
' a
Eerslo zone. Uorde gobiod.
' f •
I f
. 'i
jeiiJe boomen eene plaats behooren in te rnimen aan deTjeraai-a
l a o e t : Casuarina equisetifolia Forst, (muricata Ro.Kb.); nergens eclilcr
heb ik de strand-Casuarina op Java aangelroffen, hoewel mij door
inboorlingen is •verzekerd, dat zij op eenige plaatsen aan de noorder
kiist van Krawang wordt gevonden.
Pituttsetijhe (»escSiowtvlatg. (Hierloe behoort de plaat,
voorslellende het landschap getiteld: «Zuider kust beoosten Rongkop
», waarvan eene afzonderlijke toelicbting aan het slot dezer
bescbouwing zal worden gevoegd.) — Schilderachtig doet zieh de
steil afdalende rolsmuur der zuider kust aan het oog voor. Het
weelderig groeijende woud strekt zieh uit tot aan de uiterste grens
van het land, ja, Pandaneen hebben hunne wortelen zelfs in den
steil oprijzenden wand geschoten of hellen bij duizenden over den
rand des muurs nederwaarts. Beneden tegen zijn voet klotst de
branding der zee, welke in die slreken zeer diep is; door eeuwen
lange werking heeft zij de kalkrots diep uitgehoold, waarover
het bovengedeelte een geweif voi-mt. Te dezer plaatse is het , dat de
kleine zwaluw Boeroeng {s. Manoek) walet : Hirundo esculenta
L. , wordt gevonden, welke de eetbare nesten bouwt. Wat
de geschiedenis der B. walet betreft, hieromtrent zie de lezer na
Noot 5. — Waar de branding het hevigst kookt en bruist,
waar de zee holen in het gesteente heeft uitgespoeld, daar ziet
raen gansclie zwermen dezer kleine vogels her- en derwaarts
zweven. Zij vliegen opzettelijk door het digtste schuira der
branding, waar dit tegen den rotswand tot stof wordt verdeeld;
blijkbaar is het, dat zij daarin hnn voedsel vinden, hetgeen
waarschljnlijk uit zeer kleine zeediertjes of deelen van zeedieren
(Mollusken) bestaat, welke door de branding op deklippen
reeds zijn verbrijzeld en hier met het schuim der branding raede
opwaarts worden gestuwd. Begeeft men zieh op de uitstekende
rotskaap beoosten Rongkop en zet men zieh neder op den rand
van den rotswand, waar de kleine hut is gebouwd, — zie de
plaat, — dan ontwaart men aan den voet des muurs, die zieh
aan deze zijde verheft, den ingang der Goea-Rongkop. Voigt men
met den blik het spei der zee, die rusleloos nu op- dan neerwaarts
wordt bewogen, dan ziet men, dat de opening van het hol
Herste zone. 273 Uerdi; gcbieJ.
beurtelings onder waler Staat, dan weder er van bevrijd is, terwljl
de zwaluwen met bliksemsnelheid er uit- en invliegen. Ver van de
opening hebben zij hare nesten gebouwd aan het hooge geweif,
het sombere dak van het rotshol. Den oogenblik, dat de naauwe
opening der grot boven den waterspiegel rijst, nemen zij waar
om de grot in of uit te Snellen, alvorens een nieuwe berg van
water haar de gelegenheid daartoe beneemt. Zoo dikwerf eenegrootere
haar nadert, wordt het zeewater snel en onder eendofdreunend
gebulder in de grot gestuwd; bare opening is dan geheel
gesloten. De lucht, in de holte aanwezig, wordt door het
binnendringende water zaämgeperst en oefent van bare zijde
eene tegendrukking uit op het water; — zoodra nu de baar
zieh terugtrekt en de oppervlakte der zee aan den voet des wands
een dal begint te vormen, dan openbaart zieh het uitzettende vermögen
der ingeslotene lucht; het binnengedrongene water, grootendeels
tot stof verdeeld, wordt er wederom uitgestuwd, er uitgehlazen,
de branding, die nog niet beneden de opening is gedaald,
wordt in eene horizontale rigting 2 ä 300 voet ver met geweld
doorbroken en even als de rook uit de monding van een losgebrand
stuk geschut wordt uitgebraakt, zoo schiet nu een zuil vanwaterstof!
met een luid geblaas uit de grot , die weldra door eene
nieuwe baar wordt gesloten. Vertoont zieh daar ginds, opeenigen
afstand van de kust, de diep indigo-blaauwe zee zoo rüstig, blinkt
zij ZOO helder in het zonnelicht, hier daarentegen, aan den voet
van den rotsmuur, kookt en bruischt zij immerdurend. Hier vertoont
zieh het gebroken zonnelicht in elke baar, die tot stof
wordt geklotst, zoo duidelijk en helder, — hier ziet men in elke
zuil, die uit het hol wordt geblazen, de schitterendste regenbogen!
voor het oog neergetooverd.
Eene dergelijke verhevene natuur, waar zulke merkwaardige
verschijnselen worden geboren, waar beurtelings een geblaas
en gesis uit grotten wordt gehoord, en veelkleurige bogen worden
gezien boven de branding, die beurtelings verdwijnen en
wederkeeren, — al hetgeen den Javaan volkomen onverklaarbaar
is, — eene dergelijke natuur moet noodzakelijkerwijze ter
woonplaiits strekken aan bovenaardsche wezens. Het is zeker,
1 3
i
1 f'
f .
'i