
ÓDe Hee
Mooricne
Leer ^ -A W A S IC H A N :
(rouvmirur v an H noi mithal .
,*w *«H . _.i TIeidenfche Tempels.
De Bazaar is zeer groot, en net ge-
bouwd, ook ziet men daar ontrent een
zeer fchoone Carawaänlära.
Nä de kant van het gebergte ziet men
de vervallene puyn-hoopen der oudcilad
van dien zelven naam, en de Pagode van
zekeren Heilig , Pier Bahaar, dat is , den
Zee-Heilig genaamd.
Men heeft hier ook alleen maar een
Lands-Munt, daar goude Mooren,zilvre
Ropyen, Peyfen , en ander geld gcfla-
gen werd. _ n
Het voornaamfte cieraad dezer ilad is
Het Pa- het H o f van den Land-Voogd van Ben-
dJLa!d"sala i dat gemeenelyk een van de zoonen
voogd acs grooten Mogols als onder-Koning is.
hier. Men heeft ’er verfcheide fraeje thuinen
en een menigtc van Mesdjidsj en andre
heerlyke gebouwen by,die een ongemeene
luyfter daar aan geven ; onder welke ’t
H o f van eenen Saftachan, wel eer Na-
bab, o f Land-Voogd van Bengale, mede
wel geield mag werden.
Het Hof in zieh zelven is eenfehoon,,
en Vorftelyk gebouw , zeer hoog en
prächtig van fteen opgetimmerd. Het is
Vierkant, e n ’t legt met twee zyden na
' de rievier , en met twee zyden na de
land-kant, in zynen omtrek ontrent van
zooo Xchreden.
Rondom IVUUUUUi ahiveit- zeKe -z-i-e-t —men een
ichoone hoog opgetogen muur, die met
veel Moorze Torentjes, meer tot cieraad,
als tot fterkte, opgeprdnkt is.
Men ziet daar in veel kontiige boogen ,
gewelven , heerlyk-bewerkte pilaaren ,
van allerlei fatzoen , en aan alle deze
werken gecn verguldzel gefoaard, bc-
halven dat men ook verfcheide Solderin-
gen,zeer fraey nahunne wyze befchilderd,
en verfcheide kopere en metale zeer
konftig bewerkte Suylen ziet.
By ieder H o f , want daar zyn ’er
verfcheide b y 'e en , heeft men heerlyke
thuynen, die de fraeyite Europeiiche
Hoven niet behoeventewyken, en ieder
thuyn heeft zyne byzondre fonteynen
en waterleydingen, die zeer koniiig
kruys-wyze dooreen van zeer fraey mar-
mer, Albaft, als ook van blaeuwe en
witte fteen gemaakt, en met veel
fraeye beelteniflen van kopere Leeuwen,
Draken, Olifanten, Rhinocers, en andre
wilde en tamme dicren, vercierd zyn ,
waar uyt ,men licht bevatten kan, dat
men hier aan geen koften ontzien heefc,
en dat dit een Paleis is, weerdigom van
Reyzigers van opmerking gezien te werden
Het is een werk , dat door Sjah
Soufa, broeder van Eurang.Zeeb,, en
gewe-
De ftad
Mongcer.
gewezen onder-Konirig j a f Lafld-Voogd
van Bengale, aangclegt is. •
Als men van deze flad na de ilad Mongeer
, ' dät zelden gefchied , alzoo het
büyten den gemeeneh weg legt, in de
twintig mylen N . W . opgaät, moet men
verfcheide plaätzen, als böurgengel (een
zekere h o e k , o f dorp) Gingeparfaat,
Rampoer, Thiena, Jagcrnaatpoer, Sja-
batpoer , Katsjoewa , Goeram j en de
Tol-plaats, eti tweeden hoek, Panthi genaamd
, .voorby trekken , by welke
laatfte men een heerlyk Moors graf, met
een Hooge muur omringd , een fraeje
Carawaaniara, benevens een kleendorp,
met eenige thüynen, zoo als men den;
berg opgaan wil, en een groote Tamarinde
boom, die binnen een ftecnen ila-
fcetzel geplaatil is, en zieh van Verre als
een bol.werk vertoond, ontmöet.
Het dorp Lay Göla, dat een tol-plaats
is , legt aan de overzyde van de rievier ,
en daar is niet fracys, dan een oud
Vcrvallen Paleys, te zien.
Dit Mongeer is de Hoofd-ilad- van
’tLandfchap van dien zelven naam,daar
een Generaal zyn H o f in een groote
en fterkc Veiling houd -, die , door haar
wcl-gclcgenheid, alleen in ilaat is , om
de ordinairB doörtogt tuflehen Hindocs-
tah, Behaar, eh Bengala te ftremmen,
W dien'weg a f te fluyten.
