
fi'
s!' '
m imi
I ' i
140
kara-dal; ook in dit laatstgenoemde ontsprìngt eene beek aan den
voet des G.-Salasi, welke in eene noordwestelljke rigting benedenwaarts
vloeit, terwijl eene andere beek zuidooslwaarls van den
G-Mérapi afstroomt ; het uitloozingskanaal van het meer Singkara,
waarin de beide vroeger genoemde beken zich uitstorten, stroorat
daarentegen als Kali-Ambilang naar het oosten.
Zeer opmerkelijk is het, dat de stroomen, ontstaan uit de zaraenvloeijing
der beide hoofdbeken van de vier dalsystemen , welke
uit het centraaldal door dwarskloven of openingen van het gebergte
te voorschijn treden, zich beurtelings de eene naar de zuidwestelijke,
de andere naar de noordoostelijke kust wenden.
De Kik-Singkoeang, geboren uit de vereeniging der A.-Batang
angkola met de A.-Gadis, stroomt naar het ivesten; de Kali-Som
poer, welke haar ontstaan verschuldi^d is aan de zamenvloeljing
der K.-Sabin ajèr en de K.-Soempoer, rigt haren loop naar het
oosfen; de Ksìi-Masang, gevormd door het ineenstroomen der
K.-Alaàn pandang en de K.- Batang agam, wendt zich daarentegen
wesMvis heen, terwijl de K^li-Ambilang, ontstaande uit de
zaraenvloeijing der K.-Tarabangan en K.-Solo in het meer van
Singkara, bare wateren naar het oosten stuwt.
Behalve het plateau van Agam ziet men op de kaart, welke
thans bel onderwerp onzer beschouwing is, de doorsnede van het
bekken, waarin het meer Danoe ligt. Het profiel begint, namelijk,
aan de zuidwestelijke kust bij Tikoe, volgt van daar, al hooger
rijzende, den loop der Kali-Antakan, welke het uitloozingskanaal
is van het meer Danoe; zij stroomt door eene kloof, diedenringwal
van den grooten ketel doorsnijdt. Tot aan het Danoe-meer is
ons profiel naar het west-noordwesten gerigt ; van daar echter loopt
de lijn van doorsnede door het plateau van Agam tot aanPajakombo
in eene oostelijke rigting. Algeraeen genomen, iiet de beschouwer
dezer hoogte-kaart derhalve naar het zuid ten oosten.
Hethellen van het plateau naar het noordwesten heb ik duidelijk
gemaakt, door het afteekenen van den loop der K.-Batang agam,
van het fort de Kock, voorbij Bambang, tot aan Masang. Zij stroomt
door eene kloof, welke ter diepte van 250 à 500 voet in een
II. i.
li"-- (
! fi", .