
) •
lOerste zone. 258 KuUuur.
Jatroplia niiiltiQdaL —Ki terong badak: Fagraeaaiiviculata jack. —
K e m l» a n g s è p a 10 e : Hibiscus rosa sinensis L.; de Javasche huisbedienden
bezigen zijne roode bloeraen, in plaats van glimmend smeer, oni de
schoenen bunner meesters blinkend te maken. — Kémbang poetra
k o m b a l a : Caesalpinia pulcberrima Sw. — Poön na g a s a r i : Mesua
ferrea L , een fraai boompje. — Dracaenaterminalis L. —Wi jde r s K èmb
a n g b0egan g : zoo worden verscbeidene Clerodendrum-soorten gelieeten,
die even als Tabernaemontana coronaria r. ßr. enGardeniasoorten
— allen struikgewassen—tot sieraad worden aangekweekt.—
Onder de slingerplanten treft men vooral K emb a n g telang : Clitorea
ternateaL. enAr o i k a t i l an: Quanioclit vulgaris chois. in de tuinen
aan.^—^Bomlom de graf l iei ivclci i der kerkhovenverbeft zieh Anj
o e w a n g k a s i n t o e : Sansevieralatifolia BL. ; — de t i i i n e n der Emr
o p e e r s zijn versierd met P i s a n g a j e r : Ravenala roadagascariensis
Adns. en op de Al«ieiiiBlaa4sen «1er dorpem verbreidt de baniaanb
o o m , W e r i n g i n , s. T j è r i n g i n : Ficus benjamineal (Urostigma
M i q . ) , benevens andere dergeUjke Ficus-soorten, met zijn neérwaarts
hangend loofgewelf, de aangenaaraste lommer in een wijden kring
rondom zijn stam, die, als het wäre zaamgesteld uit honderde
ranken en zuilen, menigwerf een verbazenden omvang verkrijgt. (1)
Waar een dier boomen afzonderlijk op eene Aloen-plaats geplant
is, daar wordt er een hek cm geplaatst, of bij wordt door een muur
omgeven; naar men wil, wordt aan deze boomen, sedert den tijd
dat de Hindoe-leer op' Java heeft opgehouden te bestaan, nog eene
zekere mate van godsdienstige vereering toegebragt. — De Dammara
alba Rumph. (Agathis loranthifolia Salisb. ) wordt op Java zeer
zelden aangekweekt; siechts eenige weinige exemplaren heb ik er
van gezien in een tuin aan gene zijde van Pondok gédé, boven
Buitenzorg, op eene hoogte van 1700 voet ; het zijn zeer
hooge, slank gegroeide, piramidale boomen, in gedaante overeenkomende
met de Europesche populieren.
EnliTUURBOODIElr, DIB FRODDCTEN VAN VZ:RSCHII.]:.ENDB ÄARD
OPLEVEREMT, BH hier en daar tusschen de eigenlijke vruehtboomen
(1) Naar men verhaalt, wordt de grootste Weringin-boom, op Java, i n Bantam gevonden
(Tijdschrift V. Neérl. Indie, 111. bladz. 694 en 701.) In een dorp, gelegen aan de noordwestelijke
hßlling des G.-Tjerimai' heb II; een zeer grooten boom van deze soort gezien.
Eorstc zone. 259 Jiultuur.
worden aangetroffen. — Tjangkoedoe: Morinda citrifolia l . ; de hast
zijner wortelen levert de grondstof tot het rood verwen van kleederen.^—
P a t j a r koekoer; Lawsoniaalba Lam.; de bladeren van dezen
boom worden door de Javasche schoonen gebezigd om hare nagels
geel le verwen. Tot het geel verwen bedient men zieh insgelijks
van het hout der Caesalpinia Sappan L. en blaauwe verwstoflen
worden door de inboorlingen bereid uit Marsdenia parviflora ücsn.,
benevens uit verscbeidene Indigofera-soorten.) — Kapok, s. Rand
o e : Gossampinus alba Hmit. (Bombax pentandrum L., Eriodendrum
anfractuosum DG,); aan de horizontaal uitgestrekte, wijdafstaande,
doch kransvormig boven elkander groeijende takken van
dezen boom hangen vruchten, die de gedaante hebben van eene
lange doos en met katoen gevuld zLjn, hetwelk men voornamelijk
bezigt tot het opvullen van matrassen. -— Rarak : Sapidus
Rarak L.DG. , van welks vruchten men zieh bedient, als van zeep,
om le wasschen. — Uit het zaad der vruchten van T a n g k a l a k :
Tetranlhera Roxburghii Nees., wordt olie geperst, die even als was
zekere male van hardheid verkrijgt en gebezigd wordt tot het
vervaardigen van kaarsen. •— De vruchten van Ketapang:
Terminalia Calappa L. , worden als amandelen genutligd en zij leveren
daarenboven olie op. •— Lamp-olie verkrijgt men uit het zaad
van Kémi r i , s. Mo e n t j a n g : Aleurites moluccana w ü i d . , een boom,
welke veelvuldig nog ter hoogte van 3, ja, van 4000 voet in bewoonde
oorden wordt aangelrofifen. •— K e s o e n g k a : Gnelum funiculare
ßi., levert een hast, waaruil touw wordt geslagen, even
als wij vroeger hebben aangemerkt ten opzigle van Gnetum Gnemon
L,, welks vrucht kan gegeten worden. — Bijna in elk dorpsboschje
treft men Ka joe k e lor : Moringa plerygosperma Gann. ,aan;
deze boomsoort, die zeer snel opgroeit, is op zieh zelf beschouwd
van gering nut, maar om baren slam slingeren zieh Iwee verschillende
klimmende Piperaceen, Si r i h bodasen Sirih bèrèm s. :
Chavica Betle en Chavica Siriboa Miq., wier bladeren hei hoofdbeslanddeel
uitmaken van den betel (Sirih), dien de inboorlingen tusschen
de landen malen. Daarloe bezigt men buitendien de noot
der Areca Catechu l., gebluschle kalk en Gambir — zoo wordt
hei sap geheelen, dal men uil den slruik Uncaria (Nauclea) Gami
.i
r "
f