Wanneer men- *t, gebergte al hooger
opgaät, komt inen, na dat men voorby
eenige dorpen geraakt is, by den derden
hoek , die van ’t gebergte k om t, Pa-
trigatti genaamd. Deze hoek löopt met
een groot fteenagtig R i f in de rievier,
en op ’t eynde van dit R i f is een Mcs-
djid, o f Moorze Tempel, met een witte
iteene niuur omringd. Men heeft ook
een Heidenfche Tempel daar ontrent,
ohtrent welke zieh veel bedel-monni-
ken laten zien.
By den vierden uythoek, Djehaangier
genaamd , die wel y® a 60 treden hoog
is, heeft men een fraeje bemuurde Pagode
, tot welke men met eenige trappen
opgaät.
Beneden, ontrent deze rots, o f uythoek
, is een zeer gevaarlyke maal-
ftroom,die in den regen-tyd vooral zeer
gevaarlyk is , alzoo dan het ilerk af-
ilroonlfend water de vaartuigen ’t on-
defile boven werpt, en veel menfehen
verdrinken doet. ,
By ’t dorp Gorgatje, twee mylen
’er afgclegen, daar men te voet na töe
gaat, heeft men ook het vervallen Paleys
van Djehaan Gier, o f Sulthän Se-
liin, overgroot-Vader van Eurang-Zeeb.
Men kan aan de overblyflels wel zien,
dat het op zyn tyd fraey geweeft iSj
dog de; meiiigvuldige Inlaüdze Oorlogen
"hebben het bedorven j én daar a f niet
anders, däii eenige fraeje böogfen j- Suy-
len,eii hog eenige hooge rnuureh, over-
gelaten. <
Men ziet hier ook een groote fteenc
brug mèt agt fchóone boogen, aan ieder
zyde van welke een fchoone agtkantigè
fteetle Tóorn op ’t eynde ilaat. Dez<j
brugis Jod1 treden lang, en, na ’t zeg-
gen van den Inlander , door Mier T i-
moer, ofTamerlaan, gebouwd.
Dus al verder gaande, trekt men door
de dorpen Katta, Gó la , Killiaanpaar,
Thetta , Haalpoer, Manci, en Herni-
mora , to t. dat üien eyndelyk in de itad
Mongeer komt.
Deze heefl fchoone verhevene witte
muuren, heerlyke Vellingen, en piag-
t ig e , Zoo Moorfche, als Heidenfche
Tempelen.- Zy legt zeer vermakelyk niet
verre yan den Ganges, en beilaat van de
eene zyde van de rievier met een halve
kring Latidwaard in* tot aän de andre
zyde , ptuflchen de 12 a 1 ^000 fchreden.
Men zièt róndom; veèl T orens, bol werken,
en vier poorten ’er aan 5 .dog het is
ommogelyk , öm’ de - zelvè het te be-
fchryven, zòo om dat ons Volk zeér
zeldèn Zoo verre om h o ö g , de fievier
opkomt, als om dat het hen, als z y ’er
al komen, niet gcoorloft. is deze Äad,
"die een grens-ftad is , over al te bezigti-
gen, en, vöor al hiet, om *t een o f *t
ander van de zelve à f te teékenen. Zelfs
zyn ’er voorbeelden (gelyk zekere Meeiler
de Graaf, een Wond-neeler, ondervon-
den heeft) dat eenige Van ons volk dit
met eevaar van hun leven gedaan, en
lang daar over gevangengezeten hebben 5
alzoo zy zulkè lieden voor veripieders
van ’t land aanzien.
Rondom de ilad hèeft men zeer wyde
en diepe; dog droogegrachren, hoewel
z y , by hoog water, voi zyn.
Men kan van de Land-kant ’er niet in
komen^ o f men moet eerft door de Ooft-
o f Land-poort over een dubbie val-brug
döor een klinket, en, na dàt men over
een groot bemuurd pleyn gegaän is ,
door nog een poort, die aan wederzyde
met een grooten fteenen Olifant, met een
Carnak’er op, vercierd is, ’erintrekken.
Aan de we fl,. en aan de Zuyd-kant der
flad, heeft men nog twee poorten van
het zelve fatzoen 5 maar die men in ’c
Noorden heeft, is maar een gemeene
poort, die na de andre niet gelykt.
Aan de Noord-zyde van dezer ilad
heeft men op eenen heuvel een Hciden-
fchétì Tempel binnen de wallen, rondom
welken een plantagie van Calappus cn
andre boomen, en een groot getal van
Moorze graven met een groote Tank ’er
by is.
In