e l, opregt,
zagt
behandeld werden.
Schoon zy nu zoo arm, Zoo geringen **un
onnoozql in veel zaaken zyn, heeft m cn ^ ^cr
egter reden om zig over hunne byzöndere nette
zeldzame en egter net gefchikte wyzewy*e
van huyshouden te verwonderen.
De vaderen moeder beftieren het huys-houden.
houden, zoo lang de kinderen Ideen zy n,
d ie , grooter geworden, en getrouwd,
fchoon nog zoo veel kinderen krygende,
alle in eene huyshouding by een blyven ,
eh in veel ruft tot vyftig, en meer Per-
zoonen, zamen leven, fchoon voor die
allen maar een en de zelve pot te vier
gaat.
Na dat de vader en moeder oud, en
tot het beltier van zoo groötCn huysge-
zin onbequaam geworden zyn , vinaen
de kinderen by een eenparig belluyt goed
hare ouders daar van te ontlaften; laiende
hen involkomen ruft hunnen verdei en
levens-tyd doorbrengen, daar zy ook
zeer geerne toc verftaan, alzoo die
hier een gemeene Lands-manier by
allen is.:
Ondertuflchen werd de oudfte zoon
doorgaans als. de Opper-beftierder van
zulk een huysgezin erkend, die de andre:
broederis, ieder , hier o f daar toc^anitelt,
G BE