
mm warn
«t
• Ì
Vierde zone. 632 Goenoeng-Ajang.
bladz. 1079 en volg. der Afd.— Dehoogvlakte wanden G.-Ajang
neemt liaren aanvang in het dal der Kali-Piljoro, gelegen tusschen
de bergjukken G.-Tjemoro kéndeng en Pingkang, vanwaar zij inde
rigling van het west-noordwesten en noordwesten van lieverlede
ho°oger rijst; zlj verlieft zieh trapsgewijs en vormt een aantalzeer
zacht hellende, ja voor een gedeelle geheel vlakke platten, terrassen ,
die allengs hoager liggen en waarvan het hoogst rijzende, noordwestelLjke,
ter hoogte van 9207 voet boven den Spiegel der zee wordt
gevonden; het is door een krater van geringe grootte doorhoord en
wordt G.-Argopoero geheeten. De afstand van de K.-Pitjoro tot aan
de G.-Argopoero heeft eene zoodanige uitgestrektheid, dat een reiziger
te voet teil minsle acht uren behoeft, om zieh van de eene
plaats naar de andere te begeven. Alle deze uitgestrekte hoogvlakten,
zacht hellende terrassen, zijn bedekt met eene losse, vruchthare
aarde en hoofdzakelijk begroeid met körte grassoorten, die een
lütmuntend voedergras opleveren; zij hebben al het uiterlijke van
een weideveld, eene grasmat, waarop zieh ver van elkander staande
Tjemoro-hoomen verhelfen. Behalve dit geboomte worden hier en
daar kleine, maar niettemin digt bebladerde boschjes van een
hruinachtig groen waargenomen , die als even zoo vele eilandjes
op de grasmat verrijzen en hoofdzakelijk uit Quercus pruinosa bi.
var. alpina (zie vroeger bladz. 496) bestaan. Weinige andere boomsoorten
komen hier voor, lerwijl de Casuarina daarentegen in grooteren
getale dan alle overige wordt gevonden. Hier geheel afzonderlijk,
eiders in kleine groepen opgewassen, doch steeds op een aanmerkelijken
afstand van elkander geplaatst, bedekken deze boomen het gansche.
gebergte wijd en zijd, waaraan zij al het uiterlijke van een park
bijzetten. Het jonge geboomte is pyramidevormig; maar bij de
oudere boomen gaat deze pyramidevorm meer en meer verloren,
totdat zij eindelijk geene takken meer Schieten dan aan hun top
en alsdan eene meer scherm- of rondachtige, dan spits toeloopende
kroon vormen. Een groot getal oude boomen ligt omgevallen op
den grond, waar hun hont allengs vermolmt.
Op dezen grasbodem, als het wäre een park waarop duizende van
denne- of pijnhoomen zijn geplant, worden de volgende gewassen, hier
en daar tussphen de stammen der Tjemoro's aangetroffen, Onder de
Vierde zoiie. 635 Goeiioeng-Ajaiig.
halfstruikachtige planten worden voornamelijk vijf Soorten opgemerkt,
welke groepsgewijs vereenigd groeijen en kleine, uiterlijk 5 ä 6 voet
hooge Wildernissen vormen, struikboschjes, die echter niet dan op
een groolen afstand van elkander, hier en daar verstrooid worden
gevonden. Hierloe behoort Etlmlia conyzoides l. dg. (Gompositae),
die 2 ä 5 voet hoog opschiet, in habitus veel overeenkomst heeft
met Solidago Virgaurea, echter met purper-lilakleurige bloemen
is gesierd, — de kleine, halfstruikachtige Aw/ eKwa n a saxiifoYw dg.,
die ons reeds vroeger is bekend geworden en zieh kenmerkt door
eene gelijke, bleeke kleur als de boomachtige A. javanica, — eene
4 ä 6 voet hooge Senecio-achtige plant (Gompositae) die gezellig,
digt nevens elkander groeit en fraaije roodachtige bloemtuilen
draagt, (1) — Conyza maxima Zoii, et M. (Gompositae), een struik
met geelachtig bleeke bloemhoofdjes die in tuilen groeijen aan de
spitsen der twijgen, •— maar vooral de bijzonder kenschetsende
Elsholtzia elala Zoll, et m. (Labialae). Deze laatstgenoemde plant,
die wel is waar slechts een halfstruik is, echter 3 äö,ja,menigwerf
8 voet hoog opschiet, groeit op hoog rijzende, drooge, met
gras bedekte berghellingen en wordt in midden- en oostelijk Java
op dergelijke plaatsen overal gevonden; bare Vierkante, aan de
hasis houtachtige stengels zijn roedevormig in takken verdeeld, zij
verheffen zieh lijnregt en gaan aan hunne toppen over in digt
gegroeide, witachtige bloemaren, die even als de benedenvlakte
der bladeren, met viltharen zijn bedekt. Alle deelen dezer plant
kenmerken zieh door een slerk gekruiden, overigens aangenamen
renk, die veel overeenkomst heeft met den geur van Melissen en
zijn eene voorname lekkernij voor de herten. (2) Hier en daar
wordt tusschen de reeds genoemde gewassen een varenkruid
(1) Deze plant werd door mij iusgelijlis op den G.-Kawi en Idjèn aangetroffen {zie Afd. 11.
bladz. 742,1006) en, voor zoo ver ik mij dit kan herinneren, evenzeer op den G.-Ardjoeno
en Tengger. Zij is in mijn herbarium nog niet bestemd en komt in VVestelijk-Java
niet voor.
(2) Vroeger werd deze plant door mij, ofschoon als twijfelachtig, voor? Melissa hirsuta
ß l . gehenden eii beschreven in het Natuur- en Geneesk. Arehief. IL p. 45. — Op bladz.
408, 742, 807 en 1006 der 2de Afd. van dit werk wordt zij onder dezen naamen voor een
godeeite onder den naam van Ocymum aangehaald.