
aSiiäii
Dladz.
Eerste gebied. FJora der kusteii, aan de grens vaii land en zce.
Rliiiopliora-wouden . . . 255.
S(ruil(cn, -svelke in de iiabijheid der Rhizoplioren ¡jroeijcn. . . 257.
Plaatselijke Lescliouwing. (Do Xinderzee cn de Siuipiiigschelp.) . 259.
Ttveede gebied. De kustzoom. Tropische duinflora 260.
Plaatselijke beseliouwing. (De rcusachtige schildpadden in strijd
inet wilde liouden cn tijgers.) 264.
Verde gebied. Flora der ku$tcn. Landwaarts in groeijendc kustwouden
287.
Ondervcrdccliiig. (Iii boenaga en andere boomen). ^ 270.
Plaatselijke besehouvving. (Loodregte kustinuren mct liolen, waarin
zicb eetbaro vogelnestcn bevinden ; vereering der godin Ratoe-
Loro kidoel.) 272.
Vcrklaring derplaat (gezigt op liet landschap:) «Zuider kust beoosten
Rongkop. 275.
Vierde gebied. Flora der streken , gelegen in de nabijheid der kust.
Waaijerpalmwoudeu 276.
Ilet binnenland (vijide tot twaalfde gebied). Vcrschillende bodemsoorten;
nitgestrektheid vanelk afzonderlijk gebied; oorspronkclijke
toestand er van of afhankelijkheid van de kultuur des bodems. 280.
Vijfde gebied. De Rawa-flora. De plantbekleeding der ondiepe, stilstaande
wateren (der gracbten, moerassen cn van hunne oevers). 28-4.
Plaatselijke beseliouwing. (De Rawa-Lakbok.) 288.
Zesde gebied. Graswildernissen (voornamclijk van lioog opgesclioten
Alang alang) 289.
Plaatselijke beseliouwing. (Het Tji-Kaengan dal.) 293.
Zevende gebied. Boschjes, welke in Alang-velden verstrooid voorkörnen
299.
Dieren, welke alliier worden aangetroffen 304.
Aanmerking over de nacbtelijke levenswijze der dieren . . . . 309.
Onderverdeeliiig. Afzonderlijk staande boomen in de Alang-velden,
die niet in groepen verecnigd wasscn 310.
Manjagras en Manjavogels op het plateau van Bandong . . . . 313.
Plaatselijke beseliouwing. Tji-Letoek-vlak(e (met Boeuiboelan e. a.
boomen). ; 315.
Achtsle gebied. Streken met körte grassoorten begroeid (zoowel in
de horizontale vlakten, als op de benedenste gedeelten van zacht
glooijende berghellingcn), welke de plaats bekleeden dernoordsehe
weidevelden 317.
Flora der drooge weidevelden 319.
Voedergras 321.
Ondergebied. De flora der afzonderlijk groeijendc struikcn opdelagere,
met kort gras begroeide bergliellingen 321.
Eladz.
Negendo gebied. De broksgewijs grocijcnde, ongclijkvormige, licrhaaldclijk
in groepen verdecldc bosschen van het drooge, heete
heuvelland (voornamclijk op kalkachtigcn Iiodem) 324.
Struiken cn slingerplanten der steile kalksteenrotsen 327.
Hoogstammigc wouden op naakte kalksteenbankcn; holen in den kalkstecn
en aüengs plaats grijpende vcrnieling dezcr rotscn . . . 829.
Vcrklaring der plaat (gezigt op het landschap :) «Goenoeng-Gamping.» 334.
Loranthaeeen 336.
Gcmengde flora-vormen (mct eene was opleverende Pisang-soort). 337.
Tiende gebied. Aeacia-wouden 339.
Vcrklaring der plaat (landschap:) «Goenoeng-Scwoe.» . . . 343.
Elfde gebied. Djati-wouden 345.
Tivaalfde gebied. Hoogstammigc wouden, die uit velerlci boomsoorten
bestaan: de eigenlijkc schaduwrijke, tropische, oorspronkclijke
wouden. (Onder de boomen komt de voorrang toe aan Ficussoorten
en Anonaccen , ondcr de lianen aan de klimmende, stekclachtige
Rotan- soorteu cn in het kreupelhout beslaan Scitamincen de
voornaamstc plaats.)
Boomen 349.
Eigenaardigc boomen in Oost-Java 355.
Struikcn 357.
Kleinere gcwassen cn lianen, waaronder PCdmo (Rafflesia Palma) c. a. 358.
Boomparasielen 362.
Dieren 363.
Plaatselijke beschouwing. (Widjojo koesoemo-bloem) 365.
Vcrklaring der plaat (gezigt op het landschap:) «G.-Lamongan.» 367.
Ticeede plautenzone. De gematigde luchlstrcck van 2000
tot 4500 voet boven den spiegel der zec.
llare tiit ge strekt hei d 369.
Klimatographische schets: luchtdrukking, luchtwarmtc cn
vochtigheid 370.
Eigenaardighcid van het klimaat der zone 376.
Hevigheid der rcgens mct onweder, die plotscling de tempcratuur doen
dalen. (Grootere vochtigheid cn geringere wärmte der bergen aan
hunne westzijdc, cnz.) 381.
Grootcr verschil tusschen de tempcratuur van den dag en van den
nacht 384.
Ncvellagcn op vlakke, niet met geboomte besehaduwde streken. . 387.
Winden, algemeenc 388.
Winden, plaatselijke; zuidcwind op het plateau Pöngalengan . . 389.
V
\iM