
Derdc zone. 494 Herste gebicd.
' ifi
If , ,
} -
vrucliten, die te zeer van anderen verschillen, dan dat men ze
daarmede zou kunneii verwisselen. Aan elke soort is een afzonderlijken
bijnaani gegeven, die achler het woord Pasang wordl
geplaatst; deze worden eciiter zoo lierliaaldelijk de een voor den anderen
genomen, dat ik slechts eenigen er van zal opnoemen, die minder
worden verwisseld. Het gaat met de Javanen als niet de botanici in
Europa, wel onderscheiden zlj het geslacht geraakkelijk, maar dit
is niet het geval met de soorten, uithoofde deze inderdaad eene
groote overeenkomst met elkander hebben en bovendien zeer variabel
zijn, naar gelang van de plaats of de hoogte waarop zlj groeijen.
Naar de getuigenis van Miqiiel, die de door mij verzanielde soorten
heeft onderzocht(zie Plant. Jungh-P'^deel, bladz. 8en volg".),heerscht
er in de bestemming der Javasche eiken^oorie«, vooral onder degenen,
welke door D''. Blume zijn beschreven, groote onzekerheid, (1)
waaromtreut ik echter in dit werk niet in nadere ontwikkeling
kan treden. De soorten, wier bestemming door den drukisbekend
gemaakt, — zij zijn 27 in getal, — zal ik hier als werkeltjk verschillende
soorten beschouwen. Reeds vroeger, bij de beschrijving
der eerste zone op bladz. 549, hebben wlj er twee opgeteld, waarvan
ons eene soort, Q. littoralis, zeer twijfelachtig voorkwam. Er
blijven derhalve nog 2S soorten over, welke voornamelijk in deze
derde zone worden gevonden; het zijn: Quercus sundaica, platycarpa,
glaberrima, placentaria, Korthalsii, pallida, induta, costata,
turbinata, sphacelata, pyrifolia en glutinosa BI., laurifolia, varingiaefolia,
polyneura (Pasang oetèr) en thelecarpa (Pasang soesoe) Miq.,
elegans (Pasang lalaki), Pinanga (Pasang pinang of gedé), lineata
(Pasang angrit), Teysmannii (Pasang tjòtjòk), gemelliflora (Pasang
iris), rotundata (Pasang kopia of tapok), pseudomolucca (Pasang
betoel),crassinervia(Pasang pelang)en pruinosa(Pasang minjak) BI..—
Onder de opgenoemde eikensoorten dalen Q. sundaica, platycarpa en
crassinervia het laagst bergafwaarts; in de berg- of heuvelachtige
1
(1) Zeker is het , dat door Dr. G. L. Blume, die de overgangen in de levende natuur
niet heeft waargenomen, vele varieteiten als soorten zijn beschreven en daarentegen werkelijlie
suorten als bloote varieteiten zijn beschouwd. Hierdoor is het tot heden nog moeijelijk
om, met juistheid, te oordeelen over de verbreiding der verschillende soorten, in
verticale rigting genomen.
f
i
5t , .
m m
Derdc zone. 49o Jìerste gebied.
streken van Bantam en Djampang koelon — Preanger-Regentschappen
— worden zij menigwerf reeds ter ho*gte van ßOO voet boven
den Spiegel der zee gevonden, gelijk bij voorbeeld het gevalis aan
de helling des G.-Pajong, die zieh verheft op den uitersten, zuidwestelijken
hoek van Java en welks top slechts 14Ö0 voet hoog
rijst. Quercus platycarpa en crassinervia worden echter in andere
oorden derzelfde landstreek, welke hooger zijn gelegen, (1) zoo
als b. v. in Djampang koelon, ter hoogte van 2 ä 3000 voet in
grooter aantal aangetroifen dan in de laag gelegene gedeelten der
hellingen van den G.-Pajoeng, terwijl Q. sundaica te Pengalengan,
op eene hoogte van 4 ä SOOO voet, in groote menigte voorkomt;
op grond hiervan mag worden aangenomen, dat het aantreffen van
Quercus-soorten, in oorden op eene geringe hoogte boven den Spiegel
der zee gelegen, als eene uitzondering op den regel mag worden
beschouwd, hetwelk afhangt van plaatselLjke omstandigheden:
uithooide er geene bergen worden gevonden, die tot in de derde
zone reiken, ten gevolge -van de geisoleerde ligging der lagere
bergen, die steil afdalen naar de zuider kust, uithoofde''de
wouden, welke dergelijke bergen overschaduwen, zeer digt zijn,
dat bevorderlijk is tot het vormen van nevelen en wölken. Op
Soematra groeit eene der beide soorten, Q. sundaica of pruinosa,
wier vruchten ik niet van elkander kan onderscheiden, opdeheuvelen
nabij Loemoet, welke ter naauwernood 50 voet boven den
Spiegel der nabij liggende zee reiken. Ik vermoed, dat Q. sundaica
en pruinosa slechts verschillende vormen van eene en dezelfde soort
zijn. Uithoofde het mij is gebleken, datQ. pruinosa in het oostelijke
gedeelte van Java nog wordt gevonden ter hoogte van 8 ä 9000
voet, zou zulks ten bewijze strekken, dat vele soorten van het
geslacht Quercus, in eene verticale rigting genomen, zeer verre
zijn verbreid.
Aanmerhing op Quercus pruinosa BI. . Op eenige bergen van het
oostelijke gedeelte van Java, voornamelijk op den G.-Kawi en op
Q"ercns sundaica , Parasponia parviflora ea
van versche.dene andere boomen gadesloeg, scheen het mij toe, dat zij in streken vvaa -
het wäre, voor lief nemen, maar overal, waar hoogere bergen worden gevonden op zulk
eene geringere hoogte nimmer worden aangotroffenr »t v o imu i . o p zuiK
u